ECLI:NL:RBOVE:2024:4272
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Melaard
- N.J.C. Monincx
- I.M. Schaafsma - Roukema
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak
Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij het Openbaar Ministerie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had ingediend. De vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betrof een bedrag van € 203.953,08. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. K. Durdu, was op de openbare terechtzitting van 29 juli 2024 verschenen. Tijdens deze zitting heeft de officier van justitie zijn standpunt gewijzigd en verzocht om afwijzing van de vordering, omdat hij in de hoofdzaak vrijspraak had gevorderd.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte op 12 augustus 2024 is vrijgesproken van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gegrond. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter mr. M. Melaard en de rechters mr. N.J.C. Monincx en mr. I.M. Schaafsma - Roukema. Het vonnis is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2024, maar de ondertekening door mr. N.J.C. Monincx is niet mogelijk geweest.