ECLI:NL:RBOVE:2024:4271

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
08/306244-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hennepteelt en diefstal van elektriciteit na onvoldoende bewijs

Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 53-jarige man, die werd verdacht van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting op 29 juli 2024, waar de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij te bevestigen.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen van hennep op 7 november 2022 en het stelen van elektriciteit in de periode van 23 juni 2021 tot en met 7 november 2022. Tijdens het politieonderzoek werd een hennepkwekerij aangetroffen in de woning van de partner van de verdachte. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid bij de kwekerij en de rechtbank concludeerde dat de bewijsvoering niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.

Daarnaast was er een benadeelde partij, [benadeelde] B.V., die schadevergoeding eiste van de verdachte. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, wat betekent dat zij hun schadevergoeding alleen via de burgerlijke rechter konden eisen. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de vrijspraak en de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij voortvloeien uit het gebrek aan bewijs tegen de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/306244-22 (P)
Datum vonnis: 12 augustus 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Durdu, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij, [benadeelde] B.V. (hierna: [benadeelde] ), door mr. J.E. de Groot is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 7 november 2022 samen met een of meer anderen, beroepsmatig, hennep heeft geteeld of aanwezig heeft gehad;
feit 2:in de periode van 23 juni 2021 tot en met 7 november 2022, samen met een of meer anderen, elektriciteit heeft gestolen door middel van braak of verbreking.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 7 november 2022 te Kampen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 275 hennepplanten, althans (telkens) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 275 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2021 tot en met 7 november 2022 te Kampen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, hoeveelheden en/of een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde] B.V., in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen hoeveelheden/hoeveelheid elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel braak en/of verbreking;

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld verdachte van de aan hem ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 7 november 2022 heeft de politie in de woning aan de [adres 2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de woning waren twee kweekruimtes ingericht en zijn in totaal 274 hennepplanten aangetroffen. De woning is eigendom van de partner van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ).
Tijdens politieonderzoek voorafgaand aan het aantreffen van de hennepkwekerij is, in de nacht van 5 op 6 november 2022, de auto van verdachte, een Opel Astra (met kenteken
[kenteken] ), hierna: de auto, nabij de woning van medeverdachte [medeverdachte] gesignaleerd. De auto stond geparkeerd op de Noordweg, die haaks is gelegen op de Wttewaall van Stoetwegenstraat. Verdachte deed bij zijn aanhouding op 7 november 2022 vrijwillig afstand van zijn auto. In de auto werden vervolgens twee briefjes aangetroffen. Een briefje met daarop prijzen en aantallen van benodigdheden die in verband kunnen worden gebracht met het knippen en verpakken van hennep en een briefje met daarop prijzen en aantallen van verschillende groeimiddelen die in verband kunnen worden gebracht met het kweken van hennepplanten.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard niets met een hennepkwekerij in de woning van medeverdachte [medeverdachte] te maken te hebben gehad.
Conclusie
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat op grond van het onderliggende strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte actief betrokken is geweest bij de hennepkwekerij in de woning aan de [adres 2] . De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en zal verdachte daarvan vrijspreken.

4.De schade van de benadeelde partij

4.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 46.062,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • netwerkkosten elektriciteit/CAPTAR (€ 1.150,21);
  • uurtarief inspecteur (€ 234,00);
  • kosten netmeting (€ 370,84);
  • elektriciteitsmeter slim (€ 57,54);
  • vooronderzoek en dossieraanleg (€ 64,32);
  • dossierverwerking en aangifte (€ 128,65);
  • opmaken factuur (€ 85,78);
  • afhandelingskosten (€ 128,65);
  • verbruik elektriciteit (€ 41.191,36);
  • (buiten)gerechtelijke kosten (€ 2.651,11).
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de gevorderde vrijspraak, de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen, dan wel dat de benadeelde partij
in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 ten laste gelegde feit. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde] (feit 2) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. I.M. Schaafsma-Roukema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2024.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.