Op 12 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 53-jarige man, die werd verdacht van hennepteelt en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de openbare terechtzitting op 29 juli 2024, waar de officier van justitie en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij te bevestigen.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen van hennep op 7 november 2022 en het stelen van elektriciteit in de periode van 23 juni 2021 tot en met 7 november 2022. Tijdens het politieonderzoek werd een hennepkwekerij aangetroffen in de woning van de partner van de verdachte. De verdachte ontkende echter enige betrokkenheid bij de kwekerij en de rechtbank concludeerde dat de bewijsvoering niet voldoende was om tot een veroordeling te komen.
Daarnaast was er een benadeelde partij, [benadeelde] B.V., die schadevergoeding eiste van de verdachte. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, wat betekent dat zij hun schadevergoeding alleen via de burgerlijke rechter konden eisen. De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de vrijspraak en de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij voortvloeien uit het gebrek aan bewijs tegen de verdachte.