ECLI:NL:RBOVE:2024:4266

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
08-086882-24, 08-044335-24 (ttz-gev), 08-052384-24 (ttz-gev) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen en inbraken met gevangenisstraf

Op 8 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en inbraken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal van een elektrische fiets, diefstal van handgereedschap, en inbraken in woningen. De feiten vonden plaats tussen februari en maart 2024, waarbij de verdachte zich telkens toegang verschafte tot woningen en schuren van slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich op brutale wijze toegang had verschaft tot de eigendommen van anderen, zonder enige respect voor hun privacy. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes jaar geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en zijn verslaving aan drugs. De vorderingen van de benadeelde partijen werden grotendeels niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, geen blijk had gegeven van inzicht in zijn handelen en dat hij een hoog risico op recidive vertoonde.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-086882-24, 08-044335-24 (ttz-gev), 08-052384-24 (ttz-gev) (P)
Datum vonnis: 8 augustus 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. T. der Bedrosian, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08-044335-24
op 7 februari 2024 in [plaats 1] (
primair) al dan niet samen met anderen een elektrische fiets van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) heeft gestolen, dan wel (
subsidiair) die elektrische fiets heeft geheeld;
parketnummer 08-052384-24
steeds op 12 februari 2024 in [plaats 1]:
feit 1:twee handvijlen van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) heeft gestolen;
feit 2:(
primair) heeft geprobeerd in de woning van [slachtoffer 2] in te breken, dan wel (
subsidiair) het besloten erf van [slachtoffer 2] zonder toestemming is binnengedrongen;
parketnummer 08-086882-24
feit 1:op 9 maart 2024 in [plaats 1] in de woning van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) heeft ingebroken;
feit 2:op 9 maart 2024 in [plaats 2] heeft geprobeerd in de woning van [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) in te breken;
feit 3:in de periode van 29 februari 2024 tot en met 1 maart 2024 in [plaats 2] (O) een elektrische fiets van [slachtoffer 5] (hierna: [slachtoffer 5]) heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-044335-24
hij op of omstreeks 7 februari 2024 te [plaats 1], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een elektrische fiets (Brinckers Bretagne M8 LtD Lag), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen elektrische fiets onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 februari 2024 te [plaats 1], althans in Nederland, een elektrische fiets (Brinckers Bretagne M8 LtD Lag), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
parketnummer 08-052384-24
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te [plaats 1] in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan de [adres 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, twee handvijlen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten op/aan de [adres 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meerdere goederen, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, de tuindeuren van voornoemde woning open heeft gemaakt/gebroken met een balk met een stalen punt, althans heeft gepoogd om de tuindeuren van voornoemde woning open te maken/breken met een balk met een stalen punt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te [plaats 1] in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen op/aan de [adres 1], bij een ander, te weten bij [slachtoffer 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen;
parketnummer 08-086882-24
1.
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te [plaats 1] in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres 2], geld (ongeveer 30 euro) en/of een headset (merk Jabra) en/of een smartphone (merk Apple), in elk geval enig geld en/of goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geld en/of goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 9 maart 2024 te [plaats 2], gemeente [plaats 2] (O) bij een woning, gelegen op/aan de [adres 3], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen en/of geld van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, immers heeft hij, verdachte, met één of meer (breek)werktuig(en) getracht één of meer ramen van voornoemde woning te forceren en/of te verbreken teneinde de woning te betreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 februari 2024 tot en met 01 maart 2024 te [plaats 2], gemeente [plaats 2] (O) in/uit een schuur, behorende bij een woning gelegen op/aan de [adres 4], een (dames) E-bike (merk Giant, type Ease-E+), in elk geval enig goed, die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van 08-044335-24 en 08-052384-24 feit 2 kan het primair ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde onder 08-044335-24, 08-052384-24 feiten 1 en 2 en 08-086882-24 feit 2. De raadsman heeft zich ten aanzien van 08-086882-24 feiten 1 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 februari 2024 komt er bij de politie omstreeks 12:30 uur een melding binnen van de zus van verdachte inhoudende dat verdachte rond de woning aan de [adres 5] in [plaats 1] zou zijn om daar in te breken. Meldster heeft live toegang tot de locatiegegevens van verdachte. Op basis van deze locatiegegevens treffen verbalisanten verdachte omstreeks 13:12 uur aan op een elektrische fiets van het merk Brinckers met het framenummer [nummer].
Naar aanleiding van de melding begeven andere verbalisanten zich intussen naar de [adres 5] in [plaats 1] en zij treffen daar een schuur aan waarvan de deuren openstaan. De elektrische fiets van [slachtoffer 1] van het merk Brinckers met het framenummer [nummer] blijkt uit die schuur te zijn weggenomen. De schuurdeuren waren door [slachtoffer 1] slotvast afgesloten. Op het kozijn van de deur worden braaksporen aangetroffen.
Overwegingen
Gelet op het korte tijdsverloop tussen de melding van de zus van verdachte en het aantreffen van verdachte op de fiets van [slachtoffer 1], is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat het verdachte is geweest die in de schuur van [slachtoffer 1] heeft ingebroken en zijn elektrische fiets heeft weggenomen. Daarnaast geeft verdachte geen aannemelijke verklaring voor het voorhanden hebben van die fiets. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd, nu het dossier hiervoor geen bewijs bevat. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 12 februari 2024 omstreeks 13:40 uur komt [slachtoffer 2] thuis in haar woning aan de [adres 1] in [plaats 1] en ziet zij in haar tuin een onbekende man staan. De man is met kracht de tuindeuren aan het forceren met een grote balk met daaraan een stalen punt. Op het moment dat [slachtoffer 2] de politie belt en richting de tuindeuren loopt, laat de man de balk vallen en verlaat hij de tuin door over de afgesloten tuinpoort te klimmen.
Op basis van het door [slachtoffer 2] opgegeven signalement van verdachte, wordt hij enkele minuten later, omstreeks 13:50 uur, aangetroffen in de omgeving van de woning van [slachtoffer 2]. In de jas van verdachte worden twee handvijlen aangetroffen, die door [slachtoffer 2] zijn herkend als haar handvijlen die in haar schuur lagen.
Overwegingen
De rechtbank stelt vast dat de man die [slachtoffer 2] in haar tuin heeft gezien verdachte is geweest nu hij kort daarna nabij de woning is aangetroffen met goederen in zijn bezit die aan [slachtoffer 2] toebehoren. Bovendien voldoet hij aan het door die [slachtoffer 2] opgegeven signalement en is de jas van verdachte volgens de verbalisanten nat en groen, wat passend is bij het schuren langs planten of bomen.
Feit 1
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal van de handvijlen heeft gepleegd, zoals onder feit 1 ten laste gelegd.
Feit 2 primair
Verdachte heeft zich in een tuin van een woning, welke middels een toegangspoort was afgesloten, bevonden en aldaar met een grote stalen balk de tuindeuren van die woning geprobeerd te forceren. Deze gedragingen zijn naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als een begin van de uitvoering van het plegen van een woninginbraak, omdat de gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn op de voltooiing van dat misdrijf. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot diefstal heeft begaan, waarbij hij zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door inklimming.
3.3.3.1 Feit 3
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Tussen 29 februari 2024 en 1 maart 2024 wordt de elektrische fiets van [slachtoffer 5] uit de schuur van haar woning aan de [adres 4] in [plaats 2] weggenomen. Op camerabeelden rondom de woning van [slachtoffer 5] is te zien dat een man in de richting van de schuur loopt. Vervolgens komt diezelfde man vanuit de richting van de schuur gefietst. Verschillende verbalisanten herkennen de man op de camerabeelden ambtshalve als verdachte.
Overwegingen
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal heeft gepleegd, zoals onder feit 3 ten laste gelegd.
3.3.3.2 Feit 1
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 9 maart 2024 wordt er ingebroken in de woning van [slachtoffer 3] aan de [adres 6] in [plaats 1]. Hierbij is € 30,00 aan contant geld, een Apple telefoon en een headset van het merk Jabra weggenomen. Op meerdere deuren en kozijnen worden braaksporen aangetroffen en het dakraam van de woning blijkt opengebroken. Op de camerabeelden bij de woning is te zien dat een man meerdere keren met een tuinschep in een raamkozijn steekt en het raam probeert open te wrikken. De man draagt een camouflagejas en een pet.
De camerabeelden zijn bekeken door meerdere verbalisanten die de man op de camerabeelden herkennen als verdachte.
Overwegingen
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woninginbraak heeft gepleegd, zoals onder feit 1 ten laste gelegd.
3.3.3.3 Feit 2
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
Op 9 maart 2024 vertrekt [slachtoffer 4] omstreeks 17:15 uur met zijn vrouw naar de nabijgelegen supermarkt. Bij terugkomst bij hun woning aan de [adres 3] in [plaats 2] ziet de vrouw van [slachtoffer 4] dat de poort naar de tuin openstaat en dat een man met een pet wegloopt uit hun tuin. Uit de schutting van [slachtoffer 4] zijn meerdere delen weggehaald en op verschillende kozijnen zijn braaksporen te zien. Een buurtbewoner heeft omstreeks 17:45 uur een man met een camouflagejas gezien die bezig was met de schutting van een woning dichtbij zijn eigen woning aan de [adres 7].
Overwegingen
Nu camerabeelden of een duidelijk signalement ontbreken, is de rechtbank van oordeel dat op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd in te breken in de woning van [slachtoffer 4]. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08-044335-24
hij op 7 februari 2024 te [plaats 1], een elektrische fiets (Brinckers Bretagne M8 LtD Lag), die aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen elektrische fiets onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
parketnummer 08-052384-24
1.
hij op 12 februari 2024 te [plaats 1] op een besloten erf waarop een woning stond aan de [adres 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, twee handvijlen, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2.
hij op 12 februari 2024 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning aan de [adres 1], alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meerdere goederen, die aan [slachtoffer 2] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, heeft gepoogd om de tuindeuren van voornoemde woning open te breken met een balk met een stalen punt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 08-086882-24
1.
hij op 9 maart 2024 te [plaats 1] uit een woning, gelegen aan de [adres 2], geld (ongeveer 30 euro) en een headset (merk Jabra) en een smartphone (merk Apple), die aan [slachtoffer 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geld en goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3.
hij in de periode van 29 februari 2024 tot en met 1 maart 2024 te [plaats 2] (O) uit een schuur, behorende bij een woning gelegen aan de [adres 4], een dames E-bike (merk Giant, type Ease-E+), die aan [slachtoffer 5] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 08-044335-24 primair en 08-086882-24 feit 1
telkens het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 08-052384-24
feit 1
het misdrijf: diefstal op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 08-086882-24
feit 3
het misdrijf: diefstal.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen een zeer kort tijdsbestek, namelijk een maand, schuldig gemaakt aan een viertal vermogensdelicten en aan een poging daartoe. Verdachte heeft zich telkens op brutale wijze de toegang verschaft tot woningen, schuren of tuinen van de slachtoffers en heeft vervolgens doelgericht gezocht naar waardevolle goederen. Daarbij heeft verdachte geen enkel respect getoond voor de eigendommen en privacy van de slachtoffers en zich alleen laten leiden door zijn zucht naar geld ter bekostiging van zijn drugsverslaving. Deze feiten zorgen niet alleen voor schade bij de slachtoffers, maar ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte heeft zich van deze gevolgen niets aangetrokken. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van ernstige feiten en rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 29 maart 2024. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten. Deze vermogensdelicten heeft hij gepleegd in Nederland en Duitsland, zijn begonnen in 1985 en betreffen voornamelijk woninginbraken. Bovendien bevond verdachte zich ten tijde van het plegen van de feiten in een voorwaardelijke invrijheidsstelling van een eerder opgelegde gevangenisstraf. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Dit weegt in het nadeel van de verdachte. Uit de documentatie rijst het beeld van een verdachte die óf in detentie verblijft, óf op dievenpad is ter bekostiging van zijn drugsverslaving. Op geen enkel moment heeft verdachte aangegeven de onjuistheid van zijn handelen in te zien. In tegendeel. Zelfs ter zitting heeft hij nog verklaard dat hij wel moet stelen zodra de hulpverlening hem niet direct van een woning en een uitkering voorziet.
De rechtbank ziet dit beeld bevestigd in het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 25 mei 2024. De reclassering spreekt van een actief delictpatroon van vermogensdelicten, dat alleen doorbroken lijkt te worden door detentieperiodes. Hoewel er problemen bestaan op alle leefgebieden, is bij verdachte met name sprake van een zorgwekkende en zorgmijdende houding alsook een hardnekkige verslaving aan cocaïne. Tezamen met het ontbreken van beschermende factoren zorgt dit voor een hoog risico op recidive. Hoewel de reclassering het noodzakelijk acht dat de risico’s worden beperkt en het gedrag wordt veranderd, zien zij hiertoe geen mogelijkheid omdat verdachte zich niet laat begeleiden en zich steeds feller verzet tegen de hulp- en begeleidingskaders die de reclassering kan bieden. Bovendien blijkt uit het vroeghulprapport van 24 mei 2024 dat verdachte niet van plan is te stoppen met het plegen van vermogensdelicten. Ook niet als hij beschikt over een uitkering en een woning. De reclassering adviseert, gezien al voorgaande, om aan verdachte een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan geen andere straf toelaten dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte neemt de consequenties van zijn handelen voor lief. Verdachte had er namelijk na zijn eerdere veroordelingen (meermalen) voor kunnen kiezen om met ondersteuning en hulp van de reclassering, na een klinisch afkicktraject, een nieuwe start te maken. Die keuze heeft hij (herhaaldelijk) niet gemaakt. In tegendeel; verdachte blijft inbreken en stelen. Ter zitting klaagt verdachte dat hij geen hulp krijgt, terwijl hij slechts vraagt om een woning en een uitkering. Bij de reclassering heeft hij daarover overigens verklaard dat als dit geregeld zou zijn, hij nog niet zal stoppen met het plegen van vermogensdelicten. Het enige strafdoel dat nog binnen bereik ligt is daardoor het beschermen van de maatschappij tegen de misdrijven van verdachte, hetgeen maakt dat slechts een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van het onder parketnummer 08-086882-24 feit 2 ten laste gelegde, zal de rechtbank afwijken van de eis van de officier van justitie in die zin dat zij een lagere straf oplegt dan geëist.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat aan verdachte wordt opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 120,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit materiële schade door gederfde inkomsten.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 810,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit materiële schade door de aanschaf van een beveiligingssysteem.
[slachtoffer 5]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 851,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit extra gemaakte kosten door de aanschaf van een vervangende elektrische fiets ter hoogte van € 701,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 150,00 gevorderd.
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 912,23, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- contant spaargeld kinderen € 35,00;
- braakschade deur en keukenraam € 318,23;
- schade aan tv-meubel € 364,00;
- schade aan dressoir € 95,00.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 100,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] in zijn geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De vordering van [slachtoffer 2], het materiële deel van de vordering van [slachtoffer 5] en het immateriële deel van de vordering van [slachtoffer 3] kunnen worden toegewezen. Het immateriële deel van de vordering van [slachtoffer 5] en het materiële deel van de vordering van [slachtoffer 3] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] primair niet-ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel dat deze subsidiair moet worden afgewezen.
De vordering van [slachtoffer 2] en het materiële deel van de vordering van [slachtoffer 3] moeten primair worden afgewezen, dan wel subsidiair niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor wat betreft het immateriële deel van de vordering van [slachtoffer 3] refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hij in het immateriële deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en dat het materiële deel van de vordering moet worden afgewezen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
De door de benadeelde partijen opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. [slachtoffer 3] heeft vermeld dat hij ook schadevergoeding heeft gevraagd bij zijn verzekeringsmaatschappij, waardoor niet duidelijk is of thans nog schade heeft. [slachtoffer 1] heeft onvoldoende onderbouwd of hij de niet gewerkte uren alsnog heeft kunnen inhalen, waardoor hij geen schade zou hebben geleden. Dat [slachtoffer 2] een beveiligingssysteem heeft aangeschaft staat niet ter discussie, maar of dat naar aanleiding van de door verdachte gepleegde strafbare feiten is gedaan is onvoldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partijen om de schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partijen die gelegenheid om die reden niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partijen daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partijen de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
[slachtoffer 5]
De rechtbank zal de vordering afwijzen voor zover deze ziet op de materiële schade. Uit de door de benadeelde partij overgelegde stukken blijkt namelijk niet dat de dagwaarde van de gestolen fiets hoger ligt dan het reeds uitgekeerde bedrag door de verzekering. De door de diefstal geleden schade is aldus reeds door de verzekeraar vergoed. Ook het immateriële deel van de vordering zal door de rechtbank worden afgewezen omdat artikel 6:106 BW geen grondslag biedt voor de gestelde immateriële schade.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 08-086882-24 feit 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 08-044335-24 primair, 08-052384-24 feiten 1 en 2 primair en 08-086882-24 feiten 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-044335-24 primair en 08-086882-24 feit 1
telkens het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 08-052384-24
feit 1
het misdrijf: diefstal op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
parketnummer 08-086882-24
feit 3
het misdrijf: diefstal.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
De vorderingen benadeelde partij van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
- bepaalt dat de benadeelde partijen in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen, en dat de benadeelde partijen de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
- compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij haar eigen kosten draagt;
De vordering benadeelde partij van [slachtoffer 5]
- wijst de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel af;
- veroordeelt de benadeelde partij als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. R.G.J. Gehring, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met de nummers PL0600-2024059664 (08-044335-24), L0600-2024067338 (08-052384-24) en PL0600-2024116418 (08-086882-24). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
08-044335-24
Primair
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 7 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 5-6):
Adres aangever: [adres 8] in [plaats 1].
Ik kan mijn fiets als volgt omschrijven:
- Merk: Brinckers
- Type: Bretagne M8 LtD Lage
- Framenummer: [nummer]
Op 7 februari 2024 kwam ik thuis (de rechtbank begrijpt: in [plaats 1]). Ik zag dat de schuurdeur openstond. Toen ik in de schuur keek zag ik dat mijn fiets niet meer op de plaats stond waar ik hem voor het laatst had achtergelaten.
2.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 7 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 14-15):
Op 7 februari 2024 waren wij belast met noodhulpsurveillance in de gemeente [plaats 1] en kregen het verzoek om te gaan naar de [adres 5]. Wij zagen op de [adres 9] (de rechtbank begrijpt: in [plaats 1]) [verdachte] fietsen op een fiets van het merk Brinckers met framenummer [nummer].
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1], van
7 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 10):
De bewoner (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) gaf te kennen dat hij de schuurdeur slotvast had afgesloten.
Van collega’s die ter plaatse waren kreeg ik te horen dat er op het kozijn van de deur braaksporen zaten. Vermoedelijk waren deze gemaakt met een schroevendraaier of een heggenschaar die ter plaatse werden aangetroffen.
08-052384-24
Feit 1 en feit 2 primair
1
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 12 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 5-6):
Ik doe aangifte van een (poging) inbraak bij onze woning aan de [adres 1] in [plaats 1]. Op 12 februari 2024 omstreeks 13:40 uur kwam ik thuis. Toen ik richting de tuindeuren keek zag ik een man staan. Ik zag dat de man bezig was om de deuren te forceren met een grote balk met daaraan een stalen punt. De man trachtte met kracht de tuindeuren te forceren met als doel om de woning binnen te dringen. De man liep weg richting de achterzijde van de tuin. Ik zag dat de man over de afgesloten tuinpoort klom.
De man zag er erg onguur uit, blanke huidskleur, donkere kleding. Soort platgeslagen
neus.
Naderhand werd ik gebeld door een politiemedewerker. Deze vertelde mij dat er twee handgereedschappen waren aangetroffen bij de aangehouden persoon. Ik kreeg een foto te zien en herkende deze handgereedschappen direct als onze eigendommen.
2.
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 12 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 18-19):
Wij kregen de melding dat er aan de [adres 1] te [plaats 1] een inbraak in een woning gaande was. Wij zijn in de omgeving van de plaats van het incident gaan zoeken naar de man die bij de genoemde woning had getracht in te breken. Wij hoorden dat signalement van deze verdachte was
- man
- onguur persoon
- Zwarte jas
- ongeveer 40 jaar
- geen grote man
- Boksersneus
Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag ter hoogte van de [adres 10] te [plaats 1] een man lopen. Ik herkende de man ambtshalve als zijnde [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] er onguur uit zag en een zwarte jas droeg.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2], van
13 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 14):
Er waren twee vijlen aangetroffen in de jas van verdachte.
4.
Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid onder 5, Sv, te weten het fotoblad in het aanvullend procesdossier (p. 1):
[Afbeelding]
[Afbeelding]
08-086882-24
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens [slachtoffer 5] van 1 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 89):
Ik woon met [slachtoffer 5] aan de [adres 4] te [plaats 2]. Op 29 februari 2024 ben ik in de schuur geweest en zag ik de fiets staan. Op 1 maart 2024 zag ik dat de fiets niet meer in de schuur stond.
Gegevens Elektrisch Damesfiets:
Merk: Giant.
Type: Ease-E+
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] van
11 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 94):
Bestand 4
Ik zie een persoon komen lopen vanaf de openbare weg het steegje in. De persoon loopt langzaam. De persoon omschrijf ik als een man met ingevallen gezicht.
Bestand 5
Ik zie vanuit het steegje in de richting van de openbare weg een persoon fietsen. Dit betreft dezelfde persoon als omschreven bij bestand 4.
3.
Het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar [verbalisant 4] van 5 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 101):
De persoon op still 1 herken ik als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats].
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden zeer goed. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Zijn lange slanke postuur, ingevallen wangen en op vallend grote neus.
4.
Het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar [verbalisant 5] van 5 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 104):
De persoon op still 1 herken ik als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats].
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als agent van politie binnen het basisteam
Twente-Midden. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn voorkomen op de beelden. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
- zijn ingevallen huid rondom zijn oogkas;
- zijn neus;
- zijn puntige kin;
- zijn uitstekende kaaklijn.
5.
Het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar [verbalisant 6] van
6 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 107):
De persoon op still 1 herken ik als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats].
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden als politieambtenaar van basisteam Twente-Midden.
De persoon is ambtshalve bekend als veelpleger en stond regelmatig op diverse briefingdia's.
Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij:
- ingevallen gezicht
- vooruitstekende kin
- lichte baardgroei
- smal postuur.
Feit 1
1.
Het proces verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] van 9 maart 2024 met goederenbijlage, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 45-46, 48):
Op 9 maart 2024 vertrokken wij vanuit onze woning aan de [adres 6] te [plaats 1]. Wij hebben onze woning volledig afgesloten voordat wij vertrokken.
Bij binnenkomst viel het ons op dat het een grote rommel was. Ik liep naar buiten en zag dat er een schep onder de garagedeur stak. Ik zag dat er op de schuurdeur duidelijk schade zat rondom het slot. Ik zag dat het dakraam open stond. Dit dakraam was gesloten op het moment dat we onze woning verlieten.
In de bijlage ‘goederen’ zijn enkele weggenomen goederen nader gespecificeerd:
Object: geld (biljetten)
Totale hoeveelheid: 30 euro
Object: headset
Merk/type: Jabra
Object: smartphone
Merk/ type: Apple
2.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ([adres 2] [plaats 1]), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 83):
Op basis van de camerabeelden en de hierboven beschreven bevindingen, is hoogstwaarschijnlijk dat de dader gepoogd had om de bijkeukendeur te forceren (indrukspoor). Vervolgens heeft de dader een schep uit de kast gehaald, en heeft gepoogd de bij keukendeur te forceren (zandsporen in sluitnaad). Vervolgens heeft de dader, met behulp van dezelfde schep, gepoogd de garagedeur te forceren (schep in sluitnaad). Vervolgens heeft de dader nog een schep uit de kast gehaald, en heeft gepoogd het keukenraam te forceren (zandsporen in sluitnaad +camerabeelden). Vervolgens heeft de dader de houten (tuin)stoel op de container neergezet. Vervolgens heeft hij het dakraam, met behulp van de schep, geforceerd en heeft de woning betreden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijbehorend fotoblad, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] van 13 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 58, 60):
Ik zag een persoon met een pet op zijn hoofd en een camouflagejas. Ik zag dat deze man met een tuinschep bij een raam van de woning aan het wrikken is. Ik zag dat de man het raam niet open kreeg.
[Afbeelding]
4.
Het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar [verbalisant 8] van
11 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 67):
De persoon op still 1 herken ik als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats].
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden. Ik ben inmiddels 27 jaar werkzaam bij de politie, district Twente. In mijn hoedanigheid als brigadier in de uitvoerende dienst ben ik diverse malen in contact gekomen met [verdachte] en heb ik hem gezien en gesproken.
Ik herken hem dan ook aan zijn gehele fysiek, houding, gelaat, opvallend ingevallen gezicht, grote neus en daarnaast herken ik hem aan zijn volledige kleding waarin ik hem zaterdag 9 maart 2024 om 17:03 uur nog heb gezien en gesproken
5.
Het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar [verbalisant 9] van
11 maart 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 76):
De persoon op still 1 herken ik als [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats].
Ik ken hem vanuit mijn werkzaamheden. Op zaterdag 9 maart 2024 heb ik, samen met collega's, [verdachte] gecontroleerd in [plaats 2]. Ik verbalisant zag dat de verdachte dezelfde kleding droeg. Ik herkende hem aan het totaalbeeld van zijn kenmerken. Aan zijn herkenning droegen de volgende specifieke kenmerken bij: houding, gezicht en kleding (pet en jas).