ECLI:NL:RBOVE:2024:4262

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
10944760 \ CV EXPL 24-739
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betalingsachterstand en ontbinding van een leaseovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] N.V. en [gedaagde] over de ontbinding van een operational leaseovereenkomst. [gedaagde] heeft diverse objecten geleased van [eiser], maar heeft de verschuldigde bedragen niet betaald. [eiser] heeft de overeenkomst op 17 november 2023 buitengerechtelijk ontbonden en vordert nu betaling van de achterstallige en toekomstige leasetermijnen, alsook de teruggave van de geleasede objecten. De kantonrechter heeft op 6 augustus 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de leaseovereenkomst, waardoor [eiser] het recht had de overeenkomst te ontbinden. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] grotendeels toe, inclusief de betaling van een bedrag van € 31.078,65 door [gedaagde], alsook de teruggave van de geleasede objecten binnen zeven dagen, op straffe van een dwangsom. Tevens wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van € 2.745,22.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10944760 \ CV EXPL 24-739
Vonnis van 6 augustus 2024
in de zaak van
[eiser] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: DKV B.V.,
tegen
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn het niet met elkaar eens over de ontbinding van een operational leaseovereenkomst. [gedaagde] heeft spullen geleased bij [eiser], maar de daarvoor verschuldigde bedragen niet betaald. [eiser] heeft de overeenkomst daarom buitengerechtelijk ontbonden en wil dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van onder andere alle achterstallige en toekomstige leasetermijnen.
1.2.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] (grotendeels) toe en zal hierna uitleggen waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 februari 2024;
- de conclusie van antwoord van 13 mei 2024;
- de conclusie van repliek van 11 juni 2024.
2.2.
Hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, heeft [gedaagde] niet meer gereageerd.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3. Wat is er gebeurd?
3.1.
[eiser] en [gedaagde] hebben op 11 augustus 2023 een operational leaseovereenkomst gesloten. [gedaagde] heeft de volgende objecten geleased:
- barkruk Bel Air BS28-48 yellow (10x)
- barkruk BS28 yellow (14x)
- BelAir barstool BS28CB red (8x)
- BelAir barstool BS28CB turquoise (8x)
- Belair stoel CO24 red (10x)
- Belair stoel CO24 turquoise (10x)
- Belair stoel CO24 yellow (8x)
- Belair tafel TO21 antique white (4x)
- Belair tafel TO21 antique blackstone (4x)
- Belair tafelblad 70cm zwart (4x)
- Belair tafelblad 70cm antique white (4x)
De prijs bedroeg € 361,80 exclusief btw per maand. [gedaagde] moest dit bedrag per kwartaal vooruitbetalen, dus een bedrag van € 1.085,40 exclusief btw (€ 1.313,33 inclusief btw). Daarnaast moest [gedaagde] eenmalig administratiekosten betalen van € 99,83 inclusief btw.
3.2.
Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van [eiser] van toepassing. Daarin staat onder andere:

11. Ontbinding en schadevergoeding
Indien Lessee zijn verplichtingen niet volledig en/of niet op tijd voldoet/betaalt […], is Lessee direct in verzuim en heeft Lessor het recht, zonder enige verplichting tot ongedaanmaking of vergoeding aan Lessee en onverminderd de overige rechten van Lessor, om het Contract geheel of gedeeltelijk te ontbinden of de nakoming van diens verplichtingen op te schorten.
Bij ontbinding van het Contract heeft lessor het recht op onmiddellijke betaling door Lessee van een schadevergoeding bestaande uit de vervallen nog niet betaalde huurtermijnen en de huurtermijnen die Lessee bij het in stand houden van het Contract gehouden zou zijn te voldoen, vermeerderd met renten en kosten (waaronder de kosten die Lessor moet maken in verband met de ontbinding van het Contract). Ten aanzien van de hoogte van de hiervoor bedoelde schadevergoeding vormt de administratie van Lessor dwingend bewijs; behoudens door Lessee te leveren tegenbewijs. In geval van ontbinding […] van het Contract verliest Lessee het recht op gebruik van het LO(‘Leaseobject’)
en dient het LO door Lessee binnen vijf werkdagen naar Lessor te worden teruggezonden. Indien Lessee het LO niet onmiddellijk doch uiterlijk binnen vijf werkdagen teruggeeft, dan is Lessee een direct opeisbare boete verschuldigd van twee maal de kwartaalvergoeding (huurprijs) die Lessee onder het Contract verschuldigd is met een minimum van 300,00 EUR. […]”
3.3.
[gedaagde] heeft, ondanks aanmaningen van [eiser], de administratiekosten niet betaald en ook de huurprijs sinds het laatste kwartaal van 2023 niet betaald. [eiser] heeft daarom de leaseovereenkomst met ingang van 17 november 2023 ontbonden en [gedaagde] gesommeerd de vervallen en toekomstige huurtermijnen te betalen, en de geleende spullen terug te sturen. [gedaagde] heeft niet aan de sommatie voldaan. Op 15 december 2023 heeft [eiser] [gedaagde] nogmaals gesommeerd tot betaling. Ook maakt [eiser] sindsdien aanspraak op de contractuele boete, omdat [gedaagde] de geleende spullen niet heeft teruggestuurd.

4.Wat vorderen partijen?

Wat vordert [eiser]?
4.1.
[eiser] vordert een verklaring van recht dat de leaseovereenkomst tussen haar en [gedaagde] is ontbonden. [eiser] wil bovendien dat [gedaagde] de geleende objecten binnen 7 dagen in goede staat aan haar moet teruggeven op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 5.000,00. Daarnaast wil [eiser] dat [gedaagde] verschillende bedragen aan haar moet betalen, namelijk:
- € 25.646,70 aan achterstallige en toekomstige huurtermijnen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 14 februari 2024;
- € 763,58 aan wettelijke handelsrente over de huurtermijnen tot 14 februari 2024;
- € 2.170,80 aan contractuele boete;
- € 1.031,47 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Ten slotte wil [eiser] dat [gedaagde] de kosten van deze procedure aan haar vergoedt.
Wat vindt [gedaagde] daarvan?
4.2.
[gedaagde] erkent dat zij een betalingsachterstand heeft laten ontstaan, maar wil niet dat de overeenkomst wordt ontbonden. Als de overeenkomst in stand blijft, zal zij haar verplichtingen op tijd nakomen.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De overeenkomst is rechtsgeldig ontbonden
5.1.
[gedaagde] heeft erkend dat zij een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Zij is daarom tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de leaseovereenkomst met [eiser]. Op grond van artikel 11 van de Algemene Voorwaarden heeft [eiser] door deze tekortkoming het recht de overeenkomst te ontbinden. [gedaagde] heeft niet gesteld dat deze bepaling uit de Algemene Voorwaarden niet van toepassing is of onredelijk bezwarend is. Dat [gedaagde] in het vervolg op tijd wil betalen, maakt niet dat [eiser] de overeenkomst in stand had moeten laten. [eiser] had het recht de overeenkomst te ontbinden op grond van de ontstane betalingsachterstand en dat recht vervalt niet als [gedaagde] alsnog op tijd zou gaan betalen. Bovendien blijkt nergens uit dat [gedaagde] ook daadwerkelijk op tijd kan en zal betalen.
5.2.
[gedaagde] heeft verklaard dat zij wil dat de overeenkomst in stand blijft, maar zij heeft niet uitgelegd waarom de overeenkomst volgens haar in stand zou moeten blijven. Dit had zij bijvoorbeeld kunnen doen door uit te leggen wat de gevolgen van de ontbinding voor haar zijn. Aangezien [gedaagde] niet heeft onderbouwd waarom ontbinding niet gerechtvaardigd zou zijn, is de ontbinding van de overeenkomst per 17 november 2023 rechtsgeldig. De overeenkomst is dus per 17 november 2023 geëindigd.
[gedaagde] moet de leaseobjecten teruggeven en de contractuele boete betalen
5.3.
Op grond van artikel 11 van de Algemene Voorwaarden moet [gedaagde] de geleasede spullen binnen vijf werkdagen na het einde van de overeenkomst teruggeven aan [eiser]. Als zij dat niet doet is zij een boete verschuldigd van twee maal de kwartaalvergoeding. [gedaagde] had de spullen als bedoeld in overweging 3.1. dus uiterlijk op 24 november 2023 moeten terugsturen. Dat heeft zij niet gedaan. [gedaagde] moet de spullen alsnog in goede staat terugsturen aan [eiser]. Aangezien er inmiddels geruime tijd is verstreken sinds de ontbinding van de overeenkomst en [gedaagde] op geen enkele manier heeft laten merken mee te werken aan de ontbinding als die in stand blijft, wordt de gevorderde dwangsom ook toegewezen als extra motivatie voor [gedaagde] om aan haar verplichtingen te voldoen. Bovendien moet [gedaagde] de contractuele boete van € 2.170,80 betalen, omdat zij de spullen niet op tijd heeft teruggestuurd.
[gedaagde] moet de achterstallige en toekomstige huurtermijnen betalen
5.4.
[gedaagde] is bij ontbinding van de overeenkomst direct de achterstallige en toekomstige huurtermijnen verschuldigd aan [eiser] op grond van artikel 11 van de Algemene Voorwaarden. Aangezien de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, moet [gedaagde] de gevorderde huurtermijnen van € 25.646,70 betalen.
[gedaagde] moet ook de buitengerechtelijke kosten en wettelijke handelsrente betalen
5.5.
[eiser] heeft gesteld en onderbouwd dat zij kosten heeft gemaakt om buiten rechte tot een oplossing te komen. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald. Daarom wordt € 1.031,47 toegewezen.
5.6.
Daarnaast moet [gedaagde] de wettelijke handelsrente betalen over de achterstallige en toekomstige huurtermijnen. Het gaat namelijk om een zakelijke overeenkomst tussen twee bedrijven en [gedaagde] is te laat met het betalen van de verschuldigde bedragen. Over de achterstallige huurtermijnen is de rente verschuldigd vanaf de vervaldata van die termijnen. Over de toekomstige huurtermijnen is de rente verschuldigd met ingang van 28 november 2023. [eiser] heeft [gedaagde] in haar brief van 17 november 2023 gesommeerd de huurtermijnen uiterlijk op 27 november 2023 aan haar te betalen. [gedaagde] heeft niet aan die sommatie voldaan. Zij is daarom sinds 28 november 2023 in verzuim en sindsdien de wettelijke handelsrente verschuldigd over de toekomstige huurtermijnen. De wettelijke handelsrente over de achterstallige en toekomstige huurtermijnen vanaf de respectievelijke data tot en met de dag van het vonnis bedraagt € 2.229,68.
Conclusie
5.7.
Gelet op het voorgaand heeft [eiser] de overeenkomst met [gedaagde] rechtsgeldig ontbonden, omdat [gedaagde] een betalingsachterstand heeft laten ontstaan. Door deze ontbinding is [gedaagde] verplicht de geleasede spullen terug te sturen op straffe van een dwangsom. Ook moet zij het volgende betalen:
- achterstallige en toekomstige leasetermijnen
25.646,70
- wettelijke rente tot en met 6 augustus 2024
2.229,68
- contractuele boete
2.170,80
- buitengerechtelijke incassokosten
1.031,47
+
totaal
31.078,65
Gelet op de toewijzing van de geldvorderingen en vordering tot teruggave van de spullen heeft [eiser] geen belang bij de verklaring van recht. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
5.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
1.409,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2,00 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.745,22
5.9.
Het voorgaande neemt niet weg dat [gedaagde] alsnog kan proberen afspraken te maken met [eiser] over aflossing van de achterstand en behoud van de overeenkomst.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 31.078,65, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over € 25.646,70 met ingang van 7 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om de leaseobjecten als bedoeld in overweging 3.1. binnen zeven dagen na aanschrijving daartoe in goede staat aan [eiser] af te geven, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.745,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Scheeper en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.