Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de veroordeelde, die schuldig was bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, die het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde op € 36.600,-- had geschat. De verdediging voerde aan dat het voordeel slechts € 4.500,-- bedroeg, rekening houdend met gemaakte kosten voor crypto-communicatie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 21.100,-- bedraagt, gebaseerd op de verklaringen van de veroordeelde en de bewijsstukken in het dossier. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 420 dagen, mocht de veroordeelde niet aan de betalingsverplichting voldoen.