ECLI:NL:RBOVE:2024:4257

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
08.105288.23
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken

Op 6 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de veroordeelde, die schuldig was bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld, die het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde op € 36.600,-- had geschat. De verdediging voerde aan dat het voordeel slechts € 4.500,-- bedroeg, rekening houdend met gemaakte kosten voor crypto-communicatie. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 21.100,-- bedraagt, gebaseerd op de verklaringen van de veroordeelde en de bewijsstukken in het dossier. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op maximaal 420 dagen, mocht de veroordeelde niet aan de betalingsverplichting voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.105288.23
Datum vonnis: 6 augustus 2024
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
nu verblijvende in: P.I. [locatie].

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 36.600,--.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 25 juni 2024 en 23 juli 2024. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, is op de terechtzitting van 25 juni 2024 verschenen en op de vordering gehoord.
2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de terechtzitting de vordering gewijzigd in die zin, dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op een bedrag van € 34.950,--. De officier van justitie heeft bij de berekening van het gevorderde ontnemingsbedrag het “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e Wetboek van Strafrecht” als uitgangspunt genomen. Op het totaalbedrag heeft zij de bedragen € 1.650,-- en € 1.800,-- in mindering gebracht, omdat uit het dossier onvoldoende blijkt waar deze bedragen betrekking op hebben en de € 1.800,-- mogelijk voor een dubbeltelling in de berekening zorgt.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft samengevat het volgende aangevoerd. Uitgaande van de tenlastelegging en de bekennende verklaring van veroordeelde komt de opbrengst uit strafbare feiten op € 4.950,-- (4.000 + 200 + 450 + 300). Op dit bedrag dienen de kosten die verdachte heeft gemaakt voor het gebruik van crypto-communicatie in mindering te worden gebracht. Veroordeelde heeft naar eigen zeggen € 450,-- betaald voor het gebruik van de telefoon. Het wederrechtelijk verkregen voordeel dient daarom te worden geschat op € 4.500,-- en voor dat bedrag kan ook de betalingsverplichting worden opgelegd.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 6 augustus 2024 veroordeeld, voor zover hier van belang, voor de strafbare feiten:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van witwassen.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de strafbare feiten waarvoor hij onder meer is veroordeeld, te weten het vervoeren en uitvoeren van cocaïne, hasj en hennep(gruis). Ter zitting heeft veroordeelde verklaard dat hij voor het vervoeren van een blok cocaïne en een blok hasj binnen Nederland € 100,-- kreeg en voor het vervoeren van Nederland naar Duitsland € 200,--. Waarbij een blok cocaïne één kilogram bevat en een blok hasj twee kilogram. Het voordeel dat veroordeelde heeft genoten bestaat daarom uit hetgeen hij heeft verdiend met het uitvoeren van die drugstransporten.
De rechtbank heeft in de hoofdzaak vastgesteld dat veroordeelde:
- in de periode van 16 tot en met 22 juli 2020 acht kilogram hasj heeft vervoerd
- op 16 juli 2020 ongeveer twee kilogram hennepgruis heeft vervoerd en afgeleverd en
- op 9 en 10 juli 2020 35 kilogram cocaïne van Nederland naar Duitsland heeft vervoerd.
Uitgaand van de verklaring van veroordeelde ter zitting dat hij met het vervoer van hasj € 100,-- per twee kilogram verdiende, stelt de rechtbank vast dat veroordeelde met het genoemde transport van acht kilogram hasj € 400,-- heeft verdiend.
Veroordeelde heeft ter zitting bekend dat hij met het vervoer van de twee kilogram hennepgruis € 200,-- heeft verdiend.
Afgaand op de verklaring van veroordeelde dat hij per vervoerde kilogram cocaïne naar Duitsland € 200,-- betaald kreeg, stelt de rechtbank vast dat verdachte met het genoemde transport van 35 kilogram cocaïne € 7.000,-- heeft verdiend.
Daarnaast leidt de rechtbank uit een door veroordeelde opgestelde en verstuurde notitie, inhoudende een administratie, af dat veroordeelde zichzelf middels verschillende betalingen, in totaal € 13.500,-- heeft uitgekeerd uit een pot contant geld.
De rechtbank schat het wederrechtelijk verkregen voordeel daarom op € 21.100,-- (400 + 200 + 7.000 + 13.500).
De stelling van de raadsman dat veroordeelde kosten heeft gemaakt voor crypto-communicatie is niet nader onderbouwd en deze kosten komen naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs ook niet voor aftrek op het verkregen voordeel in aanmerking.
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage opgenomen wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 21.100,--.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 21.100,--.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 21.100,--;
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 21.100,-- aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
  • bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op 420 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.
Buiten staat
Mr. Bos en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, team opsporing met nummer PL0600-2023050483. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 25 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Het is rond 17 juli 2020 wel tot een ontmoeting gekomen met de gebruiker van account [accountnaam 1] bij de Primera.
Ik heb met het vervoeren van 2 kilogram hennepgruis op 16 juli 2020 binnen Nederland
€ 200,-- verdiend.
Het zou kunnen dat ik rond 9 en 10 juli 2020 een blok cocaïne heb getest door daarvan een gram uit te koken.
U houdt mij de notitie voor die op 9 augustus 2020 om 09:38:06 uur is gestuurd in het chatgesprek tussen [accountnaam 2] en [accountnaam 1]. Ik heb die notitie geschreven. Het is een overzicht van een pot met contant geld. Ik heb het overzicht gemaakt doordat ik dingen heb bijgehouden.
Voor het vervoeren van een blok cocaïne en een blok hasj binnen Nederland kreeg ik zo’n beetje € 100,-- en met het vervoeren van Nederland naar Duitsland verdiende ik € 200,--. Waarbij een blok cocaïne één kilogram bevat en een blok hasj twee kilogram.
2.
Het proces-verbaal m.b.t. de strafbare feiten in de chatcontacten tussen [accountnaam 2] en [accountnaam 1] van verbalisant [verbalisant 1] van 9 maart 2023, pagina’s 154 tot en met 156, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
3.
Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. SkyECC-contacten tussen [accountnaam 2] en [accountnaam 3] van verbalisant [verbalisant 2] van 17 mei 2023, pagina’s 192 tot en met 196, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
4.
Het proces-verbaal van bevindingen SKY-ECC communicatie tussen [accountnaam 2] en
[accountnaam 4] van verbalisant [verbalisant 2] van 4 mei 2023, pagina’s 236 tot en met 260, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Afbeelding]
(…)
[Afbeelding]
(…)
[Afbeelding]
(…)
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
[Afbeelding]
(…)
[Afbeelding]
(…)
[Afbeelding]
[Afbeelding]
5.
Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. de strafbare feiten in de chatcontacten tussen [accountnaam 2]’ en ‘[accountnaam 1]’ van verbalisant [verbalisant 3] van 30 maart 2023, pagina 298, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[Afbeelding]
6.
Het proces-verbaal identificatie Sky account [accountnaam 2] als [veroordeelde] van verbalisant [verbalisant 4] van 11 april 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
De bijnaam van [accountnaam 2] is onder andere ‘[alias]’. [veroordeelde] heeft tattoos op zijn bovenrug
en elleboog.