Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[eiser 1],
2.
[eiser 2],
[bedrijf 1],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord;
- de brief van de rechtbank van 16 november 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 12 december 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de op die zitting voorgedragen spreekaantekeningen.
3.De feiten
nietsvan u te vorderen heeft op grond van een nu bestaande overeenkomst of andere verplichting (…)”.
4.Het geschil
€ 385,21 aan beslagkosten is gevorderd, maar gelet op hetgeen hierna wordt overwogen gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij.
Het voorgaande neemt niet weg dat een beslissing over de proceskosten nog wel mogelijk is in de onderhavige procedure.
mits het goed dan nog tot de boedel behoort’. In het geval van opheffing van het faillissement wegens gebrek aan baten is het zeer onwaarschijnlijk dat de oorspronkelijk door het beslag getroffen vorderingen niet inmiddels door de curator door inning te gelde zijn gemaakt en dus nog tot de boedel behoren. In het onderhavige geval is volgens de stellingen van [eisers] in ieder geval de door [bedrijf 2] in de procedure tegen [gedaagde] ingediende tegenvordering van ruim € 455.000,00 een door het derdenbeslag getroffen vordering. Uit het openbare faillissementsverslag van 7 december 2023 leidt de rechtbank af dat de curator de betreffende procedure inmiddels heeft overgenomen. De vraag of het faillissement wordt opgeheven bij gebrek aan baten is mogelijk afhankelijk van de uitkomst van die procedure. Hoe dan ook acht de rechtbank de kans nihil dat de curator bij een voor [bedrijf 2] positieve uitkomst van de procedure tussen [bedrijf 2] en [gedaagde] niet tot inning van de betreffende vordering overgaat. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat een herleving van het derdenbeslag – en dus een voortzetting van de onderhavige procedure – niet aan de orde zal zijn. Voor een aanhouding van deze procedure in afwachting van de afwikkeling van het faillissement, zoals [eisers] heeft verzocht, ziet de rechtbank dus geen aanleiding.
€ 173,00+ (plus de verhoging zoals vermeld in de
beslissing)