ECLI:NL:RBOVE:2024:4203

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
11200388 \ CV EXPL 24-1459
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en aanzegvergoeding in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H. Gümüs, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, die niet is verschenen. Eiseres vordert betaling van achterstallig loon en een aanzegvergoeding. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 juli 2024, waarbij alleen eiseres aanwezig was. De kantonrechter heeft verstek verleend tegen gedaagde. De vorderingen van eiseres zijn beoordeeld, waarbij de kantonrechter heeft vastgesteld dat de aanzegvergoeding niet kan worden toegewezen omdat deze niet tijdig is ingediend. Eiseres vorderde ook achterstallig loon over februari en maart 2024, maar de gevorderde bedragen kwamen niet overeen met de loonstroken. Uiteindelijk heeft de kantonrechter een bedrag van € 1.579,13 bruto aan achterstallig loon toegewezen, vermeerderd met vakantiebijslag en wettelijke verhoging. Daarnaast is gedaagde veroordeeld tot betaling van het loon vanaf april 2024 en de wettelijke rente. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke kosten en proceskosten toegewezen, en gedaagde moet binnen veertien dagen deugdelijke bruto/netto-specificaties verstrekken. Het vonnis is uitgesproken op 5 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11200388 \ CV EXPL 24-1459
Vonnis in kort geding van 5 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. H. Gümüs,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bedrijf],
te [woonplaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Namens [eiseres] is een dagvaarding met producties aan [gedaagde] betekend, waarbij [eiseres] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen. Op 22 juli 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiseres] is hierbij verschenen, bijgestaan door haar advocaat. [gedaagde] is niet verschenen, tegen hem is verstek verleend. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Het vonnis is bepaald op vandaag.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot:
I. het betalen van een aanzegvergoeding van € 1.055,09 bruto;
II. het betalen van het achterstallige loon over februari en maart 2024 van
€ 1.679,98 bruto, vermeerderd met de emolumenten waaronder de niet genoten vakantiedagen en de opgebouwde vakantiebijslag;
III. primair het betalen van het achterstallige loon vanaf april 2024 tot de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, of subsidiair het betalen van de niet genoten vakantiedagen en de transitievergoeding, indien de arbeidsovereenkomst niet stilzwijgend is verlengd;
IV. het betalen van de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 Burgerlijk Wetboek (BW) over alle gevorderde loonbedragen onder II en III, vanaf de datum van verzuim tot aan de dag van volledige betaling;
V. het betalen van de wettelijke rente over de onder I, II en III gevorderde bedragen;
VI. het verstrekken van een deugdelijke bruto/netto-specificatie aan [eiseres] voor de periode maart 2024 tot en met juni 2024, binnen 14 dagen na dit vonnis op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag met een maximum van € 2.500,00;
VII. het betalen van de buitengerechtelijke kosten;
VIII. het betalen van de proceskosten (inclusief de nakosten) binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en, voor het geval dat de voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente.
2.2.
[gedaagde] is niet verschenen. Van hem is geen inhoudelijk verweer bekend.

3.De beoordeling

3.1.
Ten aanzien van [gedaagde] zijn de voorgeschreven formaliteiten en termijnen voor oproeping in acht genomen, zodat tegen hem verstek wordt verleend.
3.2.
Een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Uit de stellingen van [eiseres] en de aard van de vordering volgt dat deze spoed aanwezig is.
3.3.
In het geval van verstek wijst de kantonrechter de vordering toe, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomt (artikel 139 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Het gevorderde komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met inachtneming van en behalve het volgende.
Aanzegvergoeding
3.4.
[eiseres] vordert een aanzegvergoeding van € 1.055,09 bruto. Artikel 7:686a lid 4 onder e BW bepaalt dat een verzoek om de werkgever te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding binnen drie maanden nadat de werkgever had moeten aanzeggen - oftewel 2 maanden nadat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou zijn geëindigd - bij de kantonrechter moet worden ingediend. In dit geval had [eiseres] dat verzoek dus uiterlijk 8 mei 2024 ingediend moeten hebben. Dat is niet gebeurd. Daarmee is het recht van [eiseres] om via de kantonrechter betaling van de aanzegvergoeding te vorderen vervallen. De gevorderde aanzegvergoeding wordt daarom afgewezen.
Loon over februari en maart 2024
3.5.
[eiseres] vordert een bedrag van in totaal € 1.679,98 bruto aan achterstallig loon voor de maanden februari en maart 2024 (€ 919,40 voor februari en € 760,58 voor maart). Dit bedrag komt echter niet overeen met het brutoloon dat op de loonstroken van die maanden staat vermeld. Volgens de loonstrook van februari 2024 is het brutoloon voor die maand € 875,82 en voor de maand maart 2024 zou dit, rekening houdend met dat [eiseres] die maand 53 uur heeft gewerkt in plaats van 52 uur, € 703,31 bruto moeten zijn. De kantonrechter zal daarom slechts een bedrag van € 1.579,13 bruto toewijzen.
3.6.
[eiseres] vordert dat het brutoloon van de maanden februari en maart 2024 wordt vermeerderd met de emolumenten, waaronder de niet genoten vakantiedagen en de vakantiebijslag. Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, gaat de kantonrechter ervan uit dat de arbeidsovereenkomst van [eiseres] stilzwijgend is verlengd tot 8 maart 2025 en zij dus nog in dienst is bij [gedaagde]. Hierdoor is er (op dit moment) geen grondslag om de vakantiedagen uit te laten betalen, waardoor dit zal worden afgewezen. Wel wijst de kantonrechter toe dat het loon van februari en maart 2024 wordt vermeerderd met de vakantiebijslag, omdat dit volgens de arbeidsovereenkomst van [eiseres] maandelijks wordt uitbetaald met het loon. Gesteld noch gebleken is dat er nog andere emolumenten zijn, waardoor de vordering wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Loon vanaf april 2024
3.7.
[eiseres] vordert primair dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot het betalen van het achterstallige loon vanaf april 2024 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd. Het loon van [eiseres] is berekend op € 1.055,09 bruto per maand. Nu [gedaagde] daar geen verweer tegen heeft gevoerd, zal het primair gevorderde worden toegewezen. Het subsidiair gevorderde zal buiten beschouwing worden gelaten.
Wettelijke verhoging
3.8.
De gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal worden gemaximeerd en worden vastgesteld op 10% over het reeds verschuldigde loon. De kantonrechter zal de wettelijke verhoging over het op dit moment nog niet verschuldigde loon afwijzen, omdat van enige spoedeisendheid niet is gebleken.
Buitengerechtelijke kosten
3.9.
[eiseres] maakt aanspraak op € 937,75 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim op/na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt verder vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is echter hoger dan het tarief dat volgens het Besluit bij de hoogte van het toegewezen deel van de vorderingen hoort. De kantonrechter zal daarom het bedrag aanpassen en toewijzen tot het wettelijke tarief van € 769,49 (incl. btw).
Bruto/netto-specificaties
3.10.
Voor het verstrekken van deugdelijke bruto/netto-specificaties van de betalen bedragen over de maanden maart 2024 tot en met juni 2024, wordt [gedaagde] een termijn gegeven van twee weken na betekening van dit vonnis. Indien [gedaagde] dit nalaat, is hij de gevorderde dwangsom verschuldigd.
Proceskosten
3.11.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- informatiekosten
0,75
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
Totaal
1.036,75
3.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter in kort geding:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het achterstallige loon over februari en maart 2024 van in totaal € 1.579,13 bruto, vermeerderd met de vakantiebijslag van 8% en de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van 10%,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen het loon van € 1.055,09 bruto per maand vanaf april 2024 tot de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW van maximaal 10% over het loon van de maanden april 2024 tot en met juli 2024,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om over de onder 4.1. en 4.2. gevorderde bedragen de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te betalen vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiseres] deugdelijke bruto/netto-specificaties te verstrekken van de te betalen bedragen over de periode van maart 2024 tot en met juni 2024, op straffe van een dwangsom van
€ 100,00 voor iedere dag dat [gedaagde] ter zake van de verstrekking van die specificaties in gebreke zal blijven, met een maximum van € 2.500,00,
4.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 769,49 aan buitengerechtelijke incassokosten,
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.036,75, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024.