ECLI:NL:RBOVE:2024:4195

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
08.191806.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor seksueel binnendringen van een vrouw in staat van verminderd bewustzijn

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige man veroordeeld tot een werkstraf van 160 uren en een jeugddetentie van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De man werd schuldig bevonden aan het seksueel binnendringen van een vrouw die zich in een toestand van verminderd bewustzijn bevond. De feiten vonden plaats op 4 september 2022 in Steenwijk, waar de verdachte en het slachtoffer elkaar in een café hadden ontmoet. De vrouw had die avond veel gedronken en was niet in staat om haar wil te bepalen of weerstand te bieden tegen de seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks dat hij had gevraagd of de vrouw seks wilde, wist of had moeten weten dat zij niet in staat was om in te stemmen. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en camerabeelden die de toestand van het slachtoffer bevestigden. De verdachte kreeg ook een contactverbod met het slachtoffer en moest een schadevergoeding van € 3.000,- betalen. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de gebeurtenis op haar leven. De verdachte had een verleden van ADHD en een taalontwikkelingsstoornis, wat de rechtbank meebracht in haar overwegingen over de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.191806.23 (P)
Datum vonnis: 1 augustus 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. I.E. Leenhouwers en mr. O. Tokmak, beiden advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens haar door haar advocaat
mr. W.A. Bruinsma-Woudstra is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte seks heeft gehad met [slachtoffer] , terwijl [slachtoffer] op dat moment niet of onvolkomen in staat was haar wil te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 4 september 2022 te Steenwijk, althans in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid,
verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde,
dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of
kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden,
een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] ,
te weten
- het brengen van zijn penis en/of (een) of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en/of
- het likken van de vulva en/of de clitoris van die [slachtoffer] en/of
- het laten aftrekken, althans betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] .

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist, dan wel dat hij willens en wetens de kans heeft aanvaard, dat [slachtoffer] zodanig onder invloed van alcohol was dat zij niet in staat was om in te stemmen met de seks.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft bekend dat hij op 4 september 2022 in Steenwijk seks met [slachtoffer] heeft gehad en dat hij de ten laste gelegde seksuele handelingen met haar heeft verricht. Uit het verhandelde ter terechtzitting en de stukken van het dossier kan de rechtbank niet afleiden dat [slachtoffer] ten tijde van de seksuele handelingen buiten bewustzijn is geweest of dat zij in een fysieke weerloze toestand heeft verkeerd. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [slachtoffer] , ten tijde dat verdachte seks met haar had, door haar alcoholgebruik verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn in de zin van artikel 243 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Dit artikel strekt tot bescherming van kwetsbare personen tegen ernstige seksuele handelingen. Onder kwetsbare personen in de zin van genoemd artikel wordt mede begrepen een persoon die zich in een situatie – tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn – bevindt, waardoor van die persoon in redelijkheid niet kan worden verwacht dat zij weerstand biedt aan seksuele verlangens van een ander. Om tot een bewezenverklaring te komen dient vervolgens te worden vastgesteld of verdachte wist dan wel dat hij willens en wetens de kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] in een zodanige staat verkeerde dat zij zelf niet meer haar wil kon bepalen of daartoe onvolkomen in staat was.
[slachtoffer] heeft zelf verklaard dat zij zich heel erg dronken voelde en zich bepaalde dingen niet meer kan herinneren. Zo weet zij bijvoorbeeld niet meer hoe zij van [café] in [locatie 1] naar het station in Steenwijk is gegaan. Zij zegt hierover: “Dat hele stuk tot het station is één groot gat”. De getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] verklaren allemaal dat zij zagen dat [slachtoffer] in [café] heel erg dronken was. Zij zagen dat omdat [slachtoffer] niet meer op haar benen kon staan en steeds omviel, ze niet meer recht kon lopen en met een dubbele tong sprak. Op camerabeelden van station Steenwijk van het moment dat verdachte en [slachtoffer] aankomen op het station (voordat er seksueel contact heeft plaatsgevonden) is duidelijk te zien dat [slachtoffer] onvast ter been is en dat verdachte haar aan haar arm vasthoudt en door de poortjes richting de toiletruimte leidt.
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene bewezen dat [slachtoffer] zo zwaar onder invloed van alcohol was, dat zij daardoor in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde dat zij in onvoldoende mate haar wil kon bepalen over het verrichten en dulden van seksuele handelingen met verdachte. Haar eigen verklaring daarover acht de rechtbank authentiek en betrouwbaar en die betrouwbaarheid is bovendien niet ter discussie gesteld door de verdediging.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte – minst genomen – willens en weten de kans heeft aanvaard dat [slachtoffer] in een toestand van verminderd bewustzijn verkeerde. Dit leidt de rechtbank in het bijzonder af uit hetgeen te zien is op de camerabeelden van station Steenwijk en de hiervoor genoemde getuigenverklaringen over de toestand van [slachtoffer] . Niet alle getuigen kenden [slachtoffer] goed, maar toch was voor hen allen duidelijk dat zij heel erg dronken was. Naar het oordeel van de rechtbank is op de camerabeelden ook voor een ieder duidelijk waar te nemen dat [slachtoffer] zo dronken was dat zij daardoor in een staat verminderd bewustzijn verkeerde, zodat het niet anders kan dan dat verdachte dat op dat moment ook heeft moeten kunnen waarnemen. Daar komt bij dat getuige [getuige 4] heeft verklaard dat verdachte tegen haar zei dat hij [slachtoffer] naar huis ging brengen, omdat [slachtoffer] zo dronken was. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het gegeven dat verdachte [slachtoffer] heeft gevraagd of ze seks wilde en dat zij daarop met “ja” zou hebben geantwoord maakt dat niet anders. De rechtbank is – ervan uitgaande dat een en ander heeft plaatsgevonden – van oordeel dat het met een ‘ja’ antwoorden op deze vraag niet aan een bewezenverklaring in de weg staat, omdat zij op dat moment niet in staat was haar wil te bepalen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 september 2022 te Steenwijk, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn penis en/of (een) of meer vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer] en
- het likken van de vulva en/of de clitoris van die [slachtoffer] en
- het laten aftrekken, althans betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 243 Sr (oud). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf: met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast. Hij heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende jeugddetentie en een jeugddetentie voor de duur van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden een contactverbod met [slachtoffer] en een locatieverbod voor de straat waar zij woont, te worden verbonden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat toepassing van het jeugdstrafrecht passend is. Zij heeft bepleit aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Indien een taakstraf wordt opgelegd, dient bij het bepalen van de hoogte daarvan rekening te worden gehouden met de beperkingen van verdachte. De raadsvrouw verzoekt geen contact- en/of gebiedsverbod als bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat de straat waarin [slachtoffer] woont op [omschrijving] en verdachte daardoor niet kan deelnemen aan bepaalde activiteiten in [locatie 2] . Verdachte wil bovendien geen contact meer met [slachtoffer] .
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het hebben van seks met [slachtoffer] , terwijl zij in zodanige toestand was dat van haar niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan seksuele verlangens van een ander. Verdachte en [slachtoffer] hadden elkaar die avond leren kennen in de kroeg en verdachte zou [slachtoffer] naar huis brengen, omdat zij te veel had gedronken. In plaats van naar haar huis te gaan, zijn zij naar het station in Steenwijk gefietst, waar zij in de toiletruimte seks hebben gehad. Verdachte heeft, gebruikmakend van de kwetsbaarheid van [slachtoffer] door de situatie waarin zij zich bevond, misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [slachtoffer] in hem had gesteld. Verdachte heeft daarbij zijn eigen lustgevoelens voorop gesteld en door zijn handelingen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] die zich, in de situatie waarin zij zich bevond, gevrijwaard had moeten weten van elke seksuele handeling. Uit de slachtofferverklaring, die [slachtoffer] op de zitting zelf heeft voorgelezen, is op indringende wijze naar voren gekomen dat die avond grote impact op haar heeft gehad en het is niet ondenkbaar dat zij hier de rest van haar leven last van blijft houden. De rechtbank neemt verdachte dit alles zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
Voor wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank rekening met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 19 januari 2024, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. Uit dit rapport komt naar voren dat verdachte in het verleden is gediagnosticeerd met ADHD en een taalontwikkelingsstoornis en dat hij in verband daarmee speciaal voortgezet onderwijs heeft gevolgd. Op basis van zijn scholingsachtergrond en werksituatie bestaan vermoedens dat ook sprake is van een beneden gemiddeld intelligentie niveau. De reclassering acht het niet ondenkbaar dat verdachte door de combinatie van zijn problematiek sociale situaties niet altijd naar behoren weet in te schatten, maar of dit ook een rol heeft gespeeld bij onderhavige incident kan niet worden vastgesteld. Ook kan niet worden vastgesteld of sprake is van een verminderde toerekeningsvatbaarheid bij verdachte, maar de reclassering sluit dit niet uit.
Vanwege het beperkte intelligentieniveau, de beperkte impulscontrole en het feit dat verdachte zeer ontvankelijk is voor pedagogische beïnvloeding vanuit het gezin en/of volwassenen in algemene zin, wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij onvoldoende aanknopingspunten zien om tot een plan van aanpak gericht op recidive vermindering en/of gedragsverandering te kunnen komen.
De rechtbank neemt de gronden waarop het advies ten aanzien van het toepassen van jeugdstrafrecht rust over en is van oordeel dat het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast. Hoewel het door deskundigen niet is onderzocht komt de rechtbank op grond van de actuele diagnostiek, zoals die uit het reclasseringsrapport blijkt en de behandeling ter terechtzitting – overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging – tot het oordeel dat het bewezen verklaarde in licht verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank eveneens gelet op het strafblad van verdachte van
25 april 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De op te leggen straf
Rekening houdende met wat in soortgelijke zaken aan straffen wordt opgelegd en gezien de ernst van het gepleegde feit, acht de rechtbank het passend aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen vervangende jeugddetentie. De rechtbank verbindt aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde dat verdachte geen contact mag hebben met [slachtoffer] en bepaalt de proeftijd op twee jaren. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, geen aanleiding om daarnaast ook nog een locatieverbod als bijzondere voorwaarde op te leggen.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 6.750,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico zorgverzekering € 352,--;
- reiskosten € 198,--;
- toekomstige reiskosten € 200,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 6.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de gehele vordering toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in verband met de door haar bepleitte vrijspraak, primair gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat de vordering voor zover die betrekking heeft op materiële schade moet worden afgewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat de gemaakte kosten voor therapie in rechtstreeks verband staan tot het ten laste gelegde.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De onder de posten ‘eigen risico’, ‘reiskosten’ en ‘toekomstige reiskosten’ opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadeposten alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt, aard en ernst van de normschending mede in aanmerking genomen, vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden: zij heeft ten gevolge van het incident slaapproblemen, flashbacks en paniekaanvallen. Ook vindt zij het tot op heden moeilijk om met mensen om te gaan en ze te vertrouwen. De rechtbank stelt in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval en de gegeven onderbouwing, de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 3.000,--. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 77c, 77g, 77i, 77m. 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:met iemand van wie hij weet dat zij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
92 (tweeënnegentig) dagen;
- bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2005, ook niet als deze persoon contact met verdachte zoekt of laat zoeken, zo lang de reclassering dit nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat de verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
werkstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 3.000,-- (immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 september 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit en tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 september 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 60 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 3.750,-- niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Peper, voorzitter, mr. A.J. de Loor en
mr. I.M. Schaafsma - Roukema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, team zeden, met onderzoeksnummer ONRBC22058/ SPEEDSTER. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 14 oktober 2022, pagina’s 9 tot en met 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
Ik ben meestal degene die als eerst helemaal zat word. Ik had 4 shotjes en iets van 2 of 3 mixdrankjes ofzo gehad. Ik kan mij nog herinneren dat ik toen mijn laatste shotje had en toen was ik wat draaierig. Ik kan me herinneren dat ik mijn shaggie liet vallen en toen boog ik
voorover en viel ik. Mijn vrienden zeiden toen dat ik even rustig aan moest doen met
drinken, want we moesten nog terugfietsen.
Ik kan me bijvoorbeeld niet herinneren hoe ik op het station ben gekomen, alleen dat ik daar was. Toen zei [verdachte] : “Ik breng je wel naar huis”. Ik kan mij herinneren dat ik met hem in de fietsenstalling stond. Ik snap nog steeds niet hoe ik op de fiets ben gekomen en hoe ik op het station ben gekomen, want ik was best lam. Dat hele stuk tot het station is één groot gat.
Ik kan me herinneren dat we voor het poortje stonden op station Steenwijk.
Ik weet dat hij me toen stevig vastpakte en toen gingen we samen door de poortjes.
Ik weet dat hij me als een soort pop alle kanten op douwde ofzo. Ik weet dat als ik dronken ben, ik niet echt richtinggevoel heb ofzo. Ik kan me herinneren dat hij zelf geen shirt aan had, maar ik weet niet wanneer hij die heeft uitgedaan. Ik kan me nog herinneren dat ik op zijn schoot zat, op de grond. En dat er op ooghoogte een spiegel of een shiny muur was. Dat ik een silhouet van mezelf zag. Ik heb een tijdje op mijn rug gelegen. Ik kan me herinneren dat hij me vaak vastpakte en me als een soort pop op een bepaalde positie neerlegde. Toen had hij helemaal geen kleding meer aan. Je weet als je lichaam een fight of flight reactie heeft, dat je dan ineens zo’n wakker moment hebt. Hij pakte me dus bij mijn haar vast en ik kan me nog herinneren dat hij mijn hoofd bij zichzelf op en neer douwde. Ik kan me nog herinneren dat hij dat heel ruig deed en dat ik een soort van stikte, dat ik bijna geen adem meer kreeg. Ik denk dat mijn hersenen daarop reageerde omdat ik bijna geen adem meer kreeg. Mijn lichaam wou niet meewerken, het was alsof alles in slow motion ging. Ik had op dat moment dat ik een paar momenten even sober was, toen probeerde ik hem weg te douwen, maar dat lukte niet echt want ik was heel zwak.
Toen had ik nog een wakker moment, dat was toen ik ergens van schrok. Want er stonden mensen buiten de deur, die gingen bonzen op de deur. Voor mijn gevoel was het in de verte, ik hoorde het alsof het uit de verte kwam.
Die vrienden hebben dus uiteindelijk de deur open gekregen. Ze kregen hem open
en ik weet nog dat ik op de grond op zijn schoot lag en dat hij met zijn voet de deur
weer dicht deed. Ik weet nog dat hij kleren naar mij toe gooide. Ik weet nog dat er een spiegel was, want ik zag mezelf dat ik mijn broek probeerde aan te doen. Dat ging niet heel goed.
2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 18 juli 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 4 september 2022 was ik in [café] in [plaats] en [slachtoffer] was daar ook. [slachtoffer] had genoeg gedronken en wilde naar huis. Ik heb toen aangeboden om haar thuis te brengen. een maal in de toiletruimte hebben we ons uitgekleed en het begon met een vingeren en beetje aftrekken. We hebben alles gedaan, gezoend, volledige seks en ook gepijpt en gebeft.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden station Steenwijk van verbalisant
[verbalisant] van 20 oktober 2022, pagina’s 47 tot en met 49, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
lk zag dat de ontvangen beelden van zondag 4 september 2022, tussen 00:05 en 00:34 zijn.
Op de beelden zag ik het volgende:
Na 02:58 minuten: Ik herken slachtoffer [slachtoffer] , met wie ik diezelfde dag een informatief gesprek heb gehad. Ik zag dat zij gezamenlijk met een onbekende, blanke jongen naar de OV-poortjes liep. In dit proces-verbaal zal ik haar verder [slachtoffer] noemen en de onbekende jongen, NNman1.
Na 03:00 minuten: NNman1 heeft zijn rechterarm om [slachtoffer] heen en met zijn linkerhand, kennelijk middels een OV-pas, opent hij de OV-poorten van het uiterst rechter OV-poortje.
Na 03:03 minuten: [slachtoffer] staat onvast ter been en NNman1 leidt haar mee door het OV-poortje.
Na 03:05 minuten: NNman1 loopt direct in de richting van het toilet, waarvan de deuren rechts in beeld staan.
Na 03:11 minuten: NNman1 betaalt kennelijk met zijn telefoon om zich de toegang tot het toilet te geven.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 7 juni 2023, pagina 93, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Ik had de avond van 3 september 2022 afgesproken met [verdachte] om een laatste drankje te doen in [café] in [locatie 1] . Ik kwam daar met mijn ex. Toen wij aankwamen, ging ik naar [verdachte] toe en hij zei dat hij eerst een meisje weg ging brengen. Hij zei dat ze hartstikke dronken was en dat hij haar daarom weg moest brengen.
Ik heb dat meisje gezien bij [café] en ik zag dat ze niet normaal op haar benen kon staan.
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 16 februari 2023, pagina’s 67 en 68, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Toen we bij [café] zaten, zaten we buiten. [slachtoffer] was daar ook. Ze kon niet meer op haar benen staat, ze viel gewoon om. En als ze zat dan moest ze wel met haar rug tegen de rugleuning aan zitten want als ze naar voren zat dan viel ze voorover. Ook qua spraak kwam ze niet helder over. Ik heb haar niet 1 op 1 gesproken maar als er een onderwerp in de groep was dan reageerde ze wel eens ergens op maar dan sprake ze met een dubbele tong. Toen ze wegfietste, fietste ze wel een beetje slingerend.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 2 maart 2023, pagina 73, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Die meid die aangifte heeft gedaan was echt wel dronken. Ze kon niet meer zitten, zo dronken was ze. Ze lag telkens op de grond en viel dan weer voorover en dan weer achterover.
7.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 2 maart 2023, pagina 93, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van die getuige:
Ik kon zien dat [slachtoffer] dronken was omdat ze niet meer recht kon lopen.