In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek met betrekking tot de vernieuwing van een dak op de woning van de derde-partij. Eiser had op 24 juni 2021 een verzoek om handhaving ingediend, omdat hij meende dat het nieuwe dak niet voldeed aan de voorschriften van de omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle had het verzoek op 5 november 2021 afgewezen, met de conclusie dat de nieuwe dakconstructie was uitgevoerd overeenkomstig de vergunning. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had eerder het beroep van eiser gegrond verklaard, waarna het college opnieuw op het bezwaar moest beslissen. In het bestreden besluit van 4 april 2023 bleef het college bij de afwijzing van het handhavingsverzoek.
De rechtbank heeft op 16 mei 2024 de zaak behandeld. Eiser voerde aan dat de derde-partij niet overeenkomstig de vergunning had gebouwd, omdat het nieuwe dak hoger, zwaarder en anders was dan vergund. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat de derde-partij de bouw van het nieuwe dak had uitgevoerd in overeenstemming met de (gewijzigde) omgevingsvergunning. De rechtbank baseerde haar oordeel op het inspectieverslag van 20 december 2022, waarin werd vastgesteld dat de dakconstructie niet wezenlijk was gewijzigd ten opzichte van de vergunning. De rechtbank concludeerde dat er geen overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) waren vastgesteld en verklaarde het beroep van eiser ongegrond.