ECLI:NL:RBOVE:2024:4170

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
08.346899.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee personen op klaarlichte dag

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 37-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 88 dagen voor het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van twee personen op 29 december 2021 in Deventer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op klaarlichte dag heeft ontvoerd. De feiten kwamen aan het licht na getuigenverklaringen en videobeelden die de betrokkenheid van de verdachte en zijn mededaders bevestigden. De rechtbank stelde vast dat de slachtoffers tegen hun wil uit hun voertuigen zijn getrokken en onder dwang naar een woning zijn gebracht. De verdachte heeft de handelingen niet betwist, maar voerde aan dat de vrijheidsberovingen niet als zodanig gekwalificeerd konden worden vanwege de korte duur. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de handelingen van de verdachte en zijn mededaders een ernstige inbreuk op de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers vormden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de korte duur van de vrijheidsberovingen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.346899.21 (P)
Datum vonnis: 1 augustus 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door de raadsman mr. E. van Reydt, advocaat in Amsterdam, namens verdachte naar voren is gebracht. Verdachte is met bericht vooraf niet verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 18 juli 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met anderen, [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) heeft ontvoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) op of omstreeks 29 december 2021 te
Deventer, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft/hebben
beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- die [slachtoffer 1] uit de (geparkeerde) auto te halen en/of trekken en/of
- die [slachtoffer 1] (onder dwang) in de Mercedes te duwen/zetten en/of
- (vervolgens) naar de woning gelegen aan de [adres 2] te rijden
en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] uit voornoemde Mercedes te trekken/halen
en/of hem (onder dwang) de woning aan de [adres 2] in te
trekken/duwen en/of
- die [slachtoffer 2] met een BMW klem te rijden en/of
- die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of (onder dwang) in de BMW te
duwen/zetten en/of de deuren te vergrendelen en daarbij de woorden
toe te voegen: ‘als je uitstapt, pak ik je gelijk”, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) naar de woning gelegen aan de [adres 2] te rijden
en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 2] uit de auto te trekken/halen en/of hem
(onder dwang) de woning aan de [adres 2] in te trekken/duwen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. De raadsman heeft gesteld dat verdachte niet langer betwist dat hij betrokken was bij het tenlastegelegde, maar dat de ten laste gelegde handelingen niet zijn te kwalificeren als wederrechtelijke vrijheidsberovingen. Er moeten eisen gesteld worden aan de duur van een gestelde vrijheidsberoving. In het geval van [slachtoffer 1] was dat ongeveer 31 seconden en in het geval van [slachtoffer 2] was dat hooguit twee minuten. Daarnaast zou bij een zeer korte vrijheidsbeneming uit de bewijsmiddelen moeten blijken dat het verblijf op een bepaalde plaats tegen de wil was van de desbetreffende persoon en dat is volgens de raadsman niet gebleken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende bewijsmiddelen [1]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat er op 29 december 2021, omstreeks 12:45 uur, in de [adres 3] twee auto’s aan kwamen rijden. Zij zag dat dit een “luxe blauwe dure” auto was en een zilveren BMW. Ze zag dat er een kale man uit de BMW stapte en naar een geparkeerde blauwe auto liep. Een man die op de bestuurderstoel van die auto zat, werd, nogal lomp, uit de auto getrokken. Zij zag dat de man, die uit de auto werd gehaald, met zijn armen op de rug werd vastgehouden en rustig met de grote kale man meeliep. De man die uit de auto werd getrokken, werd door de kale man in de blauwe Mercedes gezet. Zij zag vervolgens dat een andere man in de blauwe geparkeerde auto stapte en dat alle auto’s vervolgens hard wegreden. [2] [getuige 1] heeft op 29 december 2021 een filmopname gemaakt. Hierop is te zien dat een kale blanke man bij een donkerblauw voertuig staan. Deze man begeleidt een persoon met donker haar en lichtkleurige jas de auto in. Hierbij begeleidt/drukt de kale blanke man hem met zijn linkerhand de auto in. Hierna loopt de kale blanke man weg bij dit voertuig. Hij loopt voor de woning langs. Daar komt tevens een man in beeld met donker haar en een donkere jas aan. Deze man staat bij een blauw voertuig met het portier geopend. De kale blanke man spreekt nog een ander persoon aan die op de bestuurdersplek van een ander blauwkleurig voertuig zit. De kale blanke man loopt hierna terug uit de richting waar hij vandaan kwam waarna het filmpje eindigt. [3]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat er twee auto’s aan kwamen stuiven en dat het een doelbewuste actie leek, omdat het leek alsof ze precies wisten waar ze moesten zijn. Ze zag dat een blanke manspersoon uit de BMW kwam en dat hij een jongen uit een donkerblauwe auto trok en hem met zijn handen op de rug meenam. De jongen werd in de blauwe Mercedes gezet. Een andere man die bij de Mercedes en de BMW hoorde, is in de donkerblauwe auto gestapt, waar de jongen uit gesleurd was, en alles drie de auto’s zijn weggereden. [4]
Verbalisanten hielden de Mercedes staande en zagen direct dat de bijrijder – de hen ambtshalve bekende – verdachte was. De bestuurder identificeerde zich als medeverdachte [medeverdachte] (hierna [medeverdachte] ). Verbalisant [verbalisant] (hierna [verbalisant] ) ontving het filmpje en zag dat verdachte en [medeverdachte] betrokken waren bij de vermeende ontvoering. [5] Op dit filmpje zag [verbalisant] dat verdachte een andere persoon in een blauw voertuig duwde. Ook zag [verbalisant] op het filmpje dat een andere persoon in een ander blauw voertuig stapte en hij zag dat deze persoon overeen kwam met [medeverdachte] . Hij zag dat de persoon op het filmpje dezelfde bouw, houding en haarkleur en kapsel had. [6]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij met [naam 1] en twee Marokkaanse jongens met een blauwe Dacia naar Deventer is gereden. [naam 1] is toen uitgestapt om ergens tassen af te geven en ongeveer twee à drie minuten later stapten de Marokkaanse jongens uit. [slachtoffer 1] bleef in de auto zitten en werd na ongeveer een minuut door een blauwe Mercedes en een grijze auto klemgereden. Hij werd door een man uit de auto getrokken en in de Mercedes geduwd. Vervolgens is [slachtoffer 1] ergens anders naar toe gebracht en moest hij een woning in. [slachtoffer 1] denkt dat hij ongeveer een minuut in de auto heeft gezeten. In de woning zag hij [naam 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er aan hem gevraagd werd naar de Marokkaanse jongens. [slachtoffer 1] heeft hen daarop verteld dat de Marokkaanse jongens een rondje gingen lopen vlak voordat de mannen hem hadden gepakt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er toen enkele mannen gelijk naar buiten renden en later terugkwamen met één van de Marokkaanse jongens. [7] Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat een man hem uit zijn auto haalde en hem in de Mercedes zette. [slachtoffer 1] zei toen dat hij er niets mee te maken had en de man zei “
we gaan zo meteen wel zien”. [8]
De politie heeft [slachtoffer 2] aangetroffen in de woning aan de [adres 2] . [9] [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij een rondje aan het lopen was toen er een BMW aan kwam rijden en dat daar een man – de bijrijder – uitstapte en hem vastpakte. Hij pakte hem aan de achterkant van zijn jas, op zijn rug, vast. Hij werd hardhandig in een auto getrokken en [slachtoffer 2] probeerde nog tegen te sputteren, maar dit mocht niet baten. De man die hem de auto introk, pakte hem direct beet. Hij probeerde weg te rennen en zichzelf los te rukken, maar hij kon niet los komen. De man was zo sterk dat hij er niets tegen kon doen. [slachtoffer 2] moest voorin naast de bestuurder zitten, de man die hem de auto introk, zat achterin. Toen hij in de BMW getrokken was, reden ze hard naar de woning toe, waren de deuren vergrendeld en zei de man achterin in de auto tegen hem “
Als je uitstapt dan pak ik je gelijk”. De bestuurder was kalm en reed gelijk door naar de woning. De man die achterin zat, opende het portier en pakte hem bij zijn jas vast en pakte hem hardhandig uit de auto. Voor de woning werd hij hard uit de auto getrokken, wat hij niet wilde. Hij werd steeds vastgehouden. Hij werd uit de auto getrokken en vervolgens in de woning getrokken tegen zijn wil in. [10] [slachtoffer 2] heeft [naam 2] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] ), bij aankomst in de woning gezien. Ook heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij niet uit vrije wil in de auto is gestapt. [11]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat er op 29 december 2021, omstreeks 12:45 uur, een zilvergekleurde BMW van de ‘1 serie’ de Keizer Frederikstraat te Deventer in reed. Ook zag hij dat er op dat moment twee jongens door de Keizer Frederikstraat liepen. [getuige 3] zag dat beide jongens hard wegrenden toen de auto ter hoogte van de jongens reed. Een jongen werd bij de flat klemgereden door de BMW. De jongen werd vervolgens stevig vastgepakt. [getuige 3] omschrijft het vastpakken als “
dwingend vastpakken zodat hij niet kon ontkomen”en dat de jongen voorin de auto op de bijrijdersstoel werd gezet. [12]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij op de kruising van de [adres 2] en de [adres 4] een grijze BMW 1 serie zag staan en dat er uit de rechterachterzijde, de bijrijderszijde, twee personen uitstapten. Hij zag dat het een oudere man van rond de veertig jaar betrof en een jongere man. Hij zag dat de oudere man de jongere man aan zijn arm en kleding meetrok. Hij zag dat de oudere man de jongere man aan zijn linker bovenarm met een hand vast had en dat hij met de andere hand het portier dichtgooide. Hij zag dat de oudere man niet blij keek en dat de jongere man een beetje bang keek en een beetje tegenstribbelde met zijn benen. [getuige 4] zag dat ze samen naar een huis liepen en dat ze voor een voordeur stonden. De jongere man werd de hele tijd vastgehouden. [getuige 4] herkende de oudere man van een foto bij een artikel in De Stentor en heeft verklaard dat het op de foto gaat om een man met een groene dons jas, links op de foto. [13] Verbalisanten hebben de foto van De Stentor, die [getuige 4] bij zijn verklaring had gevoegd, bekeken en zagen dat de persoon op deze foto grote gelijkenis vertoonde met verdachte. [14]
[naam 3] (hierna [naam 3] ) heeft verklaard dat hij in een woning in [plaats] was en dat hij na tien minuten zag dat [naam 2] , de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] , binnenkwam met een andere man. [naam 3] zag dat [naam 2] naar binnen werd geduwd. Na een paar minuten zag [naam 3] dat [naam 4] , de rechtbank begrijpt [slachtoffer 2] , naar binnen werd geduwd. [15]
Overwegingen
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de wedderechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Uit de wijze waarop de wederrechtelijke vrijheidsberovingen hebben plaatsgevonden, kan worden afgeleid dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en anderen.
Verdachte heeft [slachtoffer 1] uit zijn geparkeerde auto getrokken en heeft hem onder dwang in de Mercedes gezet, vervolgens is [slachtoffer 1] naar de [adres 2] gereden en is hij uit de Mercedes getrokken en onder dwang in de woning aan de [adres 2] geduwd. [slachtoffer 1] heeft op duidelijke wijze aan verdachte kenbaar gemaakt dat hij er niets mee te maken had, waarop werd gezegd “
we gaan zo meteen wel zien” en hij werd met zijn handen op zijn rug naar de auto begeleid en in die auto geduwd. Naar deze uiterlijke verschijningsvormen moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat [slachtoffer 1] tegen zijn wil van zijn vrijheid werd beroofd. Daarnaast hebben verdachte en zijn mededader [slachtoffer 2] met een BMW klemgereden, is [slachtoffer 2] tegen zijn wil vastgepakt en onder dwang in de BMW geduwd, zijn de deuren vergrendeld en is gezegd “
Als je uitstapt dan pak ik je gelijk”. Vervolgens zijn ze met [slachtoffer 2] naar de woning aan de [adres 2] gereden en is [slachtoffer 2] uit de auto gehaald en onder dwang in die woning aan de [adres 2] getrokken of geduwd. [slachtoffer 2] heeft op duidelijke wijze aan verdachte kenbaar gemaakt dat hij niet wenste mee te gaan door onder andere proberen weg te rennen, zich proberen los te trekken en tegen te stribbelen, terwijl hij in de auto werd geduwd en toen hij naar de woning werd gebracht.
De rechtbank is, gelet op de vorenbedoelde omstandigheden, van oordeel dat verdachte samen met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bewust van hun vrijheid heeft beroofd, vanaf het moment dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] werden vastgepakt tot en met de situatie dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] bij de woning aan de [adres 2] naar binnen zijn geduwd of getrokken, door onder andere gebruik te maken van het klemrijden, fysieke handelingen als het vastpakken, trekken en duwen, van fysiek en getalsmatig overwicht op hen en bij [slachtoffer 2] de auto te vergrendelen waardoor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet de vrijheid hebben gevoeld om zich aan die situatie te onttrekken. Dat deze gebeurtenissen slechts korte tijd hebben geduurd doet daaraan niets af.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meer tijdstippen op 29 december 2021 te Deventer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid
heeft beroofd, door
- die [slachtoffer 1] uit de geparkeerde auto te trekken en
- die [slachtoffer 1] onder dwang in de Mercedes te duwen en
- vervolgens naar de woning gelegen aan de [adres 2] te rijden en
- vervolgens die [slachtoffer 1] uit voornoemde Mercedes te trekken en hem onder dwang de woning aan de [adres 2] in te duwen en
- die [slachtoffer 2] met een BMW klem te rijden en
- die [slachtoffer 2] vast te pakken en onder dwang in de BMW te duwen en de deuren te vergrendelen en daarbij de woorden toe te voegen: ‘als je uitstapt, pak ik je gelijk”, en
- vervolgens naar de woning gelegen aan de [adres 2] te rijden en
- vervolgens die [slachtoffer 2] uit de auto te trekken en hem onder dwang de woning aan de [adres 2] in te trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, waarvan 62 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd (88 dagen) die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren.
Daarnaast heeft de officier van justitie de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, aan verdachte een gevangenisstraf van 150 dagen waarvan 62 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren onder algemene voorwaarden – eventueel in combinatie met een werkstraf – kan worden opgelegd, nu sprake is van het ontbreken van forse geweldshandelingen en gezien de korte duur van de vrijheidsberovingen. Ook moet rekening gehouden worden met de toepassing van artikel 63 Sr, met de overschrijding van de redelijke termijn met zeven maanden en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarnaast heeft de raadsman verzocht het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op klaarlichte dag. Terwijl [slachtoffer 1] in zijn geparkeerde auto zat, is hij door twee auto’s klem gereden is hij uit zijn auto getrokken, is hij in een andere auto geduwd en is hij naar een nabij gelegen woning gereden en in die woning geduwd. Nadat bleek dat [slachtoffer 1] kennelijk niet degene was die ze zochten, is [slachtoffer 2] van straat ‘geplukt’. [slachtoffer 2] liep op straat en is in een auto geduwd en eveneens naar die nabij gelegen woning gereden en daar naar binnen geduwd. Verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke vrijheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Dergelijke delicten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Dat geldt des te meer als een ontvoering door derden is gezien, zoals bij deze ontvoeringen het geval was. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van de verdachte
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte van 28 mei 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank zal, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr, rekening houden met een eerdere veroordeling van verdachte.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 4 juli 2024. Recent is er reclasseringstoezicht opgelegd met als bijzondere voorwaarden een drugsverbod en middelen controle. De eerste kennismaking met zijn toezichthouder heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft zich inmiddels aangemeld bij Transfore voor een behandeling. De reclassering heeft een straf zonder bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De straf of maatregel
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank houdt verder rekening met de (korte) duur van de vrijheidsberovingen en betrekt bij bepaling van de straf dat de huidige schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte positief is verlopen en het bewezen verklaarde een oud feit betreft. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf van 88 dagen opleggen met aftrek van de tijd (88 dagen) die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven,
meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
88 (achtentachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing geschorste bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. J.G.M. Fluttert, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.
Buiten staat
Mr. N.J.C. Monincx is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PLO600-2021605783, onderzoek Smient. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 30 december 2021 (pagina’s 28 en 29).
3.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden van 2 januari 2022 (pagina’s 52 tot en met 56).
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 31 december 2021 (pagina’s 39 en 40).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 29 december 2021 (pagina 49, alinea 3, alinea 5 eerste zin en alinea 6).
6.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 januari 2022 (pagina 51).
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] van 31 december 2021 (pagina 15).
8.Het proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel van 12 januari 2023, inhoudende de verklaring van de getuige [slachtoffer 1] (pagina 3, alinea’s 6 en 7).
9.Het proces-verbaal van binnentreden in woning van 29 december 2021 (pagina’s 248 en 249).
10.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] van 3 januari 2022 (pagina’s 1 tot en met 4).
11.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 2] van 30 december 2021 (pagina 27 alinea’s 8 en 13 en pagina 32, alinea 3).
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 29 december 2021 (pagina 44).
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] van 30 december 2021 (pagina’s 32 tot en met 34).
14.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2022 (pagina’s 59 en 60).
15.Het proces-verbaal van aangifte [naam 3] van 4 januari 2022 (pagina 8, tweede alinea, zin 14 tot en met 19).