3.3Het oordeel van de rechtbank
De redengevende bewijsmiddelen
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat er op 29 december 2021, omstreeks 12:45 uur, in de [adres 2] twee auto’s aan kwamen rijden. Zij zag dat dit een “luxe blauwe dure” auto was en een zilveren BMW. Ze zag dat er een kale man uit de BMW stapte en naar een geparkeerde blauwe auto liep. Een man die op de bestuurderstoel van die auto zat, werd, nogal lomp, uit de auto getrokken. Zij zag dat de man, die uit de auto werd gehaald, met zijn armen op de rug werd vastgehouden en rustig met de grote kale man meeliep. De man die uit de auto werd getrokken, werd door de kale man in de blauwe Mercedes gezet. Zij zag vervolgens dat een andere man in de blauwe geparkeerde auto stapte en dat alle auto’s vervolgens hard wegreden.[getuige 1] heeft op 29 december 2021 een filmopname gemaakt. Hierop is te zien dat een kale blanke man bij een donkerblauw voertuig staan. Deze man begeleidt een persoon met donker haar en lichtkleurige jas de auto in. Hierbij begeleidt/drukt de kale blanke man hem met zijn linkerhand de auto in. Hierna loopt de kale blanke man weg bij dit voertuig. Hij loopt voor de woning langs. Daar komt tevens een man in beeld met donker haar en een donkere jas aan. Deze man staat bij een blauw voertuig met het portier geopend. De kale blanke man spreekt nog een ander persoon aan die op de bestuurdersplek van een ander blauwkleurig voertuig zit. De kale blanke man loopt hierna terug uit de richting waar hij vandaan kwam waarna het filmpje eindigt.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat er twee auto’s aan kwamen stuiven en dat het een doelbewuste actie leek, omdat het leek alsof ze precies wisten waar ze moesten zijn. Ze zag dat een blanke manspersoon uit de BMW kwam en dat hij een jongen uit een donkerblauwe auto trok en hem met zijn handen op de rug meenam. De jongen werd in de blauwe Mercedes gezet. Een andere man die bij de Mercedes en de BMW hoorde, is in de donkerblauwe auto gestapt, waar de jongen uit gesleurd was, en alle drie de auto’s zijn weggereden.
Verbalisanten hielden de Mercedes staande en zagen direct dat de bijrijder – de hen ambtshalve bekende – medeverdachte [medeverdachte] (hierna [medeverdachte]) was. De bestuurder identificeerde zich als verdachte. Verbalisant [verbalisant] (hierna [verbalisant]) ontving een filmpje en zag dat verdachte en [medeverdachte] betrokken waren bij de vermeende ontvoering.Op dit filmpje zag [verbalisant] dat [medeverdachte] een andere persoon in een blauw voertuig duwde. Ook zag [verbalisant] op het filmpje dat een andere persoon in een ander blauw voertuig stapte en hij zag dat deze persoon overeen kwam met verdachte. Hij zag dat de persoon op het filmpje dezelfde bouw, houding en haarkleur en kapsel had.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij met [betrokkene] en twee Marokkaanse jongens met een blauwe Dacia naar Deventer is gereden. [betrokkene] is toen uitgestapt om ergens tassen af te geven en ongeveer twee à drie minuten later stapten de Marokkaanse jongens uit. [slachtoffer 1] bleef in de auto zitten en werd na ongeveer een minuut door een blauwe Mercedes en een grijze auto klemgereden. Hij werd door een man uit de auto getrokken en in de Mercedes geduwd. Vervolgens is [slachtoffer 1] ergens anders naar toe gebracht en moest hij een woning in. [slachtoffer 1] denkt dat hij ongeveer een minuut in de auto heeft gezeten. In de woning zag hij [betrokkene]. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er aan hem gevraagd werd naar de Marokkaanse jongens. [slachtoffer 1] heeft hen daarop verteld dat de Marokkaanse jongens een rondje gingen lopen vlak voordat de mannen hem hadden gepakt. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat er toen enkele mannen gelijk naar buiten renden en later terugkwamen met één van de Marokkaanse jongens.Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer 1] verklaard dat een man hem uit zijn auto haalde en hem in de Mercedes zette. [slachtoffer 1] zei toen dat hij er niets mee te maken had en de man zei “
we gaan zo meteen wel zien”.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat er een jongen met twee tassen bij de woning aan de [adres 1] naar binnen ging en dat hij later iemand hoorde zeggen “
dit is hem niet” en dat er toen een kale jongen en een jongen met lang haar in een BMW 1 serie zijn gestapt. Verdachte is toen ook in zijn auto gestapt en er achteraan gereden. Ongeveer 200 meter verderop zag hij dat de kale man – die ook in de BMW stapte – een andere jongen uit een blauwe auto trok. Verdachte zat in de blauwe Mercedes en zag dat de kale man zijn kant op liep met de jongen die hij net uit de auto had getrokken. Verdachte heeft verklaard dat hij uitstapte en dat de jongen die uit de auto was gehaald zei “
Ik heb mijn sleutel nog in de auto”. Verdachte heeft verklaard dat – toen hij buiten zijn Mercedes stond – hij zag dat de jongen op de bijrijdersstoel van zijn Mercedes werd gezet. Hij zag dat de kale man terugliep naar zijn BMW en de jongen met het lange haar in zijn Mercedes stapte en hij zag dat ze wegreden. De jongen zat nog steeds op de bijrijdersstoel. Verdachte heeft verklaard dat hij toen de blauwe Dacia pakte en daarmee terugreed naar de [adres 1] en de Dacia voor de woning parkeerde. Vervolgens heeft hij de sleutel aan de jongen met het lange haar, die uit zijn Mercedes kwam, gegeven. Ook heeft verdachte verklaard dat hij degene is geweest die een foto van de Dacia heeft gemaakt.Ter terechtzitting heeft [verdachte] verklaard dat de foto van de jongen die uit de auto is getrokken ([slachtoffer 1]) en de foto van de jongen die aan kwam lopen met de tassen ([betrokkene]) ook door hem zijn gemaakt. Verdachte heeft verder ter terechtzitting verklaard dat hij aan de [adres 1] was om te bemiddelen in een drugsgerelateerd conflict en dat hij daarom ook is meegereden.
[getuige 3] heeft verklaard dat hij in een woning in Deventer was en dat hij na tien minuten zag dat [slachtoffer 1], de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1], binnenkwam met een andere man. Hij zag dat [slachtoffer 1] naar binnen werd geduwd.
Overwegingen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
Ten aanzien van [slachtoffer 2]
Het dossier geeft geen duidelijkheid over de betrokkenheid en bijdrage van verdachte bij de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 2]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [slachtoffer 2] samen met anderen van zijn vrijheid heeft beroofd. De rechtbank zal verdachte dan ook van dat onderdeel van het tenlastegelegde vrijspreken.
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsman dat geen sprake was van opzet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving en opzet op het medeplegen daarvan, wordt weersproken door de genoemde bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaring van verdachte dat hij samen met een kale jongen en een andere persoon aan de [adres 1] was om een drugsgerelateerd conflict op te lossen, dat hij met zijn Mercedes achter hen is aangereden toen hij hoorde dat de jongen die naar de woning was gekomen niet de juiste persoon was.
Dat verdachte stelt dat het niet zijn bedoeling was om bij een wederrechtelijke vrijheidsberoving betrokken te raken, doet niet af aan de vrijheidsbenemende handelingen die hij heeft laten voortduren en waar hij bij betrokken was. De hiervoor genoemde gedragingen van verdachte dienen naar hun uiterlijke verschijningsvormen te worden aangemerkt als zo zeer gericht te zijn op het medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving, dat het niet anders kan dan dat verdachte door deze gedragingen de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Verdachte heeft immers verklaard dat de jongen uit zijn auto is getrokken en is meegenomen naar zijn Mercedes. Op dat moment wist verdachte dat [slachtoffer 1] tegen zijn wil in, in zijn Mercedes werd gezet. Met die wetenschap is verdachte blijven bijdragen aan de actie tegen [slachtoffer 1], door de Mercedes door een van zijn mededaders te laten mee nemen, ze niet tegen te houden en door zelf met de auto van [slachtoffer 1] naar de [adres 1] te rijden, alwaar verdachte [slachtoffer 1] in de woning zag en waar verdachte zich weer bij de groep voegde. Ook door het klemrijden van [slachtoffer 1] heeft verdachte de groep van verdachten getalsmatig versterkt en daarmee bijgedragen aan het overwicht dat zij hadden op [slachtoffer 1]. Vervolgens heeft dat getalsmatige overwicht, ervoor gezorgd dat [slachtoffer 1] niet de vrijheid heeft gevoeld om zich aan die situatie te onttrekken. Verdachte heeft in de woning vervolgens nog een foto van [slachtoffer 1] en een foto van de auto van [slachtoffer 1] gemaakt. Hoewel deze handelingen niet ten laste zijn gelegd, sterkt dit de rechtbank in haar overtuiging dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met zijn mededaders om [slachtoffer 1] van zijn vrijheid te beroven en dat verdachte – ook achteraf – geen afstand heeft genomen van de gedragingen van zijn mededaders.
De duur van de vrijheidsberoving van [slachtoffer 1]
[medeverdachte] heeft [slachtoffer 1] uit zijn geparkeerde auto getrokken, heeft hem onder dwang in de Mercedes gezet en vervolgens is [slachtoffer 1] naar de [adres 1] gereden en uit de Mercedes getrokken en hij is onder dwang in de woning aan de [adres 1] geduwd. [slachtoffer 1] heeft op duidelijke wijze aan [medeverdachte] kenbaar gemaakt dat hij er niets mee te maken had, waarop werd gezegd “
we gaan zo meteen wel zien” en hij werd met zijn handen op zijn rug naar de auto begeleid en in die auto geduwd. Naar deze uiterlijke verschijningsvormen moet het voor de verdachten duidelijk zijn geweest dat [slachtoffer 1] tegen zijn wil van zijn vrijheid werd beroofd.
De rechtbank is, gelet op de vorenbedoelde omstandigheden, van oordeel dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 1] bewust van zijn vrijheid heeft beroofd, vanaf het moment dat [slachtoffer 1] werd vastgepakt tot en met de situatie dat [slachtoffer 1] bij de woning aan de [adres 1] naar binnen is geduwd, door onder andere gebruik te maken van het klemrijden, fysieke handelingen als het vastpakken, trekken en duwen en fysiek en getalsmatig overwicht op hem, wat er bij [slachtoffer 1] voor heeft gezorgd dat hij niet de vrijheid heeft gevoeld om zich aan die situatie te onttrekken. Dat deze gebeurtenis slechts korte tijd heeft geduurd doet daaraan niets af.
De rechtbank acht het ten laste gelegde medeplegen van de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] dan ook wettig en overtuigend bewezen.