ECLI:NL:RBOVE:2024:416

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
08.157693.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak met onduidelijke oorzaak

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting in zijn woning op 26 juni 2023 te Deventer. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare terechtzitting op 11 januari 2024, waar de officier van justitie, mr. J. IJdis, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. F.S. Baardman, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De tenlastelegging omvatte onder andere levensgevaar en gemeen gevaar voor goederen, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de verdachte over de oorzaak van de brand onvoldoende steun vond in het dossier. De verdachte had verklaard dat hij per ongeluk wasbenzine had gedronken en in een schrikreactie de vloeistof over een openstaande gaspit had gespuwd. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk wasbenzine had aangestoken, zoals door de officier van justitie was betoogd. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen wat de oorzaak van de brand was en in hoeverre de verdachte daar een strafrechtelijk verwijt voor kon worden gemaakt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mr. J.L. Souman als voorzitter, en de rechters mr. J. de Ruiter en mr. M.W. Eshuis, in aanwezigheid van griffier mr. M.S. de Bruin.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.157693.23 (P)
Datum vonnis: 25 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. IJdis en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. F.S. Baardman, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 26 juni 2023 in Deventer (primair) opzettelijk brand heeft gesticht in zijn woning dan wel (subsidiair) dat door de schuld van verdachte brand is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Deventer opzettelijk brand heeft gesticht - op/aan een balkon en/of een pand aan de [adres] (zich bevindende in een appartementencomplex) door open vuur in aanraking te brengen met wasbenzine en/of een vluchtige stof, althans met één of meerdere brandbare stof(fen) en ten gevolge waarvan een
keuken(blok) en/of een of meerdere meubel(s) en/of het interieur en/of de inboedel en/of overige in het pand en/of op het balkon aanwezige goederen en/of het pand zelf geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en daardoor
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)bewoner(s) en/of aanwezige(n) in/nabij het appartementencomplex en/of de aangrenzende/omliggende
panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel
voor een ander of anderen te duchten was en/of
- gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en/of het pand
zelf en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 juni 2023 te Deventer grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam op/aan een balkon en/of een pand aan de [adres] (zich bevindende in een appartementencomplex) open vuur in aanraking heeft gebracht met wasbenzine en/of een vluchtige stof, althans met één of meerdere brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat een keuken(blok) en/of een of meerdere meubel(s) en/of het interieur en/of de inboedel en/of overige in het pand en/of op het balkon aanwezige goederen en/of het pand zelf geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, en daardoor
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (mede)bewoner(s) en/of aanwezige(n) in/nabij het appartementencomplex en/of de aangrenzende/omliggende

panden/percelen, in elk geval levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen ontstond en/of

- gemeen gevaar voor de in het pand aanwezige goederen en/of het pand zelf en/of de aangrenzende/omliggende panden/percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen ontstond.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van het ten laste gelegde levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. Vanuit de context van het gehele dossier - waaruit blijkt dat verdachte voorafgaand aan de brand gedurende een langere periode voortdurend kleine brandjes in zijn woning stichtte - acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk wasbenzine heeft aangestoken. Verdachte heeft daarmee bewust de aanmerkelijk kans aanvaard dat hij brand zou stichten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. Uit het door verdachte geschetste scenario over de oorzaak van de brand blijkt niet dat hij opzet op of schuld aan de brandstichting heeft gehad.
Als de rechtbank de verklaring van verdachte niet volgt, heeft de raadsvrouw zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte ook dan integraal moet worden vrijgesproken. Uit het dossier volgt namelijk niet dat verdachte opzet op of schuld aan de oorzaak van de brandstichting heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd.
Uit het dossier kan de rechtbank niet afleiden wat zich precies heeft afgespeeld in de woning van verdachte. De verklaring van verdachte over de oorzaak van de brand - hij heeft per ongeluk een slok wasbenzine gedronken in plaats van een slok water en heeft in een schrikreactie de wasbenzine uitgespuugd over een openstaande gaspit - vindt onvoldoende steun in het dossier. De rechtbank neemt deze verklaring dan ook niet als uitgangspunt. De bewijsmiddelen geven echter geen duidelijkheid over de vraag hoe de brand is ontstaan. Zo blijkt uit geen enkel bewijsmiddel dat verdachte wasbenzine heeft aangestoken, zoals door de officier van justitie is betoogd.
Nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen wat de oorzaak van de brand is geweest en in hoeverre verdachte daarin al dan niet een strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, spreekt de rechtbank verdachte vrij van beide ten laste gelegde feiten.

4.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. J. de Ruiter en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Bruin, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2024.
Buiten staat
Mr. J. de Ruiter en mr. M.W. Eshuis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.