ECLI:NL:RBOVE:2024:4141

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
1 augustus 2024
Zaaknummer
08.007054.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 1 augustus 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 28 juni 2022 in Giethoorn een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1981 in Duitsland, werd beschuldigd van het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel bij een andere verkeersdeelnemer, [slachtoffer]. Tijdens de zitting op 18 juli 2024 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de verkeerde weghelft terechtkwam door een kort moment van onoplettendheid, veroorzaakt door afleiding door zijn telefoon. De rechtbank oordeelde dat dit moment van onoplettendheid niet voldoende was voor een veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, maar dat het wel als gevaarzettend gedrag kon worden gekwalificeerd. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenis van twee weken, een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De benadeelde partij, [slachtoffer], werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 60 uren gelast.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.007054.23 (P)
Datum vonnis: 1 augustus 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] (Duitsland),
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte ter zitting naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren heeft gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor
[slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen of zodanig lichamelijk letsel heeft gekregen dat hij tijdelijk ziek was of verhinderd werd in de uitoefening van zijn normale bezigheden;
subsidiair:door zijn gedrag gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt;
meer subsidiair:onvoldoende rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te Giethoorn in de gemeente Steenwijkerland, in elk
geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Giethoorn, gaande in de richting van Steenwijk, daarmede heeft gereden over de Beulakerweg,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of
terwijl hij reed op een weg (de Beulakerweg), welke weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of
terwijl hij reed op een recht weggedeelte van deze weg en/of
terwijl hij afgeleid was en/of
terwijl een tegemoetkomend voertuig (personenauto) reeds op korte afstand was genaderd,
niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse en/of het tegemoetkomende voertuig (personenauto) en/of zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse en/of het tegemoetkomende voertuig (personenauto) heeft gericht en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
(daarbij) (gedeeltelijk) op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Beulakerweg) is terechtgekomen en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat tegemoetkomende voertuig (personenauto),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden
:
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te Giethoorn in de gemeente Steenwijkerland, in elk
geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van Giethoorn, gaande in de richting van Steenwijk,
daarmede heeft gereden over de Beulakerweg,
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en/of
terwijl hij reed op een weg (de Beulakerweg), welke weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of
terwijl hij reed op een recht weggedeelte van deze weg en/of
terwijl hij afgeleid was en/of
terwijl een tegemoetkomend voertuig (personenauto) reeds op korte afstand was genaderd,
niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en/of is blijven opletten op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse en/of het tegemoetkomende voertuig (personenauto) en/of zijn aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse en/of het tegemoetkomende voertuig (personenauto) heeft gericht en/of in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of (daarbij) (gedeeltelijk) op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Beulakerweg) is terechtgekomen en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, dat tegemoetkomende voertuig (personenauto),
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2022 te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland als bestuurder van een personenauto op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Beulakerweg, niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, waarbij letsel aan personen is ontstaan of schade aan goederen is toegebracht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte bekent dat hij op de verkeerde weghelft terecht is gekomen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens het rijden mogelijk was afgeleid, omdat hij berichten van zijn ex-partner zag binnenkomen op zijn telefoon die op de bijrijdersstoel lag.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van de hieronder opgenomen feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank overweegt als volgt.
Feiten en omstandigheden
Op 28 juni 2022 om 20:49 uur vond op de Beulakerweg in Giethoorn een verkeersongeval plaats tussen de personenauto van verdachte en de personenauto van [betrokkene] (hierna: [betrokkene]). [2] Verdachte reed, vlak voordat de beide voertuigen elkaar zouden passeren, met zijn auto naar links en kwam op de verkeerde weghelft terecht. De auto van verdachte raakte de auto van [betrokkene] aan de linker achterzijde, waardoor de auto van [betrokkene] in een spin terecht kwam. [3] De bijrijder van [betrokkene], [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), is hierbij uit de auto geslingerd en op het wegdek terechtgekomen. [4] [slachtoffer] heeft daarbij lichamelijk letsel opgelopen waar hij tot op de dag van vandaag ernstige hinder van ondervindt. [5] Verdachte heeft verklaard dat hij een tel was afgeleid en dat hij vermoedelijk daardoor op de verkeerde weghelft terecht is gekomen. [6]
Beoordeling
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Een tijdelijk, kort moment van onoplettendheid in het verkeer hoeft geen schuld op te leveren. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden wijzen naar het oordeel van de rechtbank op een kortstondig moment van onoplettendheid bij verdachte. Dit enkele moment van onoplettendheid is onvoldoende voor het oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend in de zin van artikel 6 WVW heeft gehandeld. Daarbij is van belang dat van bijkomende verkeersfouten, gedragingen van verdachte of andere feiten en omstandigheden die meebrengen dat aan verdachte een schuldverwijt in de zin van artikel 6 WVW kan worden gemaakt, niet is gebleken.
Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het handelen van verdachte wel als (concreet) gevaarzettend gedrag worden gekwalificeerd. Immers, door het moment van onoplettendheid heeft verdachte onvoldoende aandacht gehad voor het verkeer en de verkeerssituatie ter plaatse waardoor hij op de verkeerde weghelft terecht is gekomen en de aanrijding heeft plaatsgevonden. Hierdoor heeft hij gevaar op de weg veroorzaakt.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. Gezien het voorgaande hoeft het meer subsidiair ten laste gelegde feit geen bespreking.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 juni 2022 te Giethoorn in de gemeente Steenwijkerland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van Giethoorn, gaande in de richting van Steenwijk, daarmede heeft gereden over de Beulakerweg,
terwijl het zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd en terwijl hij reed op een weg (de Beulakerweg), welke weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en
terwijl hij reed op een recht weggedeelte van deze weg en
terwijl hij afgeleid was en
terwijl een tegemoetkomend voertuig (personenauto) reeds op korte afstand was genaderd,
niet of in onvoldoende mate heeft opgelet en is blijven opletten op het overige verkeer en
de (verkeers)situatie ter plaatse en het tegemoetkomende voertuig (personenauto) en
zijn aandacht gedurende enige tijd niet op het overige verkeer en de (verkeers)situatie ter plaatse en het tegemoetkomende voertuig (personenauto) heeft gericht en
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990 niet aan zijn, verdachtes, verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en
(daarbij) (gedeeltelijk) op het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Beulakerweg) is terechtgekomen en is gebotst tegen dat tegemoetkomende voertuig (personenauto), en
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 5 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
subsidiair
de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersovertreding door onvoldoende rechts te houden. Hierdoor heeft verdachte gevaar veroorzaakt op de weg, welk gevaar zich heeft verwezenlijkt in een aanrijding waarbij [slachtoffer] ernstig letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] heeft onder meer een sleutelbeenbreuk en letsel aan zijn stuitje, enkel en pols opgelopen en is daar tot op heden nog niet van hersteld. [slachtoffer] moet nog een tweede keer geopereerd worden aan zijn pols en is al twee jaar niet in staat om te werken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 juni 2024. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder is veroordeeld voor verkeersdelicten. Verder blijkt uit het strafblad dat sprake is van een veroordeling die ligt na de pleegdatum van het onderhavige bewezen verklaarde feit, waardoor toepassing gegeven dient te worden aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Bij het bepalen van de straf neemt de rechtbank in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals ter zitting naar voren gekomen. Gebleken is dat verdachte al jarenlang kampt met conflicten in de familiesfeer, waardoor hij dermate psychische problemen ervaart dat hij een sterke euthanasiewens heeft. Verdachte participeert niet meer in de maatschappij. Hij woont in een huurhuis, leeft van zijn spaargeld en gebruikt drugs (speed en blowen) om de dagen door te komen.
De rechtbank stelt vast dat er geen Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken zijn en houdt bij het opleggen van een straf rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd.
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. De rechtbank acht, alles afwegende, een geldboete van € 1.000,00 passend en geboden, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien de geldboete niet wordt betaald. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden opleggen en twee weken hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, om verdachte ervan te doordringen in de toekomst voorzichtigheid te betrachten in het verkeer.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft een vordering tot betaling van schadevergoeding ingediend, zonder daarbij concrete bedragen in te vullen of schadeposten te onderbouwen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het verzoek tot materiële schadevergoeding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hij verzoekt de rechtbank ten aanzien van de immateriële schade gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en deze naar billijkheid vast te stellen op een bedrag van € 1.000,00 met toekenning van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdachte
De verdachte is bereid om een schadevergoeding te betalen.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel gebleken is dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van het ongeval op 28 juni 2022, kan de rechtbank de vordering tot betaling van schadevergoeding niet toewijzen. De benadeelde partij heeft geen schadebedragen genoemd en de opgevoerde schadeposten niet onderbouwd met stukken. Ook tijdens de zitting is niet gebleken wat de hoogte is van de geleden schade. Dit geldt zowel ten aanzien van de materiele als de immateriële schade.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging wordt toegewezen, maar dat deze wordt omgezet naar een werkstraf ter hoogte van 60 uren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen over de vordering tenuitvoerlegging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank gelast dat de gevangenisstraf zal worden omgezet naar een taakstraf voor de duur van 60 uren.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 23, 24c en 63 Sr en de artikelen 175 en 179 van de WVW.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair, de overtreding:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
hechtenisvoor de duur van
2 (twee) weken;
- bepaalt dat deze hechtenis
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenzich schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
-
ontzegtverdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij in het geheel
niet-ontvankelijkis in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 juli 2019 (inzake parketnummer 21.002170.18) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van (2) twee weken en
gelastdat deze
omgezetwordt naar een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Schaafsma-Roukema, voorzitter, mr. S.H. Peper en
mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2024.
Buiten staat
Mr. Eshuis is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023237280. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.1. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, van 17 oktober 2022 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar van de politie Eenheid Oost-Nederland, in zijn geheel (pagina 2-6);
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene] opgemaakt op 28 juni 2022 (pagina 19).
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] opgemaakt op 25 juli 2022 (pagina 22).
5.Geneeskundige verklaring over [slachtoffer] van de Spoedeisende Hulp opgemaakt op 29 juni 2022 (pagina 8-10); Geneeskundige verklaring over [slachtoffer] van de afdeling Orthopedie opgemaakt op 1 juli 2022 (pagina 11); Aanvullend procesdossier met oproep tot opname van het Isala Ziekenhuis, opgemaakt op 31 januari 2024 en verslagen die betrekking hebben op de pols van [slachtoffer], opgemaakt op 9 maart 2023, 18 april 2023 en 23 augustus 2023 (pagina 1-4).
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte opgemaakt op 14 oktober 2022 (pagina 18).