Uitspraak
wonende in [woonplaats],
gevestigd en kantoorhoudende in [vestigingsplaats],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 135,00
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser, die tot 1 mei 2024 in dienst was bij gedaagde, een kort geding aangespannen om betaling van achterstallig salaris over de maanden april, mei en juni 2024. Eiser stelt dat zijn arbeidsovereenkomst tot 1 juli 2024 loopt, terwijl gedaagde aanvoert dat deze op 30 april 2024 is geëindigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op salaris over april 2024, aangezien hij tot die datum in dienst was. Gedaagde heeft het salaris over deze maand niet betaald, wat leidt tot de veroordeling van gedaagde tot betaling van het achterstallige salaris, vermeerderd met vakantiegeld en wettelijke rente. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiser voor de maanden mei en juni 2024 afgewezen, omdat niet voldoende aannemelijk was dat de arbeidsovereenkomst tot 1 juli 2024 liep. Daarnaast zijn gedaagde ook de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten opgelegd. De uitspraak is gedaan in het kader van een kort geding, waarbij de spoedeisendheid van de vorderingen van eiser is erkend, gezien zijn financiële problemen door het uitblijven van salaris.