4.4Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaringen van aangeefsters en verdachte blijkt dat de verdachte in de buurt van de meisjes rondjes rond de visvijver heeft gefietst. Daarna stond hij met zijn fiets stil in de directe omgeving van de meisjes, en heeft hij zijn penis uit zijn broek gehaald.
Het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting levert onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op om te komen tot een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘ertoe bewegen’, in de zin van artikel 248d Sr. Dit bestanddeel impliceert een actieve gedraging gericht op het brengen van het kind tot het getuige zijn van een seksuele handeling. Van een dergelijke actieve gedraging is niet gebleken. De rechtbank stelt op grond van de verklaring van de verdachte en van de aangeefsters vast dat verdachte niet met de meisjes heeft gesproken of anderszins contact met hen heeft gehad voordat hij hen zijn penis toonde. De meisjes hebben ook niet iets tegen hem gezegd.
Verdachte fietste weliswaar rond in het gebied waar ook de meisjes waren, maar niet is komen vast te staan dat hij hen met zijn fietsbewegingen naar een bepaalde plaats heeft geleid of heeft bewogen. Dit gedrag kan dan ook niet worden aangemerkt als een actieve gedraging in de zin van artikel 248d Sr.
De meisjes zijn in feite vanuit het niets geconfronteerd met verdachte die zijn penis uit zijn broek haalde. Dat verdachte zich daarbij zou hebben afgetrokken of trekkende bewegingen zou hebben gemaakt, wordt door hem ontkend en daarvoor is op basis van het strafdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Het bovenstaande leidt tot de gevolgtrekking dat het ten laste gelegde bestanddeel ‘ertoe bewegen’ niet kan worden bewezen. Het feit dat verdachte na het tonen van zijn penis achter de meisjes is aangefietst, maakt dat niet anders. Niet is gebleken dat van het volgen met de fiets een (stilzwijgende) uitnodiging naar de meisjes is uitgegaan om (opnieuw) getuige te zijn van seksuele handelingen, en verdachte heeft zijn penis toen ook niet meer laten zien. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelenkomt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde. Verdachte heeft dit feit, voor zover het betreft het eerste gedachtestreepje, bekend en door of namens verdachte is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juli 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , namens [slachtoffer 1] , van 22 juni 2023, pagina 5 en 6;
het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] , namens [slachtoffer 2] , van 22 juni 2023, pagina’s 9 en 10;
het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] , namens [slachtoffer 3] , van 22 juni 2023, pagina’s 13 en 14.