Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een strafzaak waarbij de veroordeelde is verplicht tot betaling van € 77.427,96 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde is schuldig bevonden aan het produceren van fosfaat in 2018 zonder de benodigde fosfaatrechten. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt en de veroordeelde verplicht tot betaling aan de Staat. Tijdens de openbare terechtzitting op 15 juli 2024 is de vordering behandeld, waarbij de veroordeelde aanwezig was en gehoord werd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in 2018 1.957,67 kg fosfaat heeft geproduceerd, terwijl hij geen fosfaatrechten had. De kosten voor het leasen van de benodigde fosfaatrechten zouden € 77.327,96 hebben bedragen, plus € 100,-- aan leges, wat het totaal op € 77.427,96 brengt. De rechtbank heeft de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op dit bedrag. De veroordeelde heeft aangegeven geen financiële middelen te hebben om het bedrag terug te betalen en verwacht failliet te gaan. De rechtbank oordeelt dat de draagkracht van de veroordeelde in de executiefase aan de orde komt en dat er geen reden is om de betalingsverplichting te matigen.
De rechtbank heeft op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht de verplichting tot betaling opgelegd. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.