Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, een vonnis uitgesproken in een strafzaak waarbij de veroordeelde is verplicht tot betaling van € 149.734,47 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde is schuldig bevonden aan het produceren van fosfaat in de jaren 2020 en 2021 zonder de benodigde fosfaatrechten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in 2020 2.387,86 kg fosfaat heeft geproduceerd, waarvoor de leasekosten € 80.088,82 zouden hebben bedragen. In 2021 produceerde de veroordeelde 2.101,23 kg fosfaat, met leasekosten van € 69.445,65. De totale kosten die de veroordeelde heeft bespaard door geen fosfaatrechten te verwerven, bedragen € 149.734,47. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie behandeld op een openbare terechtzitting op 15 juli 2024, waar de veroordeelde aanwezig was en gehoord werd. De rechtbank oordeelde dat de draagkracht van de veroordeelde in de executiefase aan de orde komt en dat er geen reden is om de betalingsverplichting te matigen, aangezien niet is gebleken dat de veroordeelde op dat moment geen draagkracht heeft. Het vonnis is gewezen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken op 29 juli 2024.