ECLI:NL:RBOVE:2024:4034

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
82.192555.22 en 84.018909.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van melkveehouder voor overtreding van fosfaatrechten in Nederland

Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 58-jarige man veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 10.000,- met een proeftijd van twee jaren. De verdachte, een melkveehouder, heeft zich in de jaren 2018, 2020 en 2021 schuldig gemaakt aan het produceren van fosfaat zonder dat hij fosfaatrechten had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldeed aan de voorwaarden voor het verkrijgen van fosfaatrechten als startende ondernemer en dat hij ook geen verzoek had ingediend om deze rechten te verhogen. De verdachte had ten onrechte aangenomen dat hij recht had op fosfaatrechten en dat zijn verpachter deze rechten aan hem zou toekennen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk fosfaat heeft geproduceerd zonder de benodigde rechten, wat in strijd is met de Meststoffenwet. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het gebrek aan schriftelijke afspraken met zijn verpachter. De rechtbank achtte een voorwaardelijke geldboete passend, gezien de impact van de overtredingen op het milieu en de mestproductie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 82.192555.22 en 84.018909.23 (P)
Datum vonnis: 29 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 82.192555.22
als landbouwer op zijn bedrijf in 2018 1.957,67 kilogram meer fosfaat heeft geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht;
parketnummer 84.018909.23
als landbouwer op zijn bedrijf in 2020 en 2021 2.387,86 kilogram respectievelijk 2.101,23 kilogram meer fosfaat heeft geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 82.192555.22
hij in het kalenderjaar 2018 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, als landbouwer op zijn bedrijf gelegen aan of nabij de [adres] , meer dierlijke meststoffen met melkvee, te weten (ongeveer) 1957,67 uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft/hebben geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht;
parketnummer 84.018909.23
hij in het kalenderjaar 2020 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, als landbouwer op zijn bedrijf gelegen aan of nabij [adres] , meer dierlijke meststoffen met melkvee, te weten (ongeveer) 2.387,86, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht,
en/of,
hij in het kalenderjaar 2021 te Hoogeveen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, als landbouwer op zijn bedrijf gelegen aan of nabij [adres] , meer dierlijke meststoffen met melkvee, te weten (ongeveer) 2.101,23, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat hij in de veronderstelling leefde als startende melkveehouder recht te hebben op fosfaatrechten. Daarnaast heeft zijn verpachter hem gezegd dat zij recht had op de helft van de fosfaatrechten van stoppende pachters en dat de RVO dit in orde moest maken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier en van wat tijdens de zitting is besproken, stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft een melkveehouderij aan de [adres] . Het bedrijf wordt gevoerd in de vorm van een eenmanszaak. De eenmanszaak van verdachte is op 4 januari 2018 geregistreerd in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met 18 december 2017 als startdatum van de onderneming. In de jaren 2018 tot en met 2021 waren er geen fosfaatrechten geregistreerd op naam (van de melkveehouderij) van verdachte.
Verdachte heeft met zijn melkveehouderij de volgende hoeveelheid fosfaat geproduceerd:
  • in 2018: 1.957,67 kg;
  • in 2020: 2.387,86 kg;
  • in 2021: 2.101,23 kg.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en overweegt daartoe het volgende.
Uitzondering voor starters
De verdachte heeft verklaard dat hij veronderstelde dat hij als startende ondernemer recht had op fosfaatrechten. Hij heeft hierover geen contact gezocht met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO), maar ging ervan uit dat de RVO hem deze fosfaatrechten automatisch zou toekennen.
In artikel 72 van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet is geregeld dat op verzoek van een landbouwer met een nieuw gestart bedrijf het fosfaatrecht wordt verhoogd. Een nieuw gestart bedrijf is een bedrijf dat onder andere beschikt over een vóór 2 juli 2015 aan de landbouwer verleende omgevingsvergunning, vóór 2 juli 2015 onomkeerbare financiële verplichtingen is aangegaan en tussen 1 januari 2014 en 2 juli 2015 is gestart met de productie van melk bestemd voor consumptie of verwerking.
De rechtbank stelt vast dat verdachte niet aan deze voorwaarden voldoet.
Hij is op 18 december 2017 gestart met zijn bedrijf en is pas vanaf dat moment begonnen met het bedrijfsmatig melken van koeien. Hij kan dus geen aanspraak maken op de uitzondering voor startende ondernemers. Los daarvan heeft hij ook geen verzoek gedaan tot verhoging van de fosfaatrechten. Alleen daarom al kon hij er niet van uit gaan dat hij fosfaatrechten toegekend zou krijgen.
Overdracht fosfaatrechten door verpachter
Verder heeft verdachte verklaard dat hij fosfaatrechten zou verkrijgen via zijn verpachter, mevrouw [naam] . Volgens verdachte heeft mevrouw [naam] tegen hem gezegd dat zij recht zou hebben op de helft van de fosfaatrechten van andere pachters van haar, die zijn gestopt met hun boerenbedrijf. Volgens mevrouw [naam] zou de RVO dit in orde moeten maken, zo verklaarde verdachte.
De rechtbank overweegt daarover het volgende. De fosfaatrechten komen in beginsel alleen aan de pachter toe. Onder bepaalde voorwaarden kan een verpachter aanspraak hebben op de helft van de fosfaatrechten van een pachter, zodra de pacht is beëindigd. In geval van overdracht van fosfaatrechten dient de verpachter de helft van de marktwaarde van de over te dragen fosfaatrechten aan de pachter te betalen. Het is aan de pachter en de verpachter om de overdracht van de fosfaatrechten te bewerkstelligen. Het initiatief daarvoor ligt niet bij de RVO. Pas na registratie van de door de verpachter verkregen rechten, is deze in staat rechten ter beschikking te stellen aan de pachter, in dit geval aan verdachte.
Uit het dossier of de verklaring van verdachte is niet gebleken dat mevrouw [naam] als verpachter daadwerkelijk fosfaatrechten heeft verkregen die zij vervolgens aan verdachte heeft overdragen.
Tussenconclusie
Niet is gebleken dat verdachte als startende melkveehouder recht zou hebben op fosfaat-rechten of dat zijn verpachter fosfaatrechten aan hem heeft overgedragen.
De rechtbank concludeert dat verdachte in de jaren 2018, 2020 en 2021 zijn melkveehouderij heeft geëxploiteerd zonder dat er fosfaatrechten op zijn bedrijf rustten.
Wetenschap en opzet
In het economisch strafrecht moet de term opzet worden uitgelegd als kleurloos opzet. Dit
betekent dat het opzet alleen gericht moet zijn op de verweten gedraging, en niet op de
wederrechtelijkheid daarvan.
Zoals al besproken, veronderstelde verdachte dat hij als starter recht had op fosfaatrechten en dat zijn verpachter ook fosfaatrechten voor hem had. Hij heeft echter nooit een bevestiging van de RVO gekregen dat fosfaatrechten op zijn naam waren geregistreerd. Hij heeft zelf ook geen actie ondernomen om dat te regelen. Hij heeft geen contact gezocht met de RVO. Ook heeft hij niet geprobeerd om fosfaatrechten te leasen of te kopen. Verdachte wist in 2018, 2020 en 2021 dus dat er feitelijk geen fosfaatrechten op zijn bedrijf rustten.
Doordat hij heeft nagelaten zelf maatregelen te treffen, heeft verdachte opzettelijk fosfaat geproduceerd zonder dat hij daarvoor de rechten had.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde opzettelijk heeft begaan.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 82.192555.22
hij in het kalenderjaar 2018 te Hoogeveen, opzettelijk, als landbouwer op zijn bedrijf gelegen aan de [adres] , meer dierlijke meststoffen met melkvee, te weten 1957,67 uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht;
parketnummer 84.018909.23
hij in het kalenderjaar 2020 te Hoogeveen, opzettelijk, als landbouwer op zijn bedrijf gelegen aan [adres] , meer dierlijke meststoffen met melkvee, te weten 2.387,86, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht,
en
hij in het kalenderjaar 2021 te Hoogeveen, opzettelijk, als landbouwer op zijn bedrijf gelegen aan [adres] , meer dierlijke meststoffen met melkvee, te weten 2.101,23, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, heeft geproduceerd dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 21b Meststoffenwet, in combinatie met de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 82.192555.22
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21b, eerste lid van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan;
parketnummer 84.018909.23
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21b, eerste lid van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan,
en
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21b, eerste lid van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om verdachte een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 50.000,-- op te leggen, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich in drie kalenderjaren schuldig gemaakt aan het als melkveehouder produceren van fosfaat, zonder dat aan hem fosfaatrechten waren toegekend. Het fosfaatrechtenstelsel is ingevoerd om de mestproductie te reguleren, nadat, na afschaffing van de melkquotering, in 2015 het mestproductieplafond werd overschreden. Wanneer ondernemers meer fosfaat produceren dan de hoeveelheid waarvoor zij rechten hebben, komt dat doel in het gedrang. Ook brengt de productie van (te veel) fosfaat schadelijke gevolgen voor het milieu met zich.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
Afspraken tussen verdachte en de verpachter zijn mondeling en op basis van goed vertrouwen gemaakt. De verpachter heeft geen schriftelijke pachtovereenkomst gesloten met verdachte. De pachtsom die verdachte jaarlijks betaalt bedraagt € 18.000,-- en is evenmin schriftelijk vastgelegd. Ook over fosfaatrechten is niets schriftelijk vastgelegd. Dat betekent dat verdachte erop moet vertrouwen dat de verpachter haar toezeggingen nakomt. Verdachte heeft verklaard dat hij meermaals naar de fosfaatrechten heeft gevraagd en dat de verpachter hem steeds heeft verzekerd dat het daarmee wel goed zou komen. Zij verwees steevast naar de RVO die volgens haar de zaken niet op orde had.
De verpachter bezit een groot aantal boerderijen met bijbehorende grond, die zij verpacht aan verschillende pachters. Verdachte heeft vertrouwd op haar ervaring als verpachter. Hij heeft haar steeds op haar woord geloofd en heeft nagelaten zelf actie richting haar te ondernemen, naar zijn zeggen omdat hij van haar goede wil afhankelijk is. Daarmee heeft hij niet de verantwoordelijkheid genomen die op hem als melkveehouder en ondernemer rust. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Dat laat echter onverlet dat de verpachter verdachte met haar uitlatingen over de fosfaatrechten op het verkeerde been heeft gezet. Zij is haar toezegging dat het wel goed zou komen met de fosfaatrechten, niet nagekomen door die rechten niet daadwerkelijk op haar naam te laten registreren zodat zij die aan verdachte ter beschikking kon stellen. De rechtbank weegt dat mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 april 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor een soortgelijk strafbaar feit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 10.000,--, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden is.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 82.192555.22
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21b, eerste lid van
de Meststoffenwet, opzettelijk begaan;
parketnummer 84.018909.23
het misdrijf: overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21b, eerste lid van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan,
en
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 21b, eerste lid van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 10.000,-- (zegge: tienduizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
85 (vijfentachtig) dagen;
- bepaalt dat deze geldboete
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. R.P. van Campen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Vedder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2024.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
parketnummer 82.192555.22
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 159943/123637/6009482/3.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 14 november 2019 (bijlage 1 bij het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
Onderneming
Handelsnaam [bedrijf 1]
Rechtsvorm Eenmanszaak
Startdatum onderneming 18-12-2017 (datum registratie: 04-01-2018 )
Vestiging
Bezoekadres [adres]
Eigenaar
Naam [verdachte]
Geboortedatum [geboortedatum] -1966
Datum in functie 18-12-2017
2. Een schriftelijk bescheid, te weten het Bedrijfsoverzicht totaal van 13 november 2019 (bijlage 2 bij het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding] [afbeelding] [afbeelding]
3. Een schriftelijk bescheid, te weten de Rundveestaat en Veesaldokaart 1-1-2018 t/m 31-12-2018 (bijlage 4 bij het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
4. Het proces-verbaal met nummer 159943/123637/6009482/3, pagina 7, inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
Gemiddelde melkproductie per melkkoe per jaar 8.252 kg (364.751 kg melk / 44,2 stuks melkkoe)
5. Een schriftelijk bescheid, te weten de berekening overschrijding fosfaatrecht, melkvee 2018, betreffende [bedrijf 1] (bijlage 9 bij het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
parketnummer 84.018909.23
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit met nummer 173738/138073/6009482/3.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
6. Een schriftelijk bescheid, te weten een uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel van 16 juni 2022 (bijlage 1 bij het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
Onderneming
Handelsnaam [bedrijf 1]
Rechtsvorm Eenmanszaak
Startdatum onderneming 18-12-2017 (datum registratie: 04-01-2018)
Vestiging
Bezoekadres [adres]
Eigenaar
Naam [verdachte] , [verdachte]
Geboortedatum [geboortedatum]-1966
Datum in functie 18-12-2017
7. Een schriftelijk bescheid, te weten het Bedrijfsoverzicht totaal (bijlage 2 bij het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding] [afbeelding] [afbeelding] [afbeelding]
8. Een schriftelijk bescheid, te weten de Rundveestaat en Veesaldokaart 1-1-2020 t/m 31-12-2020 (bijlage 4 bij het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
9. Een schriftelijk bescheid, te weten de Rundveestaat en Veesaldokaart 1-1-2021 t/m 31-12-2021 (bijlage 5 bij het dossier), inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding]
10. Het proces-verbaal met nummer 173738/138073/6009482/3, pagina 9 tot en met 12, inhoudende, voor zover van belang:
[afbeelding] [afbeelding] [afbeelding]
[afbeelding]