ECLI:NL:RBOVE:2024:4032

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
08.097569.24. 08.061757.24, 08.073593.24, 05.061728.24 (gevoegd ter terechtzitting) en 08.216184.20 (vordering TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot ISD-maatregel na meerdere strafbare feiten, waaronder mishandeling en diefstal

Op 29 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 42-jarige man veroordeeld tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. De man is schuldig bevonden aan negen strafbare feiten, waaronder het voorhanden hebben van een boksbeugel, belediging van politieambtenaren, verzet tegen zijn aanhouding, mishandeling, en diefstal met een onrechtmatig verkregen pinpas. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een korte tijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, wat heeft geleid tot een aanzienlijke overlast en schade voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het recidivegevaar van de verdachte in overweging genomen bij het opleggen van de ISD-maatregel. De verdachte heeft eerder al een ISD-maatregel ondergaan, maar dit heeft niet geleid tot gedragsverandering. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.097569.24. 08.061757.24, 08.073593.24, 05.061728.24 (gevoegd ter terechtzitting) en 08.216184.20 (vordering TUL) (P)
Datum vonnis: 29 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] (in de zaak met parketnummer 08.073593.24) is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er in chronologische volgorde, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- parketnummer 08.061757.24
op 12 februari 2024 in Almelo een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
- parketnummer: 05.061728.24
op 18 februari 2024
1. in Zutphen, al dan niet samen met (een) ander(en), een iPhone en een autosleutel heeft gestolen;
2. in Deventer politieagenten heeft beledigd;
3. in Deventer een fiets heeft geheeld;
- parketnummer 08.073593.24
op of omstreeks 3 maart 2024 in Enschede en/of Borne,
1. zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding;
2. een politieagent heeft bespuugd.
- parketnummer 08.097569.24
in Hengelo
1. op 19 maart 2024 geld heeft gestolen door te pinnen met een onrechtmatig verkregen pinpas;
2. op 14 maart 2024 [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
3. op 19 maart 2024 een raam van een woning aan de [adres 1] heeft vernield;
4. in de periode van 17 maart 2024 tot en met 19 maart 2024 een e-bike heeft geheeld dan wel een e-bike heeft gestolen;
5. op 19 maart 2024 een I- pad, sleutelbos en een laptop heeft geheeld dan wel een I-pad, sleutelbos en een laptop heeft gestolen uit een woning.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.061757.24
hij op of omstreeks 12 februari 2024 te Almelo, een wapen van categorie I, onder 3,
te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 05.061728.24
1
hij op of omstreeks 18 februari 2024 te Zutphen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een iPhone en/of
- een autosleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 18 februari 2024 te Deventer,
opzettelijk
een of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 5] (hoofdagent bij
de eenheid Oost-Nederland) en/of [slachtoffer 6] (hoofdagent bij de eenheid
Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar bediening,
in zijn/haar tegenwoordigheid,
mondeling
heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: "kutkop", "flikker", "kankerlijer",
"kankerpolitie", "kankerflikkers", "strontboer", "kankerhomo", "flikkertje",
"kankerhoer", "kankerslet", "stinkhoer" en/of "vieze vuile kankerhoer", althans
woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 18 februari 2024 te Deventer,
een fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
parketnummer 08.073593.24
1
hij op of omstreeks 3 maart 2024 te Enschede en/of Borne, althans in Nederland,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een of meerdere ambtenaren, [slachtoffer 7] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid
Oost-Nederland en/of [slachtoffer 8] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid
Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun
bediening, immers heeft hij, verdachte, toen voornoemde ambtenaren hem wilden
aanhouden teneinde hem voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem
hem daartoe over te brengen naar een arrestantencomplex:
- zich een of meerdere malen proberen los te rukken en/of trekken en/of
- zich een of meerdere malen in tegengestelde richting bewogen dan voornoemde
ambtenaren hem trachtten te bewegen;
2
hij op of omstreeks 3 maart 2024 te Borne,
opzettelijk
een ambtenaar,te weten [slachtoffer 1] , werkzaam als agent bij de Eenheid
Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening,
in zijn tegenwoordigheid,
door feitelijkheden,
heeft beledigd,
door te spugen in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam, althans in de richting van
die [slachtoffer 1] te spugen;
parketnummer 08.097569.24
1
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo(O)
een aantal geldbedragen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele aan [slachtoffer 9] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat/die weg te nemen
geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel
door met de onrechtmatig in zijn bezit zijnde bankpas van die [slachtoffer 9] voornoemd
een drietal geldbedragen ad 13,10 euro en/of 40,90 euro en/of 40,-- euro te pinnen
bij respectievelijk Primera Groot Driene en/of Total Groot Driene en/of Jumbo
Hengelo;
2
hij op of omstreeks 14 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] voornoemd bij de kin en/of de
keel te grijpen/pakken en/of in de kin en/of de keel te knijpen en/of in het gezicht
te slaan;
3
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning gelegen aan de [adres 1]
, in elk geval enig goed, geheel of ten dele aan [slachtoffer 10] in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt;
4
hij in of omstreeks de periode van 17 t/m 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente
Hengelo (O),
een e-bike, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een e-bike in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 11] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of diens mededader
dat/die weg te nemen e-bike onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
5.
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O),
een ipad en/of een laptop en/of een sleutelbos, althans een goed heeft verworven,
voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen
goederen betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
uit een woning gelegen aan de [adres 2] ,
een paspoort en/of een jas en/of een ipad en/of een laptop en/of een sleutelbos, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele aan [slachtoffer 12] in elk geval aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.De bewijsmotivering

De ten laste gelegde feiten worden hierna in chronologische volgorde besproken.
3.1
Parketnummer 08.061757.24
3.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van dit feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Op 12 februari 2024 heeft de politie een boksbeugel aangetroffen op de bijrijdersstoel van een auto. Verdachte was net van de zitting van deze bijrijdersstoel opgestaan. Verdachte heeft ter terechtzitting op 15 juli 2024 verklaard dat deze boksbeugel van hem is.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
3.2
Parketnummer 05.061728.24
3.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. De onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.2.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 en heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht, net als de officier van justitie en de raadsman van verdachte, niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem van dit feit zal vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank stelt vast dat verdachte tijdens zijn aanhouding door de politie op 18 februari 2024 in Deventer, de politieambtenaren [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , diverse malen woorden als kutkop, stinkhoer, strontboer, flikkertje en meerdere woorden met ‘kanker’ heeft toegeroepen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gefrustreerd was en dat hij “wel wat” heeft gezegd.
Feit 3
Op 18 februari 2024 reed verdachte op een elektrische fiets, merk Gazelle, type Paris C7.
Er was geen fietssleutel in het fietsslot aanwezig was. De pin van het fietsslot stond naar beneden en het fietsslot was open. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de elektrische fiets heeft geheeld.
Conclusie
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
3.3
Parketnummer 08.073593.24
3.3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 2.
3.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en de genoemde bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, het volgende vast.
Op 3 maart 2024 is verdachte door de politieambtenaren [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] aangehouden voor het verstoren van de openbare orde. Verdachte werd door hen binnengebracht op het arrestantencomplex in Borne. Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat verdachte onder dwang werd gehouden door genoemde politieambtenaren. Verdachte verzette zich hevig en probeerde zich los te rukken. [slachtoffer 1] , politieagent, stond klaar om verdachte over te nemen van zijn collega’s [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] . Hij zag dat verdachte zijn hoofd en bovenlichaam in zijn richting draaide. De afstand tussen het gezicht van verdachte en het gezicht van [slachtoffer 1] was op dat moment ongeveer 60 centimeter. [slachtoffer 1] hoorde dat verdachte een spugend geluid in zijn richting maakte. Hij voelde direct een zware nevel in zijn gehele gezicht. Hij zag dat er druppels vocht aan het spuugmasker zaten. Hij voelde zich na het bespugen vies en in zijn eer en goede naam aangetast. Verbalisant [verbalisant 1] hoorde dat verdachte een rochelend geluid gemaakte. Zij zag dat verdachte naar haar collega [slachtoffer 1] keek. Zij zag dat er veel spuug in het spuugmasker zat. Hierop kon zij uitmaken dat verdachte had gespuugd naar [slachtoffer 1] . [verbalisant 1] hoorde [slachtoffer 1] roepen “'pas op hij spuugt, ik ben bespuugd”.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting op 15 juli 2024 verklaard dat hij op 3 maart 2024 was geboeid en dat de handboeien pijn deden. Hij heeft met zijn arm getrokken om de handboeien normaal te krijgen. Verdachte heeft verklaard dat hij een droge mond had. Hij heeft ontkend dat hij naar [slachtoffer 1] heeft gespuugd.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het maken van een rukkende beweging tijdens een aanhouding kan worden aangemerkt als verzet tegen de politieambtenaren die op dat moment bezig zijn met die aanhouding. De verklaring van verdachte dat hij niet naar [slachtoffer 1] heeft gespuugd wordt weerlegd door de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.4
Parketnummer 08.097569.24
3.4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, met dien verstande dat in het kader van het onder 5 primair ten laste gelegde opzetheling niet, maar schuldheling wel wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten 1, 3, 4 en 5 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit. Verdachte heeft [slachtoffer 2] alleen met twee vingers in zijn gezicht aangeraakt/geduwd en niet is gebleken dat [slachtoffer 2] letsel heeft opgelopen. Van mishandeling kan dan geen sprake zijn.
3.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de behandeling ter terechtzitting en de bewijsmiddelen, die als bijlage aan dit vonnis zijn gehecht, het navolgende vast.
[slachtoffer 2] werkt als conciërge bij de scholengroep [scholengroep] aan de [adres 3] . Op 14 maart 2024 werd hij aangesproken door leerlingen dat er een dronken man, die later verdachte bleek te zijn, bij het fietsenhok stond. [slachtoffer 2] ging naar verdachte toe en stuurde hem weg. Daarop werd verdachte boos. Verdachte heeft [slachtoffer 2] met een platte hand in zijn gezicht geslagen. [slachtoffer 2] voelde pijn.
In het proces-verbaal van uitkijken van de opgenomen camerabeelden wordt gerelateerd dat op de camerabeelden te zien is dat verdachte naar [slachtoffer 2] , de man met het roze shirt, loopt. Op de camerabeelden is te zien dat verdachte [slachtoffer 2] vervolgens in zijn gezicht slaat. Getuige [getuige] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte [slachtoffer 2] een klap in het gezicht gaf.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting op 15 juli 2024 verklaard dat hij op het schoolplein was. Hij heeft aangever [slachtoffer 2] in zijn gezicht aangeraakt/geduwd met wijzende vingers.
Conclusie
De verklaring van verdachte wordt weerlegd door de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, te weten: de aangifte, het proces-verbaal van bevinding van uitkijken van de camerabeelden en het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige] .
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem in zijn gezicht te slaan, waardoor [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden. Anders dan de verdediging stelt, is voor een bewezenverklaring van mishandeling niet vereist dat sprake is van letsel.
Feit 1, feit 4 en feit 5
In de nacht van 19 maart 2024 tussen 01:00 en 07:45 uur werd uit een woning aan de [adres 2] een aantal goederen weggenomen, waaronder een iPad, een laptop en een sleutelbos. De gestolen iPad straalde op diezelfde dag rond 13:00 uur uit in de omgeving van de Enschedesestraat in Hengelo (O). Daar zagen verbalisanten verdachte rijden op een fiets. Bij zijn aanhouding had verdachte een tas bij zich met daarin de uit de woning aan de [adres 2] gestolen iPad, laptop en sleutelbos. Vlak voor zijn aanhouding gooide verdachte, al fietsend, een portemonnee weg. In die portemonnee bleken verschillende pasjes op naam van [slachtoffer 9] te zitten. [slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn portemonnee uit een auto op 17 maart 2024 in Hengelo. Verdachte heeft op 19 maart 2024 drie keer geld gepind met de bankpas van [slachtoffer 9] , te weten bij de Primera, tankstation Total en de Jumbo in Hengelo. Verdachte reed , toen hij werd aangehouden, op een gestolen fiets, die in de nacht van 18 maart 2024 was weggenomen aan de [adres 4] en die toebehoorde aan [slachtoffer 11] . Het slot van deze fiets was doorgeslepen.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 15 juli 2024 verklaard dat iemand, die bij een vriend van hem was en met die vriend ‘handelde’, hem had gevraagd of hij een rugzak wilde ophalen en ergens anders wilde bezorgen. Hij heeft in de rugzak gekeken en zag verschillende spullen, waaronder een iPad en een laptop. Dezelfde persoon (‘de Turkse jongen’) vroeg hem toen ook om geld te pinnen met de pinpas uit de portemonnee en gaf, toen verdachte om de pincode vroeg, aan dat hij die niet kon geven en dat verdachte contactloos moest pinnen. Toen verdachte deze vragen kreeg, was hij ergens waar meerdere fietsen stonden en de Turkse jongen sprak over “handel”. Hij heeft van de Turkse jongen een fiets geleend om de tas op te halen. Hij heeft drie keer gepind met de pinpas uit de portemonnee.
Nadere bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de onder 1, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
-
Feit 1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de diefstal door geld te pinnen met een gestolen pinpas op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
-
Feiten 4 en 5
Voor een bewezenverklaring van opzetheling is vereist dat de pleger de spullen voorhanden had en dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen van de spullen wist dat deze van een misdrijf afkomstig waren.
Wat betreft de e-bike overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij de e-bike had geleend van iemand op straat die hij niet goed kende, die meerdere fietsen had staan en sprak over handel. De e-bike had een doorgeslepen slot met de pin naar beneden. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding op 19 maart 2024 een e-bike voorhanden had waarvan hij wist – althans bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard – dat deze e-bike van misdrijf afkomstig was. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van opzetheling.
Wat betreft de spullen in de rugzak overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van de spullen in de rugzak (elektronica, een sleutelbos) in samenhang met de omstandigheid dat verdachte van een persoon op straat die hij niet goed kende, de opdracht kreeg om de rugzak ergens te bezorgen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding op 19 maart 2024 een rugzak met spullen voorhanden had waarvan hij wist, althans bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het om gestolen spullen ging. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van opzetheling.
Feit 3
Op 19 maart 2024 is er een ruit vernield van een woning aan de [adres 1] . Verdachte heeft ter terechtzitting op 15 juli 2024 bekend dat hij de ruit heeft vernield door deze in te gooien met twee stenen. Hij was onder invloed van GHB.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van dit feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en nadien door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.061757.24
hij op 12 februari 2024 te Almelo, een wapen van categorie I, onder 3,
te weten een boksbeugel, voorhanden heeft gehad;
parketnummer 05.061728.24
2
hij op 18 februari 2024 te Deventer, opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 5] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland) en [slachtoffer 6] (hoofdagent bij de eenheid Oost-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "kutkop", "flikker", "kankerlijer", "kankerpolitie", "kankerflikkers", "strontboer", "kankerhomo", "flikkertje", "kankerhoer", "kankerslet", "stinkhoer" en "vieze vuile kankerhoer";
3
hij op 18 februari 2024 te Deventer, een fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof;
parketnummer 08.073593.24
1
hij op 3 maart 2024 in Nederland, zich met geweld, heeft verzet tegen ambtenaren, [slachtoffer 7] , werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland en [slachtoffer 8] , werkzaam als brigadier bij de Eenheid Oost-Nederland, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, immers heeft hij, verdachte, toen voornoemde ambtenaren hem wilden aanhouden teneinde hem voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een arrestantencomplex, zich proberen los te rukken;
2
hij op 3 maart 2024 te Borne, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 1] , werkzaam als agent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd,
door te spugen in het gezicht van die [slachtoffer 1] ;
parketnummer 08.097569.24
1
hij op 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) een aantal geldbedragen die aan [slachtoffer 9] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door met de onrechtmatig in zijn bezit zijnde bankpas van die [slachtoffer 9] voornoemd een drietal geldbedragen ad 13,10 euro en 40,90 euro en 40,00 euro te pinnen bij respectievelijk Primera Groot Driene en Total Groot Driene en Jumbo Hengelo;
2
hij op 14 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] voornoemd in het gezicht te slaan;
3
hij op 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O) opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een woning gelegen aan de [adres 1] , die aan [slachtoffer 10] toebehoorde, heeft vernield;
4
hij in de periode van 17 tot en met 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een e-bike voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5.
hij op 19 maart 2024 te Hengelo, gemeente Hengelo (O), een iPad en een laptop en een sleutelbos, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, 180, 266, 267, 300, 310, 311, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
- onder parketnummer 08.061757.24
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie;
- onder parketnummers: 05.061728.24
feit 2, het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt gedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf: opzetheling;
- onder parketnummer 08.073593.24
feit 1, het misdrijf: wederspannigheid;
feit 2, het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt gedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
onder parketnummer 08.097569.24
feit 1, misdrijf: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2, het misdrijf: mishandeling;
feit 3, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
feit 4, primair, en feit 5 primair, telkens het misdrijf: opzetheling.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat niet voldaan is aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van de ISD-maatregel. Er zijn niet drie onherroepelijke veroordelingen in de afgelopen vijf jaren waarbij ter zake een misdrijf een vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende straf werd opgelegd, welke (taak)straf volledig ten uitvoer is gelegd. Verder kan niet worden gezegd dat alternatieven voor de ISD-maatregel voldoende beproefd werden. Subsidiair is aangevoerd dat de ISD-maatregel voor de maximale duur van een jaar dient te worden opgelegd waarbij een tussentijdse toets na ommekomst van zes maanden zal worden bepaald. De raadsman verzoekt aftrek van de voorlopige hechtenis te gelasten.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een zeer korte tijd aan negen strafbare feiten schuldig gemaakt. Ten eerste heeft verdachte een verboden wapen, namelijk een boksbeugel voorhanden gehad.
Daarnaast heeft verdachte zich meerdere keren schuldig gemaakt aan de belediging van diverse politieambtenaren. Hij gebruikte daarbij grove woorden. Verdachte heeft zich verder verzet tegen zijn aanhouding en heeft daarbij ook een politieambtenaar in het gezicht gespuugd. Deze politieambtenaar heeft beschreven hoe smerig hij zich hierna voelde. Het gedrag van verdachte jegens politieambtenaren in functie getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De rechtbank acht het ernstig dat verdachte politieagenten die hun werk doen zo agressief bejegent. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Bovendien heeft verdachte een schoolconciërge op een schoolplein in het gezicht geslagen. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de conciërge, die hem enkel aansprak op zijn aanwezigheid op een plek waar hij niet mocht zijn: een schoolplein. De conciërge is hier enorm van geschrokken. De mishandeling heeft hem een erg onveilig gevoel gegeven. Daarbij komt nog dat dit feit heeft plaatsgevonden op een schoolplein, bij uitstek een plek waar iedereen zich veilig moet kunnen voelen. Tijdens dit feit waren bovendien schoolgaande kinderen op het schoolplein aanwezig die de mishandeling hebben gezien. De mishandeling moet ook bij hen gevoelens van onveiligheid hebben opgeroepen.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan diefstal door driemaal geld te pinnen met een onrechtmatig verkregen pinpas. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetheling van twee e-bikes, een Ipad, laptop en een sleutelbos welke misdrijven het plegen van diefstallen en inbraken lucratief maken en een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand houden. Tot slot heeft verdachte een ruit vernield. Door aldus te handelen heeft verdachte de gedupeerde overlast en financiële schade bezorgd. Met het plegen van deze feiten heeft de verdachte er bovendien blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van een ander.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van
14 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest en dat de in 2016 opgelegde ISD-maatregel er niet toe heeft geleid dat verdachte is gestopt met het plegen van strafbare feiten. In de afgelopen vijf jaar is verdachte meermalen onherroepelijk tot gevangenisstraffen veroordeeld, welke straffen inmiddels geheel ten uitvoer zijn gelegd. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van verdachte is beëindigd.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over de persoon van verdachte van 1 juli 2024 van Geestelijke Gezondheidszorg ERW Novadic-Kentron Eindhoven, opgemaakt en ondertekend door [reclasseringswerker 1] , reclasseringswerker, en [reclasseringswerker 2] , unitmanager. In dit rapport staat, zakelijk weergegeven, het volgende. Verdachte staat bekend als een zeer actieve veelpleger en wordt besproken in het veelplegersoverleg van het Zorg- en Veiligheidshuis Twente. Er is sprake van een delictpatroon van het plegen van vermogensdelicten, al dan niet gepleegd met geweld. Tussen 2016 en 2018 heeft verdachte een ISD-maatregel doorlopen. Deze maatregel heeft niet tot gedragsverandering geleid. Verdachte is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en borderline trekken en zijn dossier bevat duidelijke aanwijzingen dat sprake is van ernstige verslavingsproblematiek (GHB). Verdachte heeft een lange hulpverleningsgeschiedenis bij de reclassering. De inzet van verschillende bijzondere voorwaarden waarbinnen ambulante en klinische hulpverleningstrajecten zijn ingezet, heeft tot op heden niet geleid tot het gewenste resultaat: het terugdringen van de kans op recidive. Verdachte haakte telkens voortijdig af, hield zich niet aan afspraken en voorwaarden en recidiveerde in delictgedrag. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om verdachte in een voorwaardelijk kader te begeleiden. Er is sprake van problemen op nagenoeg alle leefgebieden en het risico op recidive, letsel en onttrekking aan voorwaarden is hoog. De reclassering adviseert om bij een veroordeling een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Een dergelijk fors justitieel kader is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat verdachte aanhaakt bij een hulpverleningstraject dat erop is gericht om de kans op recidive te verminderen. Ter zitting van 15 juli 2024 heeft reclasseringswerker [reclasseringswerker 3] , verbonden aan het Zorg- en Veiligheidshuis Twente, aanvullend op de rapportage toegelicht dat een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek zal plaatsvinden dat richtinggevend zal zijn bij het opstellen van een plan van aanpak voor een ISD-maatregel.
In het advies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie van
3 april 2024, opgemaakt en ondertekend door F. Scholten, GZ-psycholoog, wordt geconcludeerd dat er geen contra-indicaties zijn voor oplegging van een ISD-maatregel.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel is voldaan. De onder parketnummer 05.061728.24 onder 3 en onder parketnummer 08.097569.24 onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde feiten zijn feiten waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 67, eerste lid aanhef en onder a of b, Sv voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarmee wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 38m, eerste lid aanhef en onder 1, Sr.
Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane feiten tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of een taakstraf (parketnummers 21.002489.21, 21.002106.20 en 08.192170.20) en de feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Gelet op het hoge recidiverisico en de uitgebreide justitiële documentatie van verdachte, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De veiligheid van personen en goederen eist oplegging van een ISD-maatregel.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 14 mei 2024 blijkt dat ook is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag worden opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Bij de oplegging van de ISD-maatregel moet het belang van de maatschappij om beveiligd te worden tegen de aantasting van de veiligheid van personen of goederen door misdrijven zoals gepleegd door verdachte, worden afgewogen tegen het onder meer in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op persoonlijke vrijheid. De rechtbank is zich bewust van de zwaarte van de ISD-maatregel, maar is, alles afwegende, van oordeel dat het belang van de maatschappij om tegen verdachtes handelen te worden beschermd, dient te prevaleren. De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat de problematiek van verdachte maakt dat hij hulp, begeleiding en behandeling nodig heeft om de kans op recidive te verminderen en dat oplegging van de ISD-maatregel daarom is aangewezen. Verdachte heeft al eerder de ISD-maatregel opgelegd gekregen, maar is na ommekomst van deze maatregel in 2018 opnieuw in criminaliteit vervallen. Gevangenisstraffen van enige duur hebben geen effect gehad op hem en zowel ambulante als klinische hulpverleningstrajecten zijn steeds door verdachte voortijdig afgebroken. Gelet hierop ziet de rechtbank – anders dan de verdediging – geen aanknopingspunten voor een alternatief voor de ISD-maatregel. Alternatieven zijn inmiddels voldoende doch tevergeefs beproefd en zullen naar het oordeel van de rechtbank, en blijkens het reclasseringsadvies, onvoldoende kunnen bijdragen aan risicobeperking en gedragsbeïnvloeding. Het maatschappelijk belang kan daarom niet op een andere wijze in voldoende mate worden beschermd dan door het opnieuw opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Zonder deze maatregel moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte zijn huidige levenswijze niet vrijwillig kan en zal opgeven en ook in de toekomst misdrijven zal blijven plegen. Verdachte veroorzaakt stelselmatig overlast en zal zich gedurende de ISD-maatregel niet schuldig kunnen maken aan strafbare feiten. De beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van verdachtes criminele recidive eisen daarom het opleggen van die maatregel.
Verdachte heeft verklaard niet gemotiveerd te zijn voor een ISD-maatregel en niet te willen meewerken aan behandelingen in het kader van de maatregel. De rechtbank houdt verdachte voor dat de oplegging van de ISD-maatregel voortkomt uit zijn eigen gedrag, namelijk het steeds opnieuw plegen van strafbare feiten. Dat verdachte niet wenst te meewerken aan enige vorm van behandeling of begeleiding in het kader van de maatregel is en blijft zijn eigen keuze, waarvan hij op elk moment terug kan komen. In die zin is deze maatregel opnieuw een kans voor hem om tot gedragsverandering te komen.
De rechtbank legt de ISD-maatregel op voor de duur van twee jaren, zonder op voorhand te bepalen dat een tussentijdse toetsing zal plaatsvinden. De rechtbank acht het van belang dat er voldoende tijd is om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen om de bescherming van de samenleving te optimaliseren en alle kansen te geven aan de behandeling van verdachte, waaronder het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om op grond van artikel 38n, tweede lid Sr rekening te houden met de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Om dezelfde reden zal de rechtbank niet bepalen dat een tussentijdse beoordeling als bedoeld in artikel 38n, derde lid, Sr zal plaatsvinden.

7.De schade van benadeelden

7.1.
Parketnummer 08-073593-24
7.1.1.
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich, ten aanzien van feit 2, als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 3 maart 2024.
7.1.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen.
7.1.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vanwege de door hem bepleite vrijspraak verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.1.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 ten laste gelegde. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde vergoeding voor immateriële schade, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is, zodat de vordering zal worden toegewezen als verzocht.
7.1.5.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
7.2.
Parketnummer 08.097569.24
7.2.1.
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] heeft zich, ten aanzien van feit 2, als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 14 maart 2024.
7.2.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen.
7.2.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vanwege de door hem bepleite vrijspraak verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
7.2.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 2 ten laste gelegde. Op grond van artikel 6:106, aanhef en sub b, van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan voor vermogensschade als de benadeelde op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt, de aard en ernst van de normschending mede in aanmerking genomen, vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden: hij is enorm geschrokken van de klap die uit het niets kwam, sliep slecht in de nachten na de mishandeling en heeft zich lang onveilig gevoeld op zijn werk. De rechtbank is daarom van oordeel dat vergoeding voor immateriële schade, gelet op alle omstandigheden van het geval, redelijk is. De rechtbank zal gebruik maken van haar bevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de gedeeltelijke schade vast op € 350,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan te weten 14 maart 2024. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
7.2.5.
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 7 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 9 september 2020 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf voor de duur van 29 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
8.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering moet worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht indien de rechtbank aan verdachte de ISD-maatregel oplegt.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de op te leggen ISD-maatregel, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf niet opportuun is, zodat zij de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38m, 38n en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05.061728.24, onder feit 1, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder
parketnummer 08.061757.24,parketnummer 05.061728.24 onder 2 en 3,parketnummer 08.073593.24 onder 1 en 2,parketnummer 08.097569.24 onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 primairten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
onder parketnummer 08.061757.24het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13 eerste lid van de Wet wapens en munitie;
onder parketnummer: 05.061728.24feit 2, het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt gedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf: opzetheling;
onder parketnummer 08.073593.24feit 1, het misdrijf: wederspannigheid;
feit 2, het misdrijf: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt gedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
onder parketnummer 08.097569.24feit 1, misdrijf: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 2, het misdrijf: mishandeling;
feit 3, het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
feit 4, primair, het misdrijf: opzetheling
feit 5, primair, het misdrijf: opzetheling
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
maatregel
- gelast dat de verdachte wordt geplaatst in
een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren;
schadevergoeding parketnummer 08-073593-24
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe (bestaande uit
immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 2) van een bedrag van € 400,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2024)
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 8 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding parketnummer 08.097569.24
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 350,00;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 2) van een bedrag van € 350,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 350,00, (zegge: driehonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 7 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-216184-20
-
wijstde vordering
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P. Heisterkamp, voorzitter, mr. J. Wentink en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2024.
Buiten staat
Mr. Wentink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Parketnummer 08.061757.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024066579, opgemaakt en afgesloten op 1 maart 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 10, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant;
3. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 17 en 18, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant.
Parketnummer 05.061728.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024078666, opgemaakt en gesloten op 23 februari 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 2
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv.
2. Het proces-verbaal van aanhouding, pagina’s 68 en 69, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 52, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant.
Feit 3
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, pagina 69, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisanten.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 57, voor zover inhoudend het relaas van de verbalisant.
Parketnummer 08.073593.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024100089, opgemaakt en afgesloten op 11 maart 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Op 3 maart 2024 was ik geboeid en de handboeien deden pijn. Ik heb met mijn arm getrokken om de handboeien normaal te krijgen.
2. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, pagina’s 13, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] , zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2024 werd door ons op de locatie Noorderhagen in Enschede aangehouden als verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] , ter zake van het verstoren van de openbare orde. Bij het vervoer en de verplaatsing van de verdachte zijn handboeien aangelegd.
3. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 10 en 11, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2024 waren wij verbalisanten, [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , belast met de incidentenafhandeling in Enschede.
Toen er voldoende eenheden ter plaatse waren, is er gezien het agressieve gedrag van [verdachte] alsnog besloten alsnog over te gaan tot aanhouding voor het verstoren van de openbare orde. Wij zagen dat [verdachte] toen hij eenmaal in het dienstvoertuig zat, wederom helemaal door het lint ging. [verdachte] heeft een spuugmasker op gekregen en is noodgedwongen door meerdere collega's tijdens het vervoer gefixeerd.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 8, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2024, was ik verbalisant [verbalisant 1] in uniform gekleed werkzaam op het
arrestantencomplex te Borne. Ik hoorde dat de collega's onderweg waren naar het
arrestantencomplex te Borne. Ik hoorde dat er werd gevraagd of wij klaar konden gaan
staan om de collega's op te vangen en te ondersteunen. Omstreeks 18:00 uur werd verdachte [verdachte] binnengebracht op het arrestantencomplex te Borne.
Collega's [slachtoffer 1] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en ik stonden klaar in de sluis waar de
arrestanten binnen worden gebracht om de collega's op te vangen.
Ik verbalisant [verbalisant 1] deed het portier van de Mercedes Vito open. Ik zag dat mij ambtshalve bekende [verdachte] op de grond lag op zijn buik in de bus met zijn gezicht naar beneden en ik zag dat zijn beide handen geboeid waren. Ik zag dat verdachte [verdachte] onder dwang werd gehouden door twee collega's. Ik zag dat hij zich hevig verzette. Ik zag dat hij zich probeerde los te rukken.
Feit 2
1. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 8, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2024, werd verdachte ( [verdachte] ) [verdachte] binnengebracht op het arrestantencomplex te Borne.
Ik zag dat collega [slachtoffer 1] verdachte [verdachte] bij zijn rechter boven arm vastpakte om hem uit de bus te begeleiden. Ik zag dat verdachte [verdachte] zijn gezicht omdraaide. Ik hoorde dat verdachte [verdachte] een rochelend geluid maakte, ik zag dat verdachte [verdachte] keek naar collega [slachtoffer 1] . Ik zag dat er veel spuug in het spuugmasker zat. Hierop kon ik uitmaken dat er werd gespuugd naar collega [slachtoffer 1] . Ik hoorde collega [slachtoffer 1] roepen ''pas op hij spuugt, ik ben bespuugd''. Ik zag dat collega [slachtoffer 1] het gezicht van verdachte [verdachte] weer omdraaide naar de grond.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina’s 5 en 6, voor zover inhoudend als de verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2024 was ik werkzaam als arrestantenverzorger in het arrestanten centrum te Borne. Het verzoek was dat wij klaar gingen staan ter ondersteuning bij de insluiting van de mij ambtshalve bekende verdachte [verdachte] . Ik zag dat mijn collega [verbalisant 1] de schuifdeur van de Mercedes Vito opende. Ik pakte de verdachte bij zijn rechter bovenarm om hem uit de bus te begeleiden. Ik zag dat de verdachte zijn hoofd en bovenlichaam in mijn richting draaide. De afstand tussen de verdachte zijn gezicht en mijn gezicht was op dat moment ongeveer 60 centimeter. Ik hoorde dat de verdachte in mijn richting een spugend geluid maakte. Ik voelde direct een zware nevel in mijn gehele gezicht. Ik zag dat er druppels vocht aan het spuugmasker zaten. Ik voelde mij na het bespugen vies en in mijn goede naam en eerbaarheid aangetast.
Parketnummer 08.097569.24
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024127241, opgemaakt en afgesloten op 21 maart 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 9] , pagina’s 97 en 98.
Feit 2
1. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , pagina 12, voor zover inhoudend als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als conciërge bij de scholengroep [scholengroep] aan de [adres 3] . Ik werd aangesproken door leerlingen dat er een dronken man bij de fietsenhok stond. Ik ben direct naar het fietsenhok gelopen. Ik kan de man als volgt omschrijven:
- kaal;
- zonnenbril;
- beige broek;
- groenige lange jas.
Ik zag dat de man heel erg boos werd. Hij sloeg met zijn linkerhand met een platte hand in mijn gezicht. Hij raakte in mijn gezicht. Ik voelde pijn.
2. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 20, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 20 maart 2024 bekeek ik de opgenomen camerabeelden van een mishandeling gepleegd op 14 maart 2024 aan de [adres 3] .
Links boven in beeld zie ik 2024-03-19-11-49-11(1)
Enkele meters links naast de bromfiets zie ik een man staan. Deze man staat naast een fiets. De man is gekleed in een lichte spijkerbroek en een groene jas. De man heeft een kaal hoofd.
Na 01 minuut en 13 seconden zie ik man gekleed in een rose/paars t shirt in beeld komen. Ik zie dat hij in de richting van de kale man loopt. Na 1 minuut en 59 seconden loopt de man met het kale hoofd in de richting van de man met het rose shirt. Ik zie dat hij met zijn linkerhand de kin van de man met het rose shirt kort vastpakt. Ik zie dat de man met het kale hoofd de man met het roze shirt in zijn gezicht slaat. Ik zie dat hij dit doet met een vlakke linkerhand.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , pagina 15, voor zover inhoudend als verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam bij het [school] , gelegen aan de [adres 3] [slachtoffer 2] is een 19 jarige conciërge bij ons. Ik liep naar buiten richting de ingang van het schoolplein. Mijn collega [slachtoffer 2] kwam er vervolgens ook aangelopen. Ik zag dat de verdachte man met zijn vlakke hand [slachtoffer 2] een klap in het gezicht gaf.
Feit 3
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 10] , pagina’s 32 en 33.
Feit 4 en feit 51. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 15 juli 2024, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ten tijde van mijn aanhouding (op 19 maart 2024) reed ik op een e-bike. Ik had die e-bike geleend van iemand, die meerdere fietsen had staan en die sprak over handel.
Iemand, die bij een vriend van mij was en met die vriend ‘handelde’, heeft mij gevraagd of ik een rugzak wilde ophalen en ergens anders wilde bezorgen. Ik was toen ergens waar meerdere fietsen stonden en een Turkse jongen sprak over “handel”. Ik heb van die Turkse jongen een fiets geleend om een tas op te halen. Ik heb in de rugzak gekeken en zag verschillende spullen, waaronder een iPad en een laptop.
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 11] , pagina 95, voor zover inhoudend als verklaring van aangever op 18 maart 2024, zakelijk weergegeven:
Mijn e-bike is gestolen. Stond onder onze carport (op slot en met kettingslot). Is vannacht rond 4 uur gebeurd.
Object: fiets
Merk/type: Specialized Como 3.0 Igh Nb Cstblk/Silrefl S
kleur: Zwart
framenummer : [nummer]
3. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 12] , pagina 59, voor zover inhoudend als verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Op 19 maart 2024 tussen 01.00 uur en 07.45 uur zag ik dat er meerdere goederen waren
weggenomen. Verder was mijn IPAD en onze huissleutels weggenomen. Verder zag ik dat de laptop van mijn vriendin was weggenomen. Het betrof een 8 jaar oude laptop van het merk BENOVA. Laptop was grijs van kleur en was voorzien van meerdere stikkers met daarop billen.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 64, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 19 maart 2024 kreeg ik het verzoek van Operationeel Centrum om naar de
Enschedestraat te Hengelo te gaan. Kort daarop kreeg van de collega's door dat zij iemand hadden aangehouden. Ik ben direct naar de collega's gereden. Ik zag dat de verdachte [verdachte] betrof. Iets verderop ter hoogte van een opvallende dienstvoertuig zag ik een elektrische fiets in de berm liggen berm liggen met daarnaast een grijze rugzak. Bij de rugzak zag ik een IPAD liggen. In de rugzak zag ik een grijze laptop liggen met daarop stikkers van billen. Ik hoorde [verdachte] verklaren dat de aangetroffen goederen, fiets en goederen
uit de rugzak, niet van hem waren.