ECLI:NL:RBOVE:2024:4017

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
10819202 \ CV EXPL 23-4712
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen door advocaten van Rein Assen B.V. tegen gedaagden wegens niet-deugdelijke uitvoering van werkzaamheden

In deze civiele procedure vordert Rein Assen B.V. betaling van openstaande facturen van gedaagden, die niet volledig zijn voldaan. De gedaagden betwisten de vordering en stellen dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd door de advocaten van Rein. De kantonrechter heeft de vorderingen van Rein toegewezen, waarbij hij oordeelt dat de werkzaamheden wel degelijk zijn verricht en dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun verweer. De kantonrechter overweegt dat de advocaten van Rein in de periode van oktober 2019 tot december 2022 werkzaamheden hebben verricht voor de gedaagden, die na het faillissement van een stichting als bestuurders door de curator werden aangesproken. De gedaagden hebben de laatste facturen van in totaal € 7.015,78 niet betaald. De kantonrechter concludeert dat de gedaagden niet kunnen volhouden dat er geen overeenkomst van opdracht is tot stand gekomen met de advocaten van Rein, en dat de werkzaamheden zijn verricht ten behoeve van alle gedaagden. De kantonrechter wijst de vordering tot betaling van de openstaande facturen toe, evenals de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 10819202 \ CV EXPL 23-4712
Vonnis van 23 juli 2024
in de zaak van
REIN ASSEN B.V.,
te Assen,
eisende partij,
hierna te noemen: Rein,
gemachtigde: mr. M. Fennema,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 1],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 2],
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna afzonderlijk te noemen [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [gedaagde 3] en gezamenlijk [gedaagden] c.s.,
procederend in persoon.

1.Inleiding en samenvatting

1.1.
Drie advocaten van Rein hebben voor [gedaagden] c.s. werkzaamheden verricht, waarvoor Rein facturen heeft gestuurd. [gedaagden] c.s. hebben de betreffende facturen niet volledig voldaan. Rein vordert daarom in deze procedure betaling van de openstaande facturen. [gedaagden] c.s. vinden dat de vordering van Rein afgewezen moet worden omdat de werkzaamheden volgens [gedaagden] c.s. niet deugdelijk zijn uitgevoerd en de advocaten niet hebben opgetreden als redelijk handelende en redelijk bekwame advocaten.
1.2.
De kantonrechter zal de vorderingen van Rein toewijzen en zal hierna uitleggen waarom.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- het bericht van 15 april 2024 met producties van Rein;
- de mondelinge behandeling van 25 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.Het geschil

3.1.
Rein vordert - samengevat - hoofdelijke veroordeling van [gedaagden] c.s. tot betaling van een bedrag van € 7.015,59 aan Rein, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen en tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 878,19, met veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten.
3.2.
[gedaagden] c.s. voeren verweer. [gedaagden] c.s. concluderen tot niet-ontvankelijkheid van Rein, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Rein, met veroordeling van Rein in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt dat advocaten van Rein in de periode van oktober 2019 tot december 2022 werkzaamheden voor [gedaagden] c.s. hebben verricht omdat [gedaagden] c.s. na het faillissement van Stichting [stichting] als (feitelijk) bestuurders van de betreffende vennootschap door de curator werden aangesproken voor het tekort in het faillissement.
[gedaagden] c.s. hebben de laatste facturen voor de werkzaamheden van Rein (over de periode juli 2022 t/m december 2022) van in totaal € 7.015,78 niet betaald. De kantonrechter overweegt verder dat tussen partijen niet in geschil is dat de werkzaamheden waarvoor de facturen zijn verstuurd door Rein zijn verricht.
4.2.
[gedaagden] c.s. vinden dat de vordering van Rein afgewezen moet worden. Zij voeren daartoe ten eerste aan dat alleen [gedaagde 1] opdracht aan Rein heeft gegeven tot het verrichten van de werkzaamheden en dat met [gedaagde 2] en [gedaagde 3] geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen. Volgens [gedaagde 2] en [gedaagde 3] kunnen zij daarom niet voor betaling van de facturen aangesproken worden. De kantonrechter volgt hen niet in dat verweer. Het enkele feit dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de overeenkomst van opdracht zoals zij stellen niet hebben ondertekend, betekent niet dat er geen overeenkomst met Rein tot stand is gekomen. Zoals Rein onbetwist heeft aangevoerd zijn vanaf het begin van de opdracht alle werkzaamheden ook ten behoeve van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] verricht. Zo is vanaf het begin van de opdracht met alle drie de partijen gecommuniceerd en is ook namens alle partijen een schikkingsaanbod aan de curator gedaan. Ook heeft mr. [naam 1] namens alle partijen opgetreden in de door de curator aangespannen procedure. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagden] c.s. bovendien erkend dat de werkzaamheden namens alle drie de partijen zijn verricht.
4.3.
[gedaagden] c.s. stellen verder dat de advocaten van Rein niet als redelijk handelende en redelijk bekwame advocaten hebben opgetreden omdat er vanaf de start van de opdracht in oktober 2019 tot aan juli 2021 te veel uren zijn besteed aan schikkingsonderhandelingen met de curator en zij daarover te weinig op de hoogte zijn gehouden. De kantonrechter overweegt dat de bezwaren van [gedaagden] c.s. zien op de werkzaamheden van de eerste advocaten (mrs. [naam 2] en [naam 3]) in periode vanaf de start van de opdracht in 2019 tot aan de dagvaarding van de curator in 2021, terwijl de facturen die [gedaagden] c.s. onbetaald hebben gelaten zien op werkzaamheden die zijn verricht door mr. [naam 1] vanaf juli 2022, nadat de rechtbank een vonnis had gewezen in de procedure tussen de curator en [gedaagden] c.s. Over de werkzaamheden van mr. [naam 1] hebben [gedaagden] c.s. volgens hun eigen stellingen en hun verklaringen tijdens de mondelinge behandeling echter geen klachten. Verder hebben [gedaagden] c.s. de facturen voor de werkzaamheden van mrs. [naam 2] en [naam 3] over de periode van 2019 t/m 2021 ook zonder bezwaar betaald. Pas na het vonnis van 20 juli 2022 hebben [gedaagden] c.s. zich op het standpunt gesteld dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn verricht. Er is daarom naar het oordeel van de kantonrechter geen grond om de facturen niet te voldoen.
4.4.
Bovendien is onvoldoende gebleken dat de eerste advocaten (mrs. [naam 2] en [naam 3]) destijds niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat hebben gewerkt. Tijdens de mondelinge behandeling is door Rein onbetwist gesteld dat het ging om een bewerkelijke bestuurdersaansprakelijkheidszaak en dat er veel tijd is besteed aan het bestuderen van het omvangrijke dossier en het bepalen van een redelijk en onderbouwd schikkingsaanbod aan de curator. Daar komt bij dat [gedaagden] c.s. de facturen voor de werkzaamheden in het kader van de schikkingsonderhandelingen hebben betaald zonder te klagen over het aantal bestede uren. De stelling van [gedaagden] c.s. dat geen contact met hen is onderhouden, is door Rein gemotiveerd weersproken met een afschrift van gevoerde correspondentie en gedetailleerde urenlijsten waarop de correspondentie aan [gedaagden] c.s. waaruit volgt dat [gedaagden] c.s. voldoende geïnformeerd waren. [gedaagden] c.s. hebben hun stelling dat de advocaten van Rein hun werkzaamheden niet als redelijk handelende en redelijk bekwame advocaten hebben verricht daarom onvoldoende gemotiveerd. Het feit dat er uiteindelijk geen schikking tot stand is gekomen maakt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat achteraf geconcludeerd kan worden dat de advocaten hun werkzaamheden destijds niet goed hebben verricht.
4.5.
Tot slot gaat ook de stelling van [gedaagden] c.s. dat Rein het dossier niet zorgvuldig heeft overgedragen aan de nieuwe advocaat, niet op. Volgens [gedaagden] c.s. heeft Rein het dossier niet compleet overgedragen omdat de grieven in het hoger beroep en de notulen van de verificatievergadering in het faillissement niet in het dossier zaten. Daarover heeft Rein gemotiveerd (en onweersproken) aangevoerd dat mr. [naam 1] in hoger beroep geen grieven heeft genomen omdat er al langere tijd niet was betaald voor de verrichte werkzaamheden en dat mr. [naam 1] [gedaagden] c.s. er destijds ook op heeft gewezen dat hij zonder betaling geen werkzaamheden meer zou verrichten. Dat er geen notulen van de verificatievergadering zijn overgelegd, waarbij mr. [naam 1] (zoals tijdens de zitting door [gedaagden] c.s. is erkend) op verzoek van [gedaagden] uit kostenoogpunt niet aanwezig was, maakt ook niet dat het dossier onvolledig is overgedragen. Dat Rein het dossier om andere redenen incompleet of onjuist heeft overgedragen is niet gesteld of gebleken. Ook deze stellingen van [gedaagden] c.s. leiden er daarom niet toe dat de werkzaamheden niet goed zijn verricht.
4.6.
Gelet op het voorgaande gaan de verweren van [gedaagden] c.s. niet op. De vordering van Rein tot betaling van de openstaande facturen van € 7.015,59, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen, zal daarom worden toegewezen.
4.7.
Rein vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 878,15. De kantonrechter zal conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 725,78 toewijzen.
4.8.
[gedaagden] c.s. zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Rein worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
110,06
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.437,06
4.9.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk om aan Rein te betalen een bedrag van € 7.015,59, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de vervaldata van de facturen tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk om aan Rein te betalen de buitengerechtelijke incassokosten van € 725,78,
5.3.
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 1.437,06, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024. (MB)