Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[partij A1] ,
2.
[partij A2],
1.De zaak in het kort
2.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
verkrijgendeverjaring is ingevolge artikel 3:99 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) een onafgebroken bezit te goeder trouw van tien jaar vereist. Een bezitter is ingevolge artikel 3:118 BW te goeder trouw, wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich ook redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen. Uit artikel 3:105 BW volgt dat goede trouw niet vereist is voor het verkrijgen van een registergoed door middel van
bevrijdendeverjaring. Degene die een goed bezit op het tijdstip waarop de verjaring van een rechtsvordering strekkende tot beëindiging van het bezit wordt voltooid, verkrijgt dat goed, ook al was zijn bezit niet te goeder trouw. De termijn voor een bevrijdende verjaring bedraagt in beginsel twintig jaar.