ECLI:NL:RBOVE:2024:3968

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
C/08/307880 / HA ZA 23-480
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor werkzaamheden aan kantoorstoelen en boot

In deze civiele zaak heeft eiseres, handelend onder een bepaalde naam, werkzaamheden verricht voor gedaagde en vordert zij betaling van twee facturen. De eerste factuur betreft werkzaamheden aan kantoorstoelen, terwijl de tweede factuur betrekking heeft op werkzaamheden aan de boot van gedaagde. Gedaagde betwist de werkzaamheden aan de kantoorstoelen en erkent alleen de werkzaamheden aan de boot, maar stelt dat er een bedrag van € 8.500,00 is overeengekomen voor deze werkzaamheden, dat al betaald is. De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen. Eiseres heeft niet voldaan aan haar stelplicht met betrekking tot de factuur voor de kantoorstoelen en zal niet worden toegelaten tot bewijslevering. Hoewel vaststaat dat er werkzaamheden aan de boot zijn verricht, heeft eiseres onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat gedaagde € 20.075,11 verschuldigd is. De rechtbank concludeert dat gedaagde het bedrag van € 8.500,00 al heeft betaald, waardoor de vorderingen van eiseres worden afgewezen. Eiseres wordt bovendien veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/307880 / HA ZA 23-480
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiser]handelend onder de naam
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. J.J. Lammers,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. H.A. van Hapert.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de mondelinge behandeling van 11 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota aan de zijde van [eiseres] .

2.De samenvatting

2.1.
[eiseres] heeft werkzaamheden voor [gedaagde] verricht en vordert betaling van twee facturen. De eerste factuur ziet volgens [eiseres] op werkzaamheden aan kantoorstoelen van [gedaagde] en de tweede factuur op werkzaamheden aan zijn boot. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] de facturen (grotendeels) onbetaald gelaten. [gedaagde] betwist dat er in opdracht van hem werkzaamheden aan kantoorstoelen zijn verricht. Wel erkent hij dat [eiseres] werkzaamheden aan zijn boot heeft verricht, maar volgens hem zijn partijen op 14 juli 2022 daar een bedrag van € 8.500,00 voor overeengekomen. Dit bedrag is volgens [gedaagde] al betaald.
2.2.
De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af. [eiseres] heeft ten aanzien van de factuur voor de kantoorstoelen niet aan haar stelplicht voldaan en zij zal niet worden toegelaten tot bewijslevering. Wel staat vast dat er werkzaamheden aan de boot van [gedaagde] zijn verricht, maar [eiseres] heeft, gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] , onvoldoende gesteld om vast te kunnen stellen dat [gedaagde] daar € 20.075,11 voor moet betalen. Ook op dit punt zal [eiseres] niet worden toegelaten tot bewijslevering. De rechtbank kan niet vaststellen dat partijen meer dan een totaalbedrag van € 8.500,00 zijn overeengekomen voor de werkzaamheden aan de boot. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] dat bedrag al betaald, waardoor de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] houdt zich bezig met het vervaardigen van bekleding van objecten en interieur van voertuigen, vaartuigen en vliegtuigen.
3.2.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 21 februari 2022 een offerte gestuurd voor diverse werkzaamheden. Daarop staat aangeven dat de werkzaamheden in totaal € 6.249,65 bedragen. Op de factuur is met pen geschreven ‘
Dit is een richting aanwijzer’ en ‘
Maximaal € 11000,-’.
3.3.
[eiseres] heeft vervolgens voor [gedaagde] werkzaamheden verricht. Partijen hebben op 14 juli 2022 met elkaar afgesproken om de hoogte van het door [gedaagde] te betalen bedrag voor de werkzaamheden vast te stellen.
3.4.
[eiseres] heeft op 14 juli 2022 een factuur ter hoogte van € 14.832,18 met factuurnummer [factuurnummer 1] gestuurd naar [bedrijf] , de onderneming van [gedaagde] . Bij de beschrijving staat op de factuur ‘
bekleed kantoorstoelen’ vermeld.
3.5.
Er is door [eiseres] een specificatie opgesteld voor de factuur met factuurnummer [factuurnummer 1] . In de specificatie staat:
‘Bekledingsmaterieel 500 Bleu 28,10 meter x € 89,95 € 2.527,60
Bekledingsmaterieel 500 Sand 23 meter x € 89,95 € 2.068,85
Lamineer faam 60 meter € 23,95 per meter € 1.437
Lamineren stof 51,10 meter 51,10 m x 1,50 m = 76,65 m2
76,65 m2 X € 14,95 € 1.145,92
polyther koudschuim reparatie delen € 680
plaat delen hout reparatie delen € 545
dakron materieel 60 m x € 6,95 € 417
contact lijm en spuitlijm € 185
extra geleverd 20 stuks led lampen per stuk € 29,95 € 599
arbeidsuren/kosten 55,84 uren x € 47,50 € 2.652,63
Totaal bedrag excl.Btw € 12.258
Totaal bedrag incl.Btw € 14.832,18’
3.6.
Op 18 juli 2022 is er door [bedrijf] twee keer een bedrag van € 2.500,00 aan [eiseres] overgemaakt. In de omschrijving van de betalingen staat het factuurnummer [factuurnummer 1] vermeld.
3.7.
Er is in augustus 2022 een discussie ontstaan tussen [eiseres] en een aantal collega’s van [gedaagde] van [bedrijf] [eiser] het door [gedaagde] te betalen bedrag. De collega’s namen tijdelijk zaken voor [gedaagde] waar omdat hij daar wegens ziekte zelf niet toe in staat was.
3.8.
[eiseres] heeft [gedaagde] op 26 september 2022 een herinnering gestuurd dat van de factuur met factuurnummer [factuurnummer 1] nog een bedrag van € 9.832,18 niet betaald is.
3.9.
[eiseres] heeft op 1 november 2022 een factuur ter hoogte van € 20.075,11 met factuurnummer [factuurnummer 2] aan [gedaagde] gestuurd. Bij de omschrijving staat op de factuur het volgende vermeld:

Bekleed compleet
Yacht Kuster
De Blauwe Draeck
Werkzaamheden afgerond op 13 juli 2022
Zie bijbehorende specificatie
3.10.
Per aangetekende brief van 24 januari 2024 heeft de advocaat van [eiseres] [gedaagde] gesommeerd om in totaal een bedrag van € 29.907,29 te betalen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan.

4.Het geschil

De vordering
4.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 30.981,36 (bestaande uit € 29.907,29 aan hoofdsom en € 1.074,07 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met de wettelijke rente en proceskosten.
4.2.
Aan haar vordering legt [eiseres] ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen partijen gemaakte afspraken doordat hij de facturen van 14 juli 2022 en 1 november 2022 onbetaald heeft gelaten. Volgens [eiseres] is zij op 14 juli 2022 met hem overeengekomen dat hij eerst werkzaamheden met betrekking tot de kantoorstoelen zou betalen van in totaal € 14.832,18. [eiseres] heeft op 18 juli slechts twee keer een bedrag van € 2.500,00 euro ontvangen ter betaling van die factuur, waardoor er nog een bedrag van € 9.832,18 open staat. De factuur van 1 november 2022 van in totaal € 29.907,29 zag op werkzaamheden met betrekking tot de boot van [gedaagde] . [gedaagde] heeft die factuur geheel niet voldaan. Nu [gedaagde] heeft nagelaten de twee facturen te betalen, verkeert hij in verzuim en is hij gehouden de wettelijke rente aan [eiseres] te betalen. [eiseres] was genoodzaakt haar vordering uit handen te geven en buitengerechtelijke incassokosten te maken, die voor rekening dienen te komen van [gedaagde] .
Het verweer
4.3.
[gedaagde] betwist de vorderingen van [eiseres] . Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] alleen werkzaamheden aan zijn boot verricht. [eiseres] heeft geen werkzaamheden aan kantoorstoelen in opdracht van hem verricht. Partijen zijn voor het verrichten van de werkzaamheden aan de boot geen vaste prijs overeengekomen, maar op de offerte van 21 februari 2022 heeft [eiser] van [eiseres] aangegeven dat het werk maximaal
€ 11.000,00 zou gaan kosten. Volgens [gedaagde] zijn partijen op 14 juli 2022 overeengekomen dat hij een bedrag van € 8.500,00 (incl. btw) voor de werkzaamheden aan zijn boot moest betalen. Hij heeft daarom op 18 juli 2022 twee keer een bedrag van
€ 2.500,00 overgemaakt aan [eiseres] , via de bankrekening van zijn onderneming [bedrijf] . [gedaagde] zou eerder, op 7 juni 2022, al een bedrag van € 2.000,00 aan [eiseres] vooruit hebben betaald. Op 22 juli 2022 heeft hij nog een keer een bedrag van € 1.500,00 betaald, waardoor hij het gehele door hem verschuldigde bedrag heeft voldaan. Volgens [gedaagde] liggen aan de facturen van 14 juli 2022 en 1 november 2022 geen overeenkomsten ten grondslag, waardoor de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.

5.De beoordeling

De factuur van 14 juli 2022
5.1.
Op de factuur staat bij de omschrijving vermeld dat het om bekleding van kantoorstoelen gaat. [gedaagde] betwist echter dat hij opdracht heeft gegeven tot bekleding van zijn kantoorstoelen en dat deze werkzaamheden zijn verricht. [eiseres] heeft verder geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij wel kantoorstoelen in opdracht van [gedaagde] heeft bekleed. Zij heeft slechts een foto van één stoel overgelegd, maar tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] namens [eiseres] verklaard dat op die foto niet een kantoorstoel maar de bestuurdersstoel van de boot te zien is. [eiseres] heeft daarnaast een specificatie overgelegd waarbij staat dat die ziet op hetzelfde factuurnummer ( [factuurnummer 1] ) als de factuur van 14 juli 2022. Maar alle materialen en werkzaamheden die op de specificatie worden genoemd hebben te maken met de boot van [gedaagde] . Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat deze specificatie niet juist is. Hij zou de specificatie in augustus 2022 uit frustratie hebben opgesteld omdat [gedaagde] niet betaalde en op de specificatie verkeerde materialen en werkzaamheden hebben genoteerd.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank staat door de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] niet vast dat [eiseres] werkzaamheden aan kantoorstoelen heeft verricht en [gedaagde] € 14.832,18 had moeten betalen. Het had op de weg van [eiseres] gelegen om (nadere) feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat die werkzaamheden wel in opdracht van [gedaagde] zijn verricht, wat zij heeft nagelaten. [eiseres] heeft daarnaast in de dagvaarding een (algemeen) bewijsaanbod gedaan, maar dit bewijsaanbod niet geconcretiseerd. Ook tijdens de mondelinge behandeling is geen concreet bewijsaanbod gedaan. [eiseres] zal daarom niet worden toegelaten tot bewijslevering. De rechtbank wijst het gevorderde bedrag van € 14.832,18 voor de werkzaamheden aan de kantoorstoelen af.
De factuur van 1 november 2022
5.3.
[eiseres] stelt dat de factuur van 1 november 2022 ziet op de werkzaamheden aan de boot van [gedaagde] en dat hij daar in totaal € 20.075,11 voor had moeten betalen. De hoogte van dit bedrag is door [gedaagde] betwist. Volgens [gedaagde] zijn er door [eiseres] wel werkzaamheden aan zijn boot verricht, maar partijen zouden op 14 juli 2022 een totaalbedrag van € 8.500,00 zijn overeengekomen.
5.4.
Uit de omschrijving van de factuur van 1 november 2022 blijkt dat deze factuur inderdaad ziet op de werkzaamheden aan de boot van [gedaagde] . Voor deze werkzaamheden is op 21 februari 2022 de offerte opgesteld. [eiser] erkent dat hij op de offerte ‘
Dit is een richting aanwijzer’ en ‘
Maximaal € 11000,-’ heeft geschreven
.Volgens [gedaagde] blijkt hieruit dat hij nooit meer dan € 11.000,00 hoeft te betalen voor de werkzaamheden van [eiseres] . Dit is volgens [eiseres] niet juist. Volgens haar gaat het slechts om een ‘richtingaanwijzer’, waardoor het mogelijk was dat werkzaamheden duurder uit zouden vallen. Dit is volgens haar ook het geval geweest.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Het genoemde maximumbedrag van € 11.000,00 dat op de offerte staat geschreven is veel hoger dan het bedrag van € 20.075,11 dat [gedaagde] volgens de factuur van 1 november 2022 moet betalen. Op de factuur staat dat er een bijbehorende specificatie zou zijn (zie 3.9.), maar [eiseres] heeft die specificatie niet overgelegd. Volgens [gedaagde] heeft hij deze ook niet ontvangen. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling de factuur niet nader gespecificeerd. Hierdoor staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat [eiseres] werkzaamheden aan de boot voor in totaal € 20.075,11 heeft verricht. Ook is niet gebleken dat dat de werkzaamheden aan de boot in totaal meer dan
€ 8.500,00 euro hebben gekost. Volgens de offerte zouden de werkzaamheden € 6.249,65 en maximaal € 11.000,00 bedragen. [eiseres] heeft een factuur voor matrassen voor de boot overgelegd van € 2.156,80. Tezamen met het in de offerte geschatte bedrag van € 6.249,65 komt dit rond de € 8.500,00 uit. Er is verder niet gebleken dat er nog meer werkzaamheden zijn verricht of (duurdere) materialen zijn ingekocht die maken dat [gedaagde] in totaal
€ 20.075,11 moet betalen. [eiseres] had bonnen/facturen in het geding kunnen brengen en kunnen toelichten wat zij voor haar werkzaamheden rekent, om zo aan te tonen dat het door haar gevorderde totaalbedrag juist is. Dit heeft zij echter nagelaten.
5.6.
Voor de werkzaamheden waar de factuur van 1 november 2022 op ziet, is door [eiseres] verder geen concreet bewijsaanbod gedaan. [eiseres] zal daarom niet worden toegelaten tot bewijslevering. De rechtbank is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat [gedaagde] € 20.075,11 voor de werkzaamheden aan de boot verschuldigd is. Zover kan worden vastgesteld zijn partijen niet meer dan een totaalbedrag van € 8.500,00 overeengekomen.
5.7.
Het is vervolgens de vraag of [gedaagde] de € 8.500,00 (volledig) heeft betaald. Uit door [eiseres] overgelegde bankafschriften blijkt dat zij twee keer een bedrag van € 2.500,00 van [gedaagde] heeft ontvangen via de rekening van [bedrijf] . [gedaagde] stelt dat hij daarnaast op 7 juni 2022 een bedrag van € 2.000,00 en op 22 juli 2022 een bedrag van € 2.500,00 heeft betaald voor de werkzaamheden aan zijn boot. Het bedrag op 7 juni 2022 zou zijn betaald als voorschot voor de inkoop van de matrassen voor de boot. Het betaalde bedrag van 22 juli 2022 ziet op het restant wat [gedaagde] nog moest betalen. [eiseres] betwist dat de betalingen van 7 juni 2022 en 22 juli 2022 zien op werkzaamheden aan de boot. Volgens haar zien die betalingen op een tweedehands stootkussen voor de zijkant van de boot en zwemvesten die [gedaagde] van [eiser] heeft gekocht. Dit blijkt volgens [eiseres] uit het feit dat in de omschrijving van de betalingen ‘
Martpl.1.’ vermeld staat. Volgens [gedaagde] is dit niet juist. Hij zou de genoemde spullen niet via marktplaats of bij de zaak van [eiseres] van [eiser] hebben gekocht. Wel is [gedaagde] bij [eiseres] geweest, maar daar heeft hij niets gekocht en heeft hij die spullen ook niet gezien. De tekst ‘
Martpl.1.’ stond vermeld in de betaalverzoeken die [gedaagde] van [eiseres] ontving en dat kon hij niet aanpassen, maar deze betalingen zagen op (een voorschot voor) de materialen en werkzaamheden aan zijn boot.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de betalingen op 7 juni 2022 en 22 juli 2022 op werkzaamheden voor de boot zagen. Volgens [eiseres] zou [gedaagde] een stootkussen voor de zijkant van de boot en zwemvesten van haar gekocht hebben, maar zij heeft niets overgelegd waaruit blijkt dat dit het geval is, zoals bijvoorbeeld een marktplaatsadvertentie en een reactie daarop van [gedaagde] . Dit blijkt ook niet althans onvoldoende uit het feit dat in de betaalverzoeken ‘
Martpl.1.’ vermeld staat, nu die tekst niet duidelijk maakt op wat dit precies ziet. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de betalingen zien op de werkzaamheden aan de boot. Dit geldt ook voor de twee betalingen van € 2.500,00, nu niet is komen vast te staan dat er werkzaamheden zijn verricht aan kantoorstoelen van [gedaagde] . Dit betekent dat [gedaagde] het gehele bedrag van € 8.500,00 heeft betaald en daardoor niets meer aan [eiseres] verschuldigd is. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.
De proceskosten
5.9.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.051,00

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 3.051,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.