Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
[eiseres],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord,
- de pleitnota aan de zijde van [eiseres] .
2.De samenvatting
3.De feiten
Dit is een richting aanwijzer’ en ‘
Maximaal € 11000,-’.
bekleed kantoorstoelen’ vermeld.
Bekleed compleet
4.Het geschil
€ 11.000,00 zou gaan kosten. Volgens [gedaagde] zijn partijen op 14 juli 2022 overeengekomen dat hij een bedrag van € 8.500,00 (incl. btw) voor de werkzaamheden aan zijn boot moest betalen. Hij heeft daarom op 18 juli 2022 twee keer een bedrag van
€ 2.500,00 overgemaakt aan [eiseres] , via de bankrekening van zijn onderneming [bedrijf] . [gedaagde] zou eerder, op 7 juni 2022, al een bedrag van € 2.000,00 aan [eiseres] vooruit hebben betaald. Op 22 juli 2022 heeft hij nog een keer een bedrag van € 1.500,00 betaald, waardoor hij het gehele door hem verschuldigde bedrag heeft voldaan. Volgens [gedaagde] liggen aan de facturen van 14 juli 2022 en 1 november 2022 geen overeenkomsten ten grondslag, waardoor de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van de procedure.
5.De beoordeling
Dit is een richting aanwijzer’ en ‘
Maximaal € 11000,-’ heeft geschreven
.Volgens [gedaagde] blijkt hieruit dat hij nooit meer dan € 11.000,00 hoeft te betalen voor de werkzaamheden van [eiseres] . Dit is volgens [eiseres] niet juist. Volgens haar gaat het slechts om een ‘richtingaanwijzer’, waardoor het mogelijk was dat werkzaamheden duurder uit zouden vallen. Dit is volgens haar ook het geval geweest.
€ 8.500,00 euro hebben gekost. Volgens de offerte zouden de werkzaamheden € 6.249,65 en maximaal € 11.000,00 bedragen. [eiseres] heeft een factuur voor matrassen voor de boot overgelegd van € 2.156,80. Tezamen met het in de offerte geschatte bedrag van € 6.249,65 komt dit rond de € 8.500,00 uit. Er is verder niet gebleken dat er nog meer werkzaamheden zijn verricht of (duurdere) materialen zijn ingekocht die maken dat [gedaagde] in totaal
€ 20.075,11 moet betalen. [eiseres] had bonnen/facturen in het geding kunnen brengen en kunnen toelichten wat zij voor haar werkzaamheden rekent, om zo aan te tonen dat het door haar gevorderde totaalbedrag juist is. Dit heeft zij echter nagelaten.
Martpl.1.’ vermeld staat. Volgens [gedaagde] is dit niet juist. Hij zou de genoemde spullen niet via marktplaats of bij de zaak van [eiseres] van [eiser] hebben gekocht. Wel is [gedaagde] bij [eiseres] geweest, maar daar heeft hij niets gekocht en heeft hij die spullen ook niet gezien. De tekst ‘
Martpl.1.’ stond vermeld in de betaalverzoeken die [gedaagde] van [eiseres] ontving en dat kon hij niet aanpassen, maar deze betalingen zagen op (een voorschot voor) de materialen en werkzaamheden aan zijn boot.
Martpl.1.’ vermeld staat, nu die tekst niet duidelijk maakt op wat dit precies ziet. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de betalingen zien op de werkzaamheden aan de boot. Dit geldt ook voor de twee betalingen van € 2.500,00, nu niet is komen vast te staan dat er werkzaamheden zijn verricht aan kantoorstoelen van [gedaagde] . Dit betekent dat [gedaagde] het gehele bedrag van € 8.500,00 heeft betaald en daardoor niets meer aan [eiseres] verschuldigd is. De vorderingen van [eiseres] zullen daarom worden afgewezen.