3.4Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt, op grond van de hierna te noemen opsomming van de bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit met uitzondering van het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt in het dossier wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. De rechtbank zal verdachte ter zake van het onderdeel ‘medeplegen’ vrijspreken.
Ten aanzien van het vuurwerk dat verdachte bij de pseudokoop voorhanden heeft gehad en aan de pseudokoper ter beschikking heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan waar en wanneer verdachte dit specifieke vuurwerk had opgeslagen. De rechtbank spreekt verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
De rechtbank komt ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit voor het overige tot een bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens de verdachte ten aanzien van deze onderdelen geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal pseudokoop van 24 juni 2022, pagina’s 405 t/m 411;
het proces-verbaal van 7 juli 2022 (met nummer 2022266944 -D) betreffende het onderzoek door het COV aan het inbeslaggenomen vuurwerk, pagina’s 491 t/m 518;
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van de zitting van 11 juli 2024.
De rechtbank komt, op grond van de hierna te noemen opsomming van de bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit met uitzondering van het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt in het dossier wettig en overtuigend bewijs waaruit kan blijken dat de verdachte het ten laste gelegde feit pleegde in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. De rechtbank zal verdachte - overeenkomstig feit 1 - ter zake van het onderdeel ‘medeplegen’ vrijspreken.
De rechtbank zal - in lijn met het standpunt van de officier en justitie en de raadsvrouw - verdachte vrijspreken van het ter beschikking stellen van het professioneel vuurwerk, nu wettig en overtuigend bewijs hiertoe ontbreekt. De aangetroffen informatie op de telefoon van verdachte wekt wel de indruk dat verdachte zich hiermee bezig heeft gehouden, maar dit is niet komen vast te staan voor wat betreft de gedragingen zoals benoemd in de tenlastelegging onder dit feit.
Ten aanzien van het binnen het grondgebied van Nederland brengen van het professionele vuurwerk overweegt de rechtbank het volgende. Hoewel uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte vuurwerk heeft (in)gekocht en opgehaald bij [bedrijf] te Duitsland en verdachte zelf heeft verklaard dat hij ook vuurwerk in België heeft gekocht, is niet komen vast te staan dat verdachte het specifiek ten laste gelegde vuurwerk op of omstreeks de ten laste legde datum van 21 juni 2022 binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank spreekt daarom verdachte van dit onderdeel vrij.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de eigendomsvraag van het vuurwerk in het onderhavige geval niet relevant is. Van belang is dat verdachte vrij en onbeperkt toegang had tot de loods aan [adres 2] ; verdachte heeft immers zelf verklaard dat de sleutel van de toegangsdeur buiten de loods bovenop het deurkozijn lag. Verdachte wist bovendien dat er in de loods op twee plekken illegaal vuurwerk lag opgeslagen; volgens verdachte lag er zijn vuurwerk, maar ook een deel dat volgens hem toebehoorde aan [naam] en waar verdachte onbelemmerd bij kon komen. Daarmee had verdachte èn wetenschap van al het in de loods aangetroffen vuurwerk èn had hij hierover de beschikkingsmacht. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte al het in de tenlastelegging opgesomde vuurwerk voorhanden heeft gehad.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte heeft bekend en door of namens de verdachte overigens geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2022 betreffende het aantreffen van vuurwerk in de loods aan [adres 2] , pagina 27;
het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2022 betreffende het aantreffen van vuurwerk in de auto Volkswagen Passat geparkeerd nabij de loods, pagina’s 21 t/m 25;
het proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2022 betreffende het aantreffen van vuurwerk in de schuur/woning aan de [adres 1] , pagina’s 51 en 52;
het proces-verbaal van bevindingen van het proces-verbaal van 7 juli 2022 (met nummer 2022266944 -E) betreffende het onderzoek door het COV aan het inbeslaggenomen vuurwerk, pagina’s 519 t/m 600;
het proces-verbaal van bevindingen van het proces-verbaal van 7 juli 2022 (met nummer 2022266944 -V) betreffende het onderzoek door het COV aan het inbeslaggenomen vuurwerk, pagina’s 601 t/m 629 en 631 t/m 639;
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van de zitting van 11 juli 2024.
Feit 3
De rechtbank komt, op grond van de hierna te noemen opsomming van de bewijsmiddelen, tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit met uitzondering van het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt in het dossier wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd in een nauwe en bewuste samenwerking met een ander. De rechtbank zal verdachte ter zake van het onderdeel ‘medeplegen’ vrijspreken (net als bij voornoemde feiten 1 en 2).
Het kennelijke foutieve huisnummer in de tenlastelegging zal de rechtbank verbeteren in de bewezenverklaring, omdat het een evidente vergissing betreft en duidelijk is dat het huisnummer “ [huisnummer 2] ” moet zijn in plaats van “ [huisnummer 1] ”. Dit geldt ook voor de gewichtsaanduiding, nu deze kennelijk is weggevallen in de tekst na het gedachtestreepje en het naar het oordeel van de rechtbank duidelijk moet zijn dat het “kilogram” betreft.
De rechtbank komt ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit voor het overige tot een bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu de verdachte dit feit heeft bekend en door of namens de verdachte ten aanzien van deze onderdelen geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
het proces-verbaal van bevindingen van 22 juni 2022 betreffende het aantreffen van vuurwerk in de schuur/woning aan de [adres 1] , pagina’s 51 en 52;
het proces-verbaal van 7 juli 2022 (met nummer 2022266944 -V) betreffende het onderzoek door het COV aan het inbeslaggenomen vuurwerk, pagina’s 601 t/m 605 en 630;
de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, zoals opgenomen in proces-verbaal van de zitting van 11 juli 2024.