ECLI:NL:RBOVE:2024:3945

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
23 juli 2024
Zaaknummer
10899600 \ CV EXPL 24-189
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bestuurder bij turboliquidatie en terugvordering van te veel betaalde voorschotten voor gas, water en elektra

In deze zaak huurt eiseres sinds 2000 een gedeelte van een bedrijfshal van Markthal de Gloepe B.V. (MdG), waarvan gedaagde de bestuurder is. Eiseres heeft maandelijks voorschotten voor gas, water en elektra betaald, maar nooit een jaar- of eindafrekening ontvangen. Eiseres stelt dat zij te veel heeft betaald en vordert terugbetaling van € 138.995,88. MdG is op 1 juni 2023 ontbonden door turboliquidatie, waarna de bedrijfshal is verkocht. Eiseres stelt gedaagde aansprakelijk voor haar vordering, omdat hij onrechtmatig heeft gehandeld door de turboliquidatie door te voeren terwijl er nog baten aanwezig waren. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld, maar wijst de vorderingen van eiseres af. Het gevorderde bedrag is niet correct berekend en het is te ingewikkeld om vast te stellen of en hoeveel MdG aan eiseres had moeten terugbetalen. Eiseres heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om haar vordering te onderbouwen. Ook de subsidiaire vordering wordt afgewezen, omdat gedaagde niet meer afrekeningen kan aanleveren dan hij al heeft verstrekt. Eiseres wordt in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 10899600 \ CV EXPL 24-189
Vonnis van 23 juli 2024
in de zaak van
[eiseres] V.O.F.,
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. H.H. Renkema ,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.E. Kikkert.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de aanvullende producties 31 t/m 33 van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling van 5 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De samenvatting

2.1.
[eiseres] huurt sinds 2000 een gedeelte van een bedrijfshal van Markthal de Gloepe B.V. (hierna: MdG), waarvan [gedaagde] bestuurder is. [eiseres] heeft altijd maandelijks een voorschot voor gas, water en elektra aan MdG betaald, maar [eiseres] heeft nooit een jaar- of eindafrekening van MdG ontvangen. Volgens [eiseres] heeft zij jaren lang te veel betaald, waardoor zij recht heeft op terugbetaling van een bedrag van € 138.995,88. Op 1 juni 2023 is MdG ontbonden door turboliquidatie en de bedrijfshal is daarna verkocht. [eiseres] stelt dat [gedaagde] als bestuurder van MdG aansprakelijk is voor betaling van haar vordering op MdG, nu hij onrechtmatig heeft gehandeld door over te gaan tot turboliquidatie van MdG terwijl er nog baten aanwezig waren. [eiseres] vordert daarom primair dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot betaling van € 138.995,88. Subsidiair vordert [eiseres] dat [gedaagde] originele afrekeningen van leveranciers van gas, water en elektra aanlevert over de jaren 2002 tot en met 2023, op straffe van een dwangsom en dat hij daarnaast tot betaling overgaat van wat [eiseres] te veel heeft betaald aan voorschot.
2.2.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] als bestuurder onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is. De vorderingen van [eiseres] worden echter niet toegewezen. Het primair gevorderde bedrag van € 138.995,88 is niet juist berekend en zal daarom worden afgewezen. Het is daarnaast zeer ingewikkeld dan wel onmogelijk om vast te stellen of en hoeveel MdG aan [eiseres] had moeten terugbetalen. Gelet op de betwisting van [gedaagde] , had het op de weg van [eiseres] gelegen nadere feiten en omstandigheden naar voren te brengen waaruit blijkt dat zij wel degelijk een vordering op MdG heeft gehad, wat zij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende heeft gedaan. Ook het subsidiair gevorderde kan daarom niet worden toegewezen. De motivering van deze beslissing volgt hierna.

3.De feiten

3.1.
Vanaf 1 januari 2000 huurt [eiseres] een gedeelte van een bedrijfshal van MdG aan de [adres 1] . [eiseres] en MdG exploiteren allebei een winkel in de bedrijfshal. In het begin gebruikte [eiseres] ongeveer de helft van de bedrijfshal, later is dit meer geworden.
3.2.
[gedaagde] is bestuurder van MdG. De privéwoning van [gedaagde] , met het adres [adres 2] , is eveneens op het terrein van de bedrijfshal gelegen.
3.3.
[eiseres] (toen nog onder de naam [naam vof] ) en MdG hebben voor de bedrijfshal op 11 februari 2000 een huurovereenkomst gesloten. In artikel 4.1. van de huurovereenkomst staat:

De betalingsverplichting van huurder bestaat uit:
  • de huurprijs
  • de vergoeding voor de onder 6 bedoelde bijkomende leveringen en diensten
(…)’
3.4.
In artikel 6 van de huurovereenkomst staat:

Als door of vanwege verhuurder te verzorgen bijkomende leveringen en diensten komen partijen overeen:
De huidige totale gas, water en elektra kosten op jaarbasis minus privé zijn voor de helft voor rekening huurder.
3.5.
[eiseres] heeft maandelijks een voorschot van € 816,33 (incl. btw) aan MdG betaald voor gas, water en elektra. De hoogte van het voorschot is volgens partijen door de jaren heen altijd hetzelfde gebleven. MdG heeft [eiseres] nooit een jaar- of eindafrekening gestuurd.
3.6.
Op 27 oktober 2022 is MdG bij brief van de gemachtigde van [eiseres] (onder meer) verzocht inzichtelijk te maken hoe hoog de energiekosten daadwerkelijk zijn en hoe groot het aandeel van [eiseres] daarin is.
3.7.
[gedaagde] heeft bij e-mail van 4 november 2022 gereageerd namens MdG. [gedaagde] geeft daarin aan dat hij € 775,00 aan gas, € 405,00 aan elektra en € 20,00 aan water betaalt. De gemachtigde van [eiseres] heeft bij e-mail van 16 november 2022 laten weten dat hij op grond van deze bedragen vermoedt dat [eiseres] de gehele huurperiode te veel heeft betaald. De gemachtigde schrijft dat als hij binnen één week niet een deugdelijke eindafrekening voor de afgelopen 5 jaren heeft ontvangen, [eiseres] haar betalingsverplichtingen met betrekking tot het voorschot opschort.
3.8.
[eiseres] heeft daarna herhaaldelijk om een eindafrekening voor gas, water en elektra gevraagd aan [gedaagde] . Partijen zijn daarover in discussie geraakt. Bij brief van
22 maart 2023 heeft [eiseres] aangegeven dat zij haar betalingsverplichtingen aangaande het voorschot en de huur zal opschorten totdat MdG de eindafrekening heeft overgelegd.
3.9.
Bij e-mail van 25 mei 2023 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan MdG een berekening gestuurd van het geschatte gebruik met als uitkomst dat MdG een bedrag van ongeveer
€ 96.000,00 aan [eiseres] moet terugbetalen. [gedaagde] heeft daarna een aantal jaarafrekeningen met betrekking tot de elektra gestuurd. De gemachtigde van [eiseres] reageert op 16 juni 2023 dat uit de jaarafrekening blijkt dat het geschatte bedrag klopt en [gedaagde] ongeveer
€ 100.000,00 terug moet betalen. [eiseres] verzoekt om een juiste berekening waarbij ook het privégebruik van [gedaagde] is meegenomen en om een betalingsvoorstel. Als reactie stuurt [gedaagde] op 20 juni 2023 de gemachtigde een aantal maandelijkse verbruiksoverzichten en facturen met betrekking tot de elektra.
3.10.
Het eigendom van de bedrijfshal is op 26 juni 2023 overgedragen aan [naam 1] , de zoon van [gedaagde] , en [naam 2] . Uit het Handelsregister blijkt dat op
17 augustus 2023 is geregistreerd dat MdG met ingang van 1 juni 2023 is opgehouden te bestaan omdat geen baten meer aanwezig zijn. MdG is per 17 augustus 2023 uitgeschreven uit het Handelsregister. [eiseres] heeft op 10 juli 2023 een brief ontvangen van de maatschap [naam 2] - [naam 1] waarin staat dat de eigendom van de bedrijfshal op 26 juni 2023 aan de maatschap is overgedragen en de maatschap als nieuwe verhuurder zal optreden.
3.11.
Bij e-mail van 5 juli 2023 schrijft de gemachtigde van [eiseres] dat uit de eerder overgelegde facturen blijkt dat MdG nog meer aan [eiseres] moet terugbetalen, aangezien het verbruik van de privéwoning nog van [gedaagde] in mindering moet worden gebracht en dit dan gedeeld moet worden door twee. [gedaagde] reageert op 12 juli 2023 met, voor zover van belang, het volgende bericht:
‘(…)
De laatste jaren zijn er veel aanverwante artikelen verkocht zoals parasols camping artikelen luchtbedden stoelen partytenten, etc. maar ook lint en band zie huurovereenkomst. Daarom zie ik het
Bedrag van 221.690,28 op korte termijn tegemoed.
(…)’
3.12.
Op 11 oktober 2023 schrijft de gemachtigde van [eiseres] dat hij vernomen heeft dat MdG is ontbonden door middel van turboliquidatie en [eiseres] [gedaagde] daarom persoonlijk aansprakelijk stelt. Volgens de gemachtigde moet [gedaagde] op basis van de toegestuurde facturen [eiseres] een bedrag van minimaal € 138.995,88 betalen. Bij e-mail van 17 oktober 2023 stuurt [gedaagde] de volgende reactie:

Geachte heer Renkema ,
Ik heb de brief gelezen die u onlangs stuurde dat u nog een bedrag uit de bv wil, dat bedrag kan verrekend worden met het openstaande bedrag
dit bedrag kan overgemaakt worden op(…)
Zoals u beschreef het pand de bv is verkocht en uiteraard is de bv uitgeschreven omdat er geen aktievitveiten meer plaatsvinden.
Mvg,
De gloepe

4.Het geschil

De vordering van [eiseres]
4.1.
vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] veroordeelt tot:
primair:
  • (terug)betaling van € 137.373,36, binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
  • betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 2.164,96;
  • betaling van de wettelijke rente over € 137.373,36 vanaf 10 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
subsidiair:
  • het, onder toepassing van de verdeelsleutel, inzichtelijk maken van de kosten voor het verbruik van gas, water en licht over de jaren 2002 tot en met 2023 door het aanleveren van originele afrekeningen van de leveranciers, binnen twee weken na dagtekening van het vonnis, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00;
  • betaling van wat door [eiseres] te veel aan voorschot is betaald, binnen twee weken nadat [eiseres] akkoord is gegaan met de eindafrekening van [gedaagde] ;
  • betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 462,50;
  • betaling van de wettelijke rente over het bedrag dat volgt uit de door [gedaagde] gepresenteerde en door [eiseres] goedgekeurde eindafrekening, vanaf 10 november 2022 tot de dag van volledige betaling;
primair en subsidiair:
- betaling van de wettelijke rente over de proceskosten, binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
4.2.
Volgens [eiseres] heeft MdG nooit een eindafrekening opgemaakt en uitbetaald voor de kosten voor gas, water en elektra. [eiseres] stelt dat zij te veel heeft betaald en de kosten voor beide winkels en de privéwoning van [gedaagde] voor haar rekening zijn gekomen. [gedaagde] heeft MdG op 1 juni 2023 laten ontbinden en verdwijnen door middel van een turboliquidatie. MdG exploiteert echter nog steeds haar winkel in de bedrijfshal. Er moeten dus ten tijde van de ontbinding/turboliquidatie nog baten aanwezig zijn geweest. In elk geval meende MdG nog een vordering op [eiseres] te hebben, wat als baat kan worden aangemerkt. [gedaagde] heeft de vordering van [eiseres] van € 137.373,36 erkend, waardoor deze kan worden toegewezen. Nu [gedaagde] MdG heeft ontbonden door middel van een turboliquidatie, heeft er geen vereffening plaatsgevonden. Hierdoor heeft [eiseres] haar vordering niet op MdG kunnen verhalen. [gedaagde] heeft onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld en is daarom persoonlijk gehouden tot terugbetaling van wat [eiseres] te veel aan voorschotten heeft betaald.
Het verweer van [gedaagde]
4.3.
Volgens [gedaagde] heeft de omstandigheid dat MdG nog over baten beschikt het gevolg dat de vennootschap niet is ontbonden. Volgens [gedaagde] is [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen, omdat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard. [eiseres] had zich tot MdG moeten wenden en niet tot [gedaagde] . [gedaagde] stelt dat [eiseres] een betwiste en verjaarde vordering op MdG heeft en van onrechtmatig handelen van [gedaagde] als bestuurder daarom geen sprake kan zijn. MdG had daarnaast nog een vordering van € 12.690,20 op [eiseres] vanwege niet betaalde huur in de maanden april tot en met juni 2023. Indien de vordering van [eiseres] wordt toegewezen, dan moet de achterstallige huur daarmee worden verrekend.

5.De beoordeling

Juridisch kader bestuurdersaansprakelijkheid en turboliquidatie
5.1.
Het uitgangspunt is dat bij een onbetaald gelaten vordering op een rechtspersoon de schuldeiser de vordering alleen op de rechtspersoon kan verhalen. Uit vaste jurisprudentie volgt echter dat naast aansprakelijkheid van de vennootschap onder omstandigheden ook grond kan zijn voor aansprakelijkheid van de bestuurder van de vennootschap, bijvoorbeeld als de bestuurder namens een vennootschap handelt en verbintenissen aangaat waarvan de bestuurder weet, althans behoort te weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen kan voldoen en geen verhaal biedt. Ook kan sprake zijn van aansprakelijkheid van een bestuurder als die heeft bewerkstelligd dat de vennootschap zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Ten slotte kan tevens in andere gevallen sprake zijn van
bestuurdersaansprakelijkheid, waarbij het uitgangspunt geldt dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
5.2.
Het gaat in dit geschil om de eisen die gesteld kunnen worden aan de bestuurder van een vennootschap bij een zogenaamde turboliquidatie (artikel 2:19 lid 4 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). In beginsel kan een vennootschap worden ontbonden zonder dat er een vereffening plaatsvindt, onder de voorwaarde dat er geen baten zijn te verwachten. Dat geldt ook als de vennootschap schulden heeft. Een turboliquidatie leidt in beginsel niet tot persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder. Alleen als de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt gemaakt kan worden van het onbetaald blijven van een schuldeiser, is er grond voor een persoonlijke aansprakelijkheid jegens die schuldeiser. Voor zover voor deze zaak relevant kan een persoonlijk ernstig verwijt in beginsel worden gemaakt als de bestuurder ondanks de aanwezigheid van baten een vereffening van de vennootschap achterwege laat, terwijl de bestuurder weet of behoort te weten dat de schuldeiser hierdoor wordt benadeeld. In algemene zin geldt daarbij dat niet iedere (inschattings)fout tot bestuurdersaansprakelijkheid leidt. Het gaat erom dat geen redelijk handelend bestuurder zou hebben gehandeld zoals de bestuurder heeft gedaan.
Turboliquidatie Markthal de Gloepe B.V. en onrechtmatig handelen [gedaagde]
5.3.
De kantonrechter oordeelt als volgt. [gedaagde] heeft MdG op 1 juni 2023 ontbonden, zonder dat er vereffening heeft plaatsgevonden. Dit heeft hij gedaan terwijl MdG nog baten had. De bedrijfshal is volgens de eigendomsinformatie van het Kadaster pas op 26 juni 2023 aan onder andere zijn zoon verkocht, waardoor dit ten tijde van de ontbinding op
1 juni 2023 nog een baat was. Daarnaast had MdG ten tijde van de ontbinding ook nog een vordering op [eiseres] vanwege niet betaalde huur over de maanden april, mei en juni 2023. De huurachterstand valt daarom eveneens als een baat aan te merken. Uit het e-mailbericht van 12 juli 2023 (zie 3.11.) blijkt dat [gedaagde] meent dat MdG nog een andere vordering op [eiseres] had, wat ook als baat valt aan te merken. Vanwege het bestaan van baten ten tijde van de liquidatie had [gedaagde] , naar het oordeel van de kantonrechter, moeten zorgen voor een vereffening van MdG. Een turboliquidatie is uitdrukkelijk niet bedoeld voor een situatie als de onderhavige waarin de vennootschap nog over baten beschikt.
5.4.
Op geen enkele wijze is gebleken dat [gedaagde] [eiseres] heeft ingelicht over de (aanstaande) turboliquidatie op 1 juni 2023. [gedaagde] heeft MdG ontbonden, kort nadat [eiseres] aan hem kenbaar heeft gemaakt dat zij vond dat zij een vordering op MdG had. Daarna, dus na de turboliquidatie, is de bedrijfshal op 26 juni 2023 verkocht aan de maatschap van de zoon van [gedaagde] . Dit lijkt echter op een bedrijfsovername. De bedrijfsactiviteiten van de winkel van MdG zijn namelijk na de verkoop van de bedrijfshal tot op heden voortgezet. Zo blijkt uit door MdG overgelegde stukken dat haar winkel in de bedrijfshal nog steeds vol met inventaris staat, dat de winkel nog geopend is en dat er nog pakketjes zijn binnengekomen op naam van MdG. Volgens [gedaagde] is dit omdat de inventaris van de winkel en al zijn bedrijfsactiviteiten onder zijn eigen eenmanszaak vallen en in MdG alleen vastgoed zit. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling ook verklaard dat hij met de verkoopopbrengst van de bedrijfshal andere schuldeisers heeft betaald, waaronder leveranciers van stoffen voor de winkel en energiekosten van de bedrijfshal. Er bleef daarna volgens [gedaagde] niets meer over. Hieruit blijkt dat [gedaagde] de verkoopopbrengst van de bedrijfshal selectief aan de schuldeisers van zijn eigen eenmanszaak heeft betaald en daarmee welbewust de situatie heeft laten ontstaan dat de vordering van [eiseres] op MdG niet betaald zou kunnen worden.
5.5.
Al deze omstandigheden in aanmerking nemend, oordeelt de kantonrechter dat [gedaagde] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Hij heeft de belangen van [eiseres] als zijn schuldeiser ernstig veronachtzaamd en zich daarbij niet gedragen zoals van een redelijk handelend bestuurder mag worden verwacht. Er is geen sprake van een incidentele inschattingsfout, maar van het langdurig op het verkeerde been zetten van [eiseres] als schuldeiser. Daarbij levert de selectieve betalingsonwil van [gedaagde] als bestuurder ook een persoonlijk ernstig verwijt op. [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld en dit handelen is ook aan hem toe te rekenen.
5.6.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat deze gericht zijn jegens [gedaagde] in persoon. Volgens [gedaagde] is MdG niet ontbonden nu de vennootschap nog over baten beschikt. [eiseres] had daarom haar vorderingen moeten richten tot MdG. [gedaagde] neemt daarmee naar het oordeel van de kantonrechter een onbegrijpelijk standpunt in. Enerzijds stelt [gedaagde] dat [eiseres] zich tot MdG had moeten richten, maar tegelijkertijd werkt hij niet of nauwelijks mee met het opstellen van een deugdelijke eindafrekening en uitbetaling van wat [eiseres] te veel zou hebben betaald. In plaats daarvan ontbindt hij de vennootschap en schrijft hij vervolgens dat MdG nog een vordering op [eiseres] heeft van € 221.690,28 en dat de vordering van [eiseres] daar geheel verrekend mee wordt (zie 3.11.), zonder dat deze vordering eerder bekend is gemaakt aan [eiseres] en nader wordt onderbouwd. Het staat [eiseres] daarnaast vrij om een vordering jegens [gedaagde] in persoon in te stellen, nu er geen rechtsregel bestaat die [eiseres] bij uitsluiting verplicht om haar vordering in te dienen jegens de ontbonden vennootschap.
De schade van [eiseres]
5.7.
Voor het antwoord op de vraag welke schade [eiseres] heeft geleden als gevolg van het onrechtmatige handelen door [gedaagde] moet een vergelijking worden gemaakt tussen de werkelijke situatie na de turboliquidatie en de hypothetische situatie waarin de turboliquidatie achterwege zou zijn gebleven. Indien de turboliquidatie niet had plaatsgevonden, had [eiseres] haar vordering op het vermogen van MdG kunnen verhalen. Duidelijk is immers geworden dat MdG ten tijde van de ontbinding nog steeds over baten beschikte. De schade die [eiseres] heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen, is gelijk aan het bedrag van de vordering die [eiseres] heeft op MdG.
5.8.
Vervolgens is het de vraag voor welk bedrag [gedaagde] aansprakelijk is. [eiseres] stelt dat [gedaagde] haar vordering heeft erkend en verwijst naar de e-mail van [gedaagde] van
17 oktober 2023 (zie 3.12.). Daarin schrijft [gedaagde] dat het bedrag dat [eiseres] nog uit de vennootschap wil, kan worden verrekend met de vordering die MdG volgens [gedaagde] op [eiseres] heeft. Dit is een reactie op de e-mail van 11 oktober 2023 van de gemachtigde van [eiseres] , waarin staat dat MdG [eiseres] minimaal een bedrag van € 138.995,88 moet terugbetalen. [gedaagde] heeft betwist dat hij in zijn e-mail van 17 oktober 2023 de (hoogte van de) vordering van [eiseres] erkent. In de e-mailcorrespondentie tussen partijen zijn verschillende bedragen genoemd, maar [gedaagde] schrijft nergens dat MdG € 138.995,88 verschuldigd is en daarnaast valt die bedoeling volgens hem ook niet uit de e-mail af te leiden. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde] niet althans onvoldoende duidelijk heeft erkend dat [eiseres] een vordering van € 138.995,88 op MdG heeft. Het lijkt erop dat [gedaagde] dit heeft geschreven met de bedoeling dat [eiseres] stopt met het proberen te verhalen van haar vordering en niet met de bedoeling de vordering van [eiseres] te erkennen. Hierdoor staat de hoogte van de vordering van [eiseres] niet vast.
5.9.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] ook voldoende gemotiveerd betwist dat [eiseres] een vordering ter hoogte van € 138.995,88 op MdG heeft. MdG heeft tijdens de mondelinge behandeling een aantal omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat de berekening van [eiseres] niet klopt. Zo is gebleken dat het gas via de privéwoning van [gedaagde] bij de bedrijfshal komt. In de privéwoning van [gedaagde] zit de hoofdmeter voor gas en in de bedrijfshal zit een tussenmeter. Elektra komt niet bij de privéwoning van [gedaagde] vandaan. In de bedrijfshal zit een eigen hoofdmeter voor elektra. [eiseres] heeft dus anders dan zij aan haar berekening ten grondslag heeft gelegd niet meebetaald aan de elektra voor de privéwoning van [gedaagde] . Ook is door [gedaagde] aangevoerd dat [eiseres] kort na het sluiten van de huurovereenkomst een groter gedeelte van de bedrijfshal is gaan gebruiken, wat door [eiseres] wordt erkend. Hierdoor klopt de verdeelsleutel uit artikel 6 van de huurovereenkomst (zie 3.4.) niet meer met de daadwerkelijke situatie en hadden de daadwerkelijke kosten voor gas, water en elektra naar rato verdeeld moeten worden. [eiseres] heeft tijdens de mondelinge behandeling bevestigd dit ook zo te zien. Daarnaast is gebleken dat MdG nog een vordering met betrekking tot niet betaalde huur over de maanden april tot en met juni 2023 had die MdG, indien zij niet was ontbonden, had kunnen verrekenen met de vordering van [eiseres] . De huurachterstand is door [eiseres] erkend. Nu de geleden schade van [eiseres] gelijk wordt gesteld aan de vordering die [eiseres] op MdG heeft, had de huurachterstand in mindering moeten worden gebracht op de vordering van [eiseres] . Los van deze onjuistheden in de berekening van [eiseres] is het zo dat de hoogte van haar vordering niet te controleren is, omdat de gegevens onvolledig zijn. Dit alles brengt mee dat zeker is dat de hoogte van het primair gevorderde niet juist is berekend, terwijl onzeker is wat de juiste hoogte van de vordering is. Daarom wordt de primaire vordering afgewezen.
5.10.
[eiseres] vordert subsidiair dat [gedaagde] originele afrekeningen van leveranciers van gas, water en elektra aanlevert over de jaren 2002 tot en met 2023, op straffe van een dwangsom indien hij dit niet binnen twee weken doet. Daarnaast vordert [eiseres] dat [gedaagde] overgaat tot betaling van wat [eiseres] te veel heeft betaald, binnen twee weken nadat [eiseres] akkoord is gegaan met de eindafrekening van [gedaagde] .
De kantonrechter zal ook deze vordering afwijzen en overweegt daartoe als volgt. [gedaagde] heeft aangegeven niet meer afrekeningen van leveranciers van gas, water en elektra in zijn bezit te hebben dan hij al aan [eiseres] heeft verstrekt. De kantonrechter twijfelt er niet aan dat [gedaagde] niet meer afrekening in zijn bezit heeft. Het is aannemelijk dat door (wettelijke) bewaartermijnen die door de leveranciers gehanteerd worden niet alle afrekeningen over 20 jaar nog opgevraagd kunnen worden, wat het zeer ingewikkeld dan wel onmogelijk maakt om vast te stellen of en hoeveel MdG aan [eiseres] had moeten terugbetalen. [gedaagde] is bij het opvragen van de afrekeningen geheel afhankelijk van de leveranciers en verbeurt volgens het gevorderde een dwangsom als zij de afrekeningen niet hebben bewaard of om een andere reden niet willen verstrekken. Wat [gedaagde] moet terugbetalen is verder afhankelijk gesteld van of [eiseres] daar akkoord mee kan gaan, wat mogelijk tot executieproblemen kan leiden. Daarnaast is het onduidelijk of [eiseres] (nog steeds) een vordering heeft. Zoals eerder overwogen, is gebleken dat [eiseres] niet meebetaald heeft aan de elektra van de privéwoning van [gedaagde] , dat de verdeelsleutel uit artikel 6 huurovereenkomst door de uitbreiding van [eiseres] niet meer overeenstemt met de situatie van de afgelopen jaren en dat de huurachterstand op de vordering in mindering gebracht had moeten worden. Gelet op de betwisting van [gedaagde] had het op de weg van [eiseres] gelegen nadere feiten en omstandigheden naar voren te brengen die aannemelijk maken dat zij wel een vordering heeft, wat zij naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende heeft gedaan. De kantonrechter merkt verder op dat de huidige situatie ook gedeeltelijk voor rekening en risico van [eiseres] zelf komt. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij ieder jaar samen met [eiseres] de meterstanden noteerde, wat aan de zijde van [eiseres] is bevestigd. [eiseres] heeft echter jarenlang geen aanleiding gezien om een eindafrekening op te vragen, waardoor het nu niet (goed) vast is te stellen of en hoeveel zou moeten worden terugbetaald. Gelet op al deze omstandigheden zal het subsidiair gevorderde worden afgewezen, waaronder ook de daarmee samenhangende vorderingen betreffende de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De proceskosten
5.11.
[eiseres] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 1.852,00 (2 punten x tarief € 926,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 1.987,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 1.987,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2024.