ECLI:NL:RBOVE:2024:3884

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
11144390 CV EXPL 24-1999
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en ontbinding van huurovereenkomst wegens overlast door huurder

In deze zaak vordert de Stichting Jongeren Huisvesting Twente (SJHT) ontruiming van een zelfstandige woning en ontbinding van de huurovereenkomst met de huurder, [naam 1], vanwege ernstige overlast. De huurder, die sinds 1 juni 2020 het appartement huurt, heeft in de maanden maart en april 2024 veel geluidsoverlast veroorzaakt, wat leidde tot angst en onveiligheid onder medebewoners. De rechtbank Overijssel heeft op 24 mei 2024 [verweerder] benoemd tot curator van [naam 1]. Tijdens de zitting op 4 juli 2024 heeft de gemachtigde van SJHT de vordering gewijzigd, waarbij de curator als verweerder is aangemerkt. De curator voert verweer en stelt dat de situatie van [naam 1] verbeterd is door intensieve begeleiding.

De kantonrechter oordeelt dat ontruiming een ingrijpende maatregel is die grote terughoudendheid vereist. Hoewel er in het verleden overlast is geweest, is de situatie recentelijk verbeterd en is er uitzicht op opname van [naam 1] in een zorginstelling. De rechter concludeert dat de vorderingen van SJHT worden afgewezen, omdat niet voldaan is aan de criteria voor ontruiming in kort geding. SJHT wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, die op € 533,00 zijn begroot.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11144390 CV EXPL 24-1999
Vonnis in kort geding van 18 juli 2024
in de zaak van:
de stichting
Stichting Jongeren Huisvesting Twente,
gevestigd te Enschede,
eiseres, hierna ook wel te noemen SJHT,
gemachtigde: mr. G.A.G. Warfman,
tegen
[verweerder] , h.o.d.n. [bedrijf] ,
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
in zijn hoedanigheid van curator van [naam 1] , wonende te [woonplaats] ,
verweerder, hierna ook wel te noemen de curator,
gemachtigde: mr. A. aan het Rot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 9,
- de van de zijde van de curator overgelegde producties 1 en 2,
- de mondelinge behandeling op 4 juli 2024,
- de pleitaantekeningen van de gemachtigde van SJHT,
- de spreekaantekeningen van de gemachtigde van de curator.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
SJHT richt zich op de verhuur van woonruimte in de sociale sector aan jongeren tussen de 18 en 30 jaar oud. SJHT is onder meer eigenaresse van het appartementengebouw aan de [adres 1] . Onder de bewoners/huurders zijn studenten, werkende jongeren en jongeren met een bijstandsuitkering.
2.2.
Sinds 1 juni 2020 huurt [naam 1] (hierna te noemen: [naam 1] ) het appartement [adres 1] van SJHT. De huurovereenkomst is voor onbepaalde tijd. Het betreft een zelfstandige woning.
2.3.
Bij beschikking van 24 mei 2024 heeft de rechtbank Overijssel [verweerder] benoemd tot curator van [naam 1] .
2.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van SJHT de vordering gewijzigd. De vordering is na de wijziging niet meer gericht tegen [naam 1] , maar tegen de curator in die hoedanigheid. De gemachtigde van de curator heeft tegen die wijziging geen bezwaar.

3.Het geschil

3.1.
SJHT vordert - samengevat - om bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
I de curator in die hoedanigheid te veroordelen binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres 1] te (doen) ontruimen, met al hetgeen en al wie daarin aanwezig is, en in goede staat en met afgifte van de sleutels op te leveren en ontruimd te houden;
II de curator in die hoedanigheid te veroordelen in de kosten en de nakosten van deze procedure.
Ter onderbouwing wordt het volgende aangevoerd. Sinds begin 2024 veroorzaakt [naam 1] veel geluidsoverlast in het appartementengebouw. Vooral s’-nachts horen andere bewoners hem langdurig schreeuwen, soms vanuit zijn eigen woning en soms vanuit de gemeenschappelijke ruimtes. Hij vertoont verward gedrag, lijkt soms agressief en vervuilt de gemeenschappelijke ruimtes met urine, braaksel en afval. [naam 1] is niet aanspreekbaar voor medebewoners en de medewerkers van SJHT. Hij komt soms apathisch over. De medebewoners worden bang van zijn gedrag en hebben regelmatig de politie gebeld. Sommige bewoners durven niet meer alleen door het gebouw te lopen en één huurster heeft vanwege hem de huur opgezegd. De politie heeft hem bij overlast een paar keer meegenomen, maar hij was dan de volgende dag weer terug.
SJHT brengt ter onderbouwing diverse verklaringen van bewoners in het geding uit maart en april 2024. De bewoners verzoeken SJHT om [naam 1] te laten vertrekken, omdat zij de indruk hebben dat alleen hulp niet genoeg is. Zij worden ernstig in hun huurgenot aangetast en er is sprake van een onveilige situatie. De situatie van [naam 1] is in het instellingenoverleg van de gemeente Enschede besproken; verslagen uit maart, april, mei en juni 2024 zijn overgelegd. [naam 1] is licht verstandelijk beperkt. Duidelijk is dat zijn geestelijke gesteldheid zodanig is dat hij niet op zichzelf kan wonen, maar geplaatst moet worden in een woonvorm met 24-uurs zorg. De vraag is eigenlijk alleen waar en wanneer hij ergens geplaatst kan worden. Er is al een WLZ VG 06-indicatie verstrekt. [naam 1] is sinds de zomer van 2023 in behandeling bij Mediant. Opname bij Trajectum zou volgens de psychiater het meest passend zijn: [naam 1] moet tegen zichzelf worden beschermd en ook medehuurders hebben bescherming nodig. Een uithuisplaatsing bij Trajectum lijkt echter op korte termijn niet aan de orde. Juist daarom heeft SJHT een spoedeisend belang bij ontruiming.
[naam 1] schiet tekort in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder: de tekortkoming is zo ernstig dat te verwachten is dat een vordering tot ontbinding van de overeenkomst in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
3.2.
De curator voert verweer. Hij erkent dat [naam 1] problemen heeft en moeilijk gedrag vertoont. Sinds hij intensief wordt begeleid door de heer [naam 2] (een psychiatrisch verpleegkundige) gaat het echter beter met [naam 1] . Er zijn geen (schreeuw)incidenten meer geweest. [naam 2] bezoekt [naam 1] twee keer per week en zorgt ervoor dat hij zijn medicijnen inneemt. Omdat [naam 1] licht verstandelijk beperkt is, is de samenleving voor hem niet goed te begrijpen. Dat kan leiden tot moeilijk gedrag. Het is ook de vraag of zijn gedrag hem wel helemaal kan worden toegerekend.
Al enkele maanden is er op gemeentelijk niveau overleg over [naam 1] . Er is van alles gedaan: er is een curator benoemd en er ligt een indicatiebesluit van CIZ dat hij recht heeft op zorg uit de Wlz. Ook is er op 10 juni 2024 door de rechtbank een rechterlijke machtiging verleend tot opname en verblijf. De beste optie lijkt voorlopige opname bij Trajectum voor observatie en diagnostiek. Trajectum laat op korte termijn weten of daarvoor een plek vrij is.
Als [naam 1] de woning uit moet voordat er ander onderdak is, zal hij op straat belanden. Bij het Leger des Heils of Humanitas kan hij met zijn problematiek niet terecht. Dit heeft voor [naam 1] ingrijpende gevolgen. Omdat er wel enige overlast is geweest, maar geen ernstige overlast van structurele aard moet de vordering tot ontruiming worden afgewezen. De meldingen hebben betrekking op een periode van slechts enkele maanden, terwijl [naam 1] al vier jaar in de woning verblijft. Als [naam 1] wordt opgenomen bij Trajectum of een andere zorginstelling zal er ook geen overlast meer zijn.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Dit brengt met zich dat bij de beoordeling van een vordering tot ontruiming in kort geding - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid moet worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming.
In deze zaak moet worden beoordeeld of er sprake is van een tekortkoming aan de zijde van [naam 1] als huurder die een ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Voor toewijzing van een dergelijke vordering zal slechts plaats zijn als deze vooruit loopt op een vonnis in een bodemprocedure waarbij met een grote mate van waarschijnlijkheid ook de ontruiming zal worden bevolen, terwijl bovendien sprake moet zijn van een zodanig ernstige tekortkoming en van een zodanig spoedeisend belang dat de beslissing in de bodemzaak niet kan worden afgewacht.
4.2.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. De overlast die zich heeft voorgedaan in de maanden maart en april 2024 was ernstig en niet acceptabel. Het is echter gebleken dat het de laatste tijd rustiger is, met weinig tot geen nieuwe klachten, terwijl bovendien wordt geprobeerd om [naam 1] op korte termijn te laten opnemen voor observatie en diagnostiek. Er is al een rechterlijke machtiging en het wachten is eigenlijk op een plek.
Aan het criterium dat met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden gezegd dat in een bodemprocedure een ontruiming zal worden bevolen, wordt daarom nu niet voldaan. Een ontruiming op dit moment, voordat er een plek voor [naam 1] gevonden is, zou grote gevolgen kunnen hebben. Hij zou waarschijnlijk op straat belanden en voortzetting van de intensieve begeleiding zoals die nu plaatsvindt en waar hij kennelijk baat bij heeft, wordt dan alleen maar moeilijker. Het wankele evenwicht dat lijkt te bestaan zou waarschijnlijk verstoord worden. Omdat er uitzicht lijkt te zijn op een opname op korte termijn, en de overlast op dit moment niet of nauwelijks speelt, is er geen reden om de gevorderde ontruiming toe te wijzen. Dat kan op termijn wel veranderen: bij het opleven van de overlast zou een nieuwe procedure een andere uitkomst kunnen hebben. [naam 1] is dus wel gewaarschuwd.
4.3.
De conclusie is dus dat de vorderingen van SJHT worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt SJHT veroordeeld in de kosten van de curator, te weten:
salaris gemachtigde, € 204,00 per punt, 2 punten € 408,00
nakosten € 125,00
bij elkaar € 533,00.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt SJHT in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van de curator begroot op € 533,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.
(RS(O)