In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 juli 2024 uitspraak gedaan over de legitieme portie van eiseres in de nalatenschap van haar vader. Eiseres vorderde betaling van haar legitieme portie, terwijl gedaagde betwistte dat bepaalde schenkingen aan eiseres als gift in aanmerking kwamen bij de berekening van de legitimaire massa. De rechtbank oordeelde dat de door gedaagde gestelde schenkingen niet als gift konden worden aangemerkt en dat eiseres grotendeels in het gelijk werd gesteld. De rechtbank stelde de legitimaire massa vast op € 630.044,64, waaruit de legitieme portie van eiseres werd berekend op € 105.007,44. Gedaagde werd veroordeeld om dit bedrag aan eiseres te betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten van € 2.053,11 toegewezen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zodat eiseres het vonnis ook kan ten uitvoer leggen in het geval van hoger beroep. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt.