ECLI:NL:RBOVE:2024:3865

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
C/08/309103 / HA ZA 24-38
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door illegaal elektriciteitsverbruik ten behoeve van hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Coteq Netbeheer B.V. en een gedaagde, eigenaar van een woning waarin een hennepkwekerij is aangetroffen. Coteq, als netbeheerder, heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor de kosten van de illegaal afgetapte elektriciteit die ten behoeve van de hennepkwekerij is gebruikt. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde tekort is geschoten in zijn contractuele zorgplicht om ervoor te zorgen dat de elektriciteitsvoorziening legaal werd gebruikt. De rechtbank wijst erop dat de gedaagde, ondanks dat hij de woning verhuurde, de verantwoordelijkheid voor de elektriciteitsvoorziening op zijn naam heeft laten staan en geen maatregelen heeft genomen om manipulatie van de aansluiting te voorkomen. Coteq heeft de schade berekend op een totaalbedrag van € 64.902,55, inclusief kosten voor het veiligstellen van de aansluiting en onderzoekskosten. De rechtbank heeft de vordering van Coteq volledig toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de datum van de schade. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van Coteq, die in totaal € 5.640,65 bedragen. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar verklaard bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: C/08/309103 / HA ZA 24-38
Vonnis van 17 juli 2024
in de zaak van
COTEQ NETBEHEER B.V.,
te Almelo,
eisende partij,
hierna te noemen: Coteq,
advocaat: mr. R. Kroon,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.B. de Jong.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met de producties 1 tot en met 6,
- de conclusie van antwoord met productie 1,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij en foto’s overgelegd door Coteq,
- de mondelinge behandeling van 4 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waarbij door mr. Kroon het woord is gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak en het oordeel in het kort

2.1.
In de woning waarvan [gedaagde] eigenaar is en die hij heeft verhuurd aan een derde, is een hennepkwekerij aangetroffen. De elektriciteit voor de woning wordt geleverd op basis van een energiecontract dat op naam van [gedaagde] staat. Tussen Coteq als netbeheerder en [gedaagde] als afnemer van de elektriciteit is een aansluit- en transportovereenkomst tot stand gekomen. Coteq heeft [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor onder meer de kosten gemoeid met de ten behoeve van de hennepkwekerij afgetapte, niet via de meter geregistreerde elektriciteit. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] is tekortgeschoten in zijn contractuele zorgplicht voor legaal gebruik van de elektriciteitsaansluiting in de woning doordat hij het aftappen van elektriciteit niet heeft voorkomen. Dat betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door Coteq geleden schade. Daarvoor sluit de rechtbank aan bij de gemotiveerde schadeberekening van Coteq. De daartegen door [gedaagde] gevoerde verweren worden verworpen.

3.De feiten

3.1.
Coteq is netbeheerder en beheert en exploiteert het gas- en elektriciteitsnet in de regio Twente. Coteq transporteert onder meer elektriciteit naar de woning op het aansluitadres [adres] (hierna: de woning). [gedaagde] is eigenaar van die woning. Tussen Coteq en [gedaagde] bestaat een aansluit- en transportovereenkomst, met de daarop van toepassing zijnde “Algemene Voorwaarden voor elektriciteit en transport elektriciteit en gas voor kleinverbruikers” (hierna: de algemene voorwaarden). [gedaagde] heeft voor de levering van elektriciteit aan de woning een contract afgesloten bij energieleverancier Gewoon Energie.
3.2.
Artikel 4.6 van de algemene voorwaarden luidt als volgt:
Het is de contractant niet toegestaan:
a. door middel van en/of met behulp van de installatie via het (gastransport)net dat door de netbeheerder wordt beheerd, schade of ontoelaatbare hinder te veroorzaken voor de netbeheerder of andere contractanten;
b. door of ten behoeve van de netbeheerder aangebrachte verzegelingen te verbreken of te doen verbreken;
c. handelingen te verrichten of te doen verrichten waardoor de hoeveelheid uitgewisselde elektriciteit respectievelijk gas niet of niet juist kan worden vastgesteld, dan wel een situatie te scheppen waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting of (andere) door de netbeheerder beheerde apparatuur wordt verhinderd;
d. zonder schriftelijke toestemming van de netbeheerder de aansluiting te gebruiken en/of ter beschikking te stellen of houden voor het transport van elektriciteit respectievelijk gas naar derden.
De netbeheerder kan aan het verlenen van de in onderdeel d. bedoelde toestemming ten minste voorwaarden verbinden op grond waarvan de derde(n) jegens de netbeheerder gebonden word(t)(en) aan dezelfde voorwaarden als de contractant.
3.3.
In de woning is op 30 oktober 2023 een hennepkwekerij aangetroffen. In aanwezigheid van de politie en een monteur van Cogas heeft een fraudespecialist van Coteq die dag de elektriciteitsvoorziening van de hennepkwekerij onderzocht. Daarbij vastgesteld dat de verzegeling in de huisaansluitkast was verbroken en verwijderd en dat er buiten de elektriciteitsmeter om een extra kabel was aangebracht die naar de hennepkwekerij liep en die deze voorzag van elektriciteit. De elektriciteitsaansluiting binnen de woning is op
30 oktober 2023 afgesloten. Coteq heeft aangifte gedaan van diefstal van elektriciteit gedaan.
3.4.
Coteq heeft [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij door het illegale aftappen van elektriciteit heeft geleden. Dat is gebeurd bij brief van 16 november 2023. De schade is door Coteq als volgt berekend:
  • Veiligstellen aansluiting € 234,02
  • Tarief verbreken zegel € 270,00
  • Energieverbruik elektra € 62.858,30
  • Onderzoek, aangifte, behandelings, afsluitkosten € 1.550,23
--------------
Totaal € 64.902,55
3.5.
Coteq heeft vervolgens ten laste van [gedaagde] conservatoir (derden)beslag laten leggen op onroerende zaken en onder meer huurpenningen.

4.Het geschil

4.1.
Coteq vordert- samengevat - om bij vonnis uitvoerbaar verklaard bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen aan Coteq te betalen een bedrag van € 66.326,58, te
vermeerderen met de wettelijke rente ingaande 30 oktober 2023, althans ingaande de
dag der dagvaarding, tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding, de beslagkosten daaronder begrepen, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Coteq, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Coteq, met veroordeling van Coteq in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat tussen [gedaagde] als afnemer van elektriciteit en Coteq als netbeheerder een aansluit- en transportovereenkomst tot stand is gekomen, waarop de algemene voorwaarden van Coteq van toepassing zijn. Ook is niet in geschil dat door de manipulatie van de elektriciteitsmeter illegaal elektriciteit is verbruikt, dat Coteq daardoor schade heeft geleden en dat de omvang daarvan geschat moet worden. Evenmin is in geschil dat [gedaagde] jegens Coteq tekort is geschoten in zijn contractuele verplichtingen jegens Coteq. [gedaagde] stelt echter dat hem een beroep op overmacht toekomt en dat Coteq eigen schuld heeft, omdat zij haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden. Verder heeft [gedaagde] de omvang van het door Coteq geschatte energieverbruik en daarmee de omvang van haar schade betwist.
Overmacht, eigen schuld en schadebeperkingsplicht
5.2.
Coteq legt volgens [gedaagde] te gemakkelijk alle schuld en verantwoordelijkheid bij [gedaagde] . Dat vindt [gedaagde] niet eerlijk en hij beroept zich op overmacht ex artikel 6:75 BW. [gedaagde] wijst erop dat hij niet degene is die de elektrische installatie heeft gemanipuleerd, maar zijn huurder, en hij stelt dat dit ook niet voor zijn rekening dient te komen. [gedaagde] vraagt zich af hoe het kan dat Coteq het verbruik per woning (slimme meter) of per wijk niet heeft gemonitord, en dus niet eerder, dat wil zeggen toen de hennepteelt in de woning begon, heeft ingegrepen. Gesteld dat criminelen vóór de meter stroom afnemen, dan kan het betreffende verbruik in elk geval per wijk gemonitord worden. Als in de wijk dan plotseling veel méér wordt verbruikt, dan kan Coteq volgens [gedaagde] via warmtemeters etcetera vanaf de straat elke woning analyseren. [gedaagde] vraagt zich af wat Coteq in het kader van de schadebeperkingsplicht ex artikel 6:101 BW heeft gedaan om de schade van haarzelf en van [gedaagde] te beperken.
5.3.
Coteq betwist het beroep op overmacht. Coteq betwist ook dat aan haar kant sprake is van eigen schuld, omdat zij heeft nagelaten eerder in te grijpen. Coteq stelt dat zij de schade niet had kunnen voorzien of voorkomen. Er is volgens Coteq dan ook geen reden om een deel van de schade voor haar rekening te laten komen.
5.4.
De rechtbank stelt vast dat het partijen een overeenkomst hebben. Dat betekent dat zij onderling in een verhouding staan, die wordt beheerst door de beginselen van redelijkheid en billijkheid. Die brengen in de omstandigheden van het geval mee dat een afnemer van energie -in zekere mate- een zorgplicht in acht dient te nemen met betrekking tot de op zijn naam geregistreerd staande elektriciteitsvoorzieningen. Dat is overigens ook in het eigen belang van de afnemer: nu ten behoeve van de verrekening van energie gebruik wordt gemaakt van meters waarmee in beginsel de omvang van de energielevering wordt bepaald, dienen afnemers er binnen redelijke grenzen voor te zorgen dat er geen ongeoorloofde aanpassingen aan de aansluiting plaatsvinden, waardoor elektriciteit niet, niet juist of niet volledig door de meter kan worden geregistreerd. De omvang en inhoud van de hier bedoelde zorgplicht alsmede de beantwoording van de vraag in hoeverre die zorgplicht geschonden is, is echter afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
5.5.
In dit geval is de zorgplicht zelfs (deels) contractueel vastgelegd en wel in het onder randnummer 3.3. omschreven artikel 4.6 van de algemene voorwaarden van Coteq, die – zo is tussen partijen niet in geschil – op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn. Gelet op het bepaalde in dit artikel van de algemene voorwaarden moet worden vastgesteld dat het verbreken van het zegel, het maken van een illegale aftakking en het daarmee buiten de meter om afnemen van stroom in strijd is met de tussen partijen gesloten overeenkomst. Op grond van het onder sub d van dat artikel bepaalde mocht [gedaagde] ook niet zonder schriftelijke toestemming van de Coteq de aansluiting ter beschikking te stellen voor het transport van elektriciteit respectievelijk gas naar derden. [gedaagde] heeft niet gesteld en evenmin is gebleken dat hij van Coteq toestemming heeft gekregen om een huurder gebruik te laten maken van de aansluiting.
5.6.
Daarbij komt dat de zorgplicht met zich brengt dat als de contractuele wederpartij van de netbeheerder zijn woning verhuurt, deze jegens die netbeheerder er toe gehouden is te waarborgen dat er geen manipulatie van de elektriciteitsvoorzieningen plaatsvindt, bijvoorbeeld door het treffen van fysieke maatregelen ten aanzien van de aansluiting of door het maken van afspraken met de huurder. Daarnaast kan een verhuurder het risico van aansprakelijkheid voor frauduleuze gedragingen van zijn huurder vermijden door zijn eigen contractuele relatie met de netbeheerder/energieleverancier te beëindigen en het aan de huurder over te laten of die een eigen overeenkomst tot transport en levering van energie afsluit.
5.7.
[gedaagde] heeft echter tijdens de verhuur de aansluiting op zijn eigen naam laten voortbestaan, ondanks dat hij niet meer in de woning verbleef. Van afspraken met zijn huurder over de aansluiting, is niets gesteld of gebleken. En van fysieke maatregelen ten aanzien van de aansluiting door [gedaagde] (bijvoorbeeld het aanbrengen van een slot op de meterkast) evenmin. Ook om deze reden wordt geoordeeld dat [gedaagde] onvoldoende invulling heeft gegeven aan zijn zorgplicht. [gedaagde] heeft niet voorkomen dat de elektriciteitsvoorziening in het pand gemanipuleerd kon worden en dat het mogelijk was dat elektriciteit werd verbruikt zonder dat dit door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.
5.8.
Gelet op het vorenstaande is [gedaagde] dan ook tekort geschoten in zijn contractuele zorgplicht jegens Coteq, is die tekortkoming toerekenbaar, en gaat zijn beroep op overmacht dus niet op. De tekortkoming is immers aan zijn schuld te wijten. Bovendien brengen de in het verkeer geldende opvattingen met zich dat de tekortkoming voor zijn rekening komt.
Omvang van de schade
a) Het energieverbruik
5.9.
Van Coteq mag worden gevraagd dat zij voldoende feiten en omstandigheden stelt (en zo nodig bewijst) die de afgenomen hoeveelheid elektriciteit voldoende aannemelijk maakt, zodat de schade beredeneerd kan worden geschat (op grond van artikel 6:97 BW). Het is vervolgens aan [gedaagde] om deze stellingen gemotiveerd te betwisten.
5.10.
Coteq heeft aan de hand van het door haar in het geding gebrachte schaderapport, de als productie 6 overgelegde “Uitleg berekening dagen energieverbruik” en het door de politie opgemaakte proces-verbaal “Aantreffen hennepkwekerij”, haar schade, bestaande uit de kosten van het illegale energieverbruik, uitgebreid onderbouwd. Het overgelegde schaderapport, en daarin gemaakte berekening van het energieverbruik en de kosten daarvan, is gebaseerd op een door de politie gemaakte registratie van de op de illegale aansluiting aangesloten elektrische apparatuur en het vermogen daarvan, zoals geverbaliseerd in het proces-verbaal “Aantreffen hennepkwekerij”. In het bijzonder aan de hand van een door de politie gemaakte analyse van de inhoud van 25 aangetroffen vuilniszakken, met daarin potaarde met gebruikte stekblokjes inclusief wortelvoet en afgeknapte hennepplantstelen, kan volgens Coteq worden vastgesteld dat er vóór 30 oktober 2023 in ieder geval 3 hennepoogsten zijn geweest. Op basis van het feit dat in een ruimte in de woning hennepplanten hingen te drogen en dat in de andere twee ruimten de planten (gezien de hoogte en topvorming) oogstrijp waren, heeft Coteq (in lijn met het rapport van BOOM -Bureau Ontnemingen Openbaar Ministerie-, dat ervan uitgaat dat na 9 weken/798 uren kan worden geoogst) als kweekduur voor de in de woning aangetroffen (oogstrijpe) hennepplanten 63 dagen aangehouden. Gelet op die aangetroffen hennepplanten en de drie eerdere oogsten komt Coteq tot (4 x 63 dagen =) 252 kweekdagen. Coteq is er verder vanuit gegaan (blijkens de “Uitleg berekening dagen energieverbruik”) dat de apparatuur gedurende 4 weken 18 uur aan was en gedurende 32 weken 12 uur aan was. In totaal komt Coteq over de periode van 252 kweekdagen aldus tot een illegaal elektriciteitsverbruik van minimaal 139685 kWh, wat neerkomt op een bedrag van € 62.858,30. Coteq vordert dit bedrag als schadevergoeding van [gedaagde] .
5.11.
[gedaagde] stelt dat het energieverbruik met een bedrag van € 62,858,30 door Coteq veel te hoog is ingeschat. Ook valt uit de door Coteq opgestelde schadeberekening volgens [gedaagde] niet op te maken hoe het elektriciteitsverbruik precies is berekend. Er wordt veronderstellend vanuit gegaan dat er in drie ruimtes hennepplanten maandenlang werden geteeld, en dat er in ieder geval drie keer is geoogst, maar voor die stelling ontbreekt volgens [gedaagde] bewijs.
5.12.
De rechtbank onderschrijft de verweren van [gedaagde] niet.
Uit het proces-verbaal “Aantreffen hennepkwekerij” blijkt dat in de woning drie kweekruimtes aanwezig waren, waarin in totaal 456 hennepplanten zijn aangetroffen. Ook zijn 32 vuilniszakken aangetroffen. Het bleek dat er in 7 vuilniszakken resten van geoogste hennepplanten, bladresten en kaalgeknipte plantenstelen zaten. De inhoud van de resterende 25 vuilniszakken was steeds, zoals hiervoor al is overwogen, gebruikte potaarde met gebruikte stekblokjes inclusief wortelvoet en afgeknipte hennepplantsteel. De inhoud van 3 van die 25 vuilniszakken is door de verbalisanten gedeeltelijk handmatig geteld. Aangezien de inhoud onderin de vuilniszakken door o.a. het gewicht was samengeperst en de wortelvoetjes bij vastpakken uit elkaar vielen, konden de 3 zakken niet geheel worden onderzocht. De meest verse stekwortels konden fysiek gepakt worden, de oudere waren te verrot en vielen uit elkaar. Er zaten dus 'verse' stekwortels in, maar ook oudere stekwortels die al aan het rotten waren. Derhalve kon circa 40 procent van de inhoud van de 3 vuilniszakken geteld worden. Bij de eerste vuilniszak zijn er 24 wortelvoetjes geteld, bij de tweede 27 wortelvoetjes en bij de derde vuilniszak zijn er 30 wortelvoetjes geteld. Gemiddeld is dat per vuilniszak 27 wortelvoetjes voor 40 procent inhoud van de vuilniszak. In het voordeel van [gedaagde] hebben de verbalisanten maal 2 gerekend (komt dus eigenlijk neer op 80 procent van de vuilniszak) en daarmee zijn de verbalisanten uitgekomen op 54 wortelvoetjes per vuilniszak. Bij 25 vuilniszakken komt dat neer op 1.350 wortelvoetjes. Gelet op de bevinding van de verbalisanten dat er geen aanwijzingen zijn dat de kwekerij kleiner of groter is geweest, en in aanmerking nemende dat zij bij het berekenen van het aantal hennepplanten op basis van de aangetroffen wortelvoetjes aan de minimale kant zijn gaan zitten, hebben de verbalisanten geconcludeerd dat er tenminste drie eerdere oogsten zijn geweest. Er werden immers in totaal 456 hennepplanten aangetroffen in de drie kweekruimten en 3 x 456 hennepplanten = 1.368 hennepplanten.
5.13.
De voormelde waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten, zoals neeergelegd in het proces-verbaal “Aantreffen hennepkwekerij” rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de vaststelling van Coteq dat er tenminste drie keer eerder hennep in de woning is geoogst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] de gedetailleerde onderbouwing van de door Coteq geschatte kweekperiode van in totaal 252 dagen onvoldoende betwist. Zijn stelling ter zitting dat de aangetroffen apparatuur ook nodig was voor één enkele oogst klopt op zich zelf, maar miskent dat Coteq, gelet op de voormelde waarnemingen en bevindingen van de politie, afdoende heeft aangetoond dat er tenminste drie eerdere oogsten zijn geweest.
5.14.
[gedaagde] stelt dan wel dat niet blijkt hoe Coteq het elektriciteitsverbruik precies heeft berekend, maar hij laat na te motiveren waarom de uitgangspunten, zoals door Coteq geformuleerd in de “Uitleg berekening dagen energieverbruik”, niet juist zouden zijn. Daaruit blijkt dat Coteq er bij de berekening in het schaderapport van is uitgegaan dat de apparatuur gedurende 4 weken 18 uur aan was en gedurende 32 weken 12 uur aan was. Van de juistheid van de door Coteq berekende elektriciteitskosten gaat de rechtbank dan ook uit.
5.15.
[gedaagde] heeft gelijk als hij stelt dat het feit dat er hennep te drogen hing in de woning niet bewijst dat die hennep in de woning van [gedaagde] is geteeld. Maar ook hier geldt dat [gedaagde] miskent dat het aantreffen van het restafval in de woning het wel zeer aannemelijk maakt dat ook het kweken van die hennep in de woning heeft plaatsgevonden. Coteq heeft er terecht op gewezen dat zowel het kostenverhogende aspect van vervoer van hennep tijdens het kweekproces als het risico op ontdekking maakt dat het door [gedaagde] geschetste vervoersscenario (elders kweken en na vervoer drogen in de woning van [gedaagde] ) ongeloofwaardig is. Evenmin kan de enkele, niet onderbouwde stelling van [gedaagde] , dat hij eind augustus 2023 met een CV-monteur in de woning geweest en toen niets vreemds heeft kunnen ontdekken, afbreuk doen aan de door Coteq gestelde en onderbouwde kweekduur en de daarmee samenhangende elektriciteitskosten.
b) Overige schadeposten
5.16.
[gedaagde] protesteert tegen de door Coteq in rekening gebrachte onderzoekskosten van € 1.550,23. Nu Coteq in het schaderapport aan de hand van een specificatie van de onderzoekskosten inzicht heeft gegeven in de wijze waarop deze onderzoekskosten tot stand zijn gekomen en deze de rechtbank niet onredelijk voorkomen, slaagt de enkel algemeen geformuleerde blote stelling dat de onderzoekskosten te hoog zijn niet. [gedaagde] heeft geen bezwaren geuit tegen de schadevergoeding die Coteq in verband met het verbreken van het zegel (€ 270,00) en het veiligstellen van de aansluiting (€ 224,02) van hem vordert. Deze posten zullen dan ook worden toegewezen.
5.17.
Met betrekking tot het verwijt dat Coteq eigen schuld heeft aan de ontstane schade en dat zij haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden, overweegt de rechtbank als volgt.
Netwerkbeheerders en energieleveranciers kunnen in de regel geen of nauwelijks toezicht houden op hetgeen er gebeurt met hun (talloze) aansluitingen in woningen en bedrijfspanden. Anders dan [gedaagde] stelt, kan dit toezicht niet worden uitgevoerd door slimme meters, nu deze meters worden omzeild door de illegale aftakking vóór de meter te laten plaatsvinden. Zoals de medewerker fraudebestrijding van Coteq ter zitting heeft bevestigd, was dit ook in de woning van [gedaagde] het geval. Dit heeft volgens deze medewerker tot gevolg dat er geen sprake is van een direct in het oog springende nulmeting, maar dat het normale huishoudelijke verbruik wordt gemeten en dat de voor de meter illegaal afgetapte stroom niet wordt gemeten. Van Coteq kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden verlangd dat zij zonder aanwijzingen dat sprake is van illegaal elektriciteitsgebruik onderzoek naar het elektriciteitsgebruik instelt, bijvoorbeeld met warmtemeters. Het beroep op eigen schuld strandt dan ook.
Consequenties voor de vorderingen
5.18.
Op grond van al het vorenstaande, zal de gevorderde schadevergoeding voor het volledige gevorderde bedrag van € 64.902,55 worden toegewezen.
5.19.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het door Coteq betwiste beroep van [gedaagde] op matiging te honoreren. Daartoe is te weinig aangevoerd. Hij heeft ook geen stukken ter onderbouwing van zijn inkomens- en vermogenspositie overgelegd. Bovendien is niet weersproken de stelling van Coteq dat [gedaagde] de eigenaar is van twee woningen, dat op die woningen een overwaarde zit en dat hij bij verkoop van een van die woningen uit de opbrengst ervan zijn schuld aan Coteq zou kunnen betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.20.
Coteq vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van
€ 1.424,03. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden.
De proceskosten en de beslagkosten
5.21.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Coteq worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
- beslagkosten
2.201,00
721,28
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
5.640,65
5.22.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Coteq te betalen een bedrag van € 64.902,55, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover met ingang van 30 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten tot op heden aan de zijde van Coteq begroot op bedrag € 5.640,65, te betalen binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met
€ 92,00 plus de kosten van betekening, indien [gedaagde] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van het vonnis plaatsvindt, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag € 5.640,65 vanaf de vijftiende dag na dit vonnis en over het bedrag van € 92,00 plus de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2024.