3.3Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
[slachtoffer] heeft verklaard dat haar vriend (verdachte) – met wie zij niet officieel samenwoonde, maar die al twee maanden bij haar in de woning verbleef en ook na zijn operatie bij haar verbleef – haar op 26 februari 2023 heeft mishandeld in haar woning in [woonplaats] .
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij de relatie had beëindigd en dat toen verdachte aan haar vroeg
“Je wilt het echt?”en dat zij toen
“Ja”zei, hij haar direct aanvloog. Hij duwde haar iets tegen haar borst achterover en ze zag in een flits dat hij iets met zijn hand in haar mond drukte. Ze zag niet wat het was, maar ze voelde dat het scherp was en dat haar tong gelijk heel erg begon te bloeden. Het voorwerp kwam eerst op de voorkant van haar tong en daarna voelde zij een steekbeweging naar de achterkant van haar mond.
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze vervolgens van de bank naar het bed werd geduwd. Ze beschermde haar hoofd en bij de kast gaf hij haar nog een paar stoten. Ze begon te schreeuwen
‘stop alsjeblieft’en
‘help mij’. Toen hij haar in de hoek van de bank duwde, sloeg hij haar meerdere keren op de zijkant van haar lichaam. Ze lag opgekruld op de grond en hij lag op haar benen, waardoor ze klem lag. Hij pakte haar vervolgens aan de achterkant van haar hoofd en sleurde haar naar de achterkant van het bed. Ze voelde toen getrek aan haar haar en voelde klappen op haar hoofd. Daarna gooide verdachte haar in de hoek bij het bureau. [slachtoffer] begon te schreeuwen
‘help alsjeblieft’en hij rende weg, waarna zij kort daarna er achteraan ging en riep dat de politie gebeld moest worden.
[slachtoffer] heeft verklaard dat toen verdachte naar beneden rende, zij hem hoorde zeggen dat zij hem met een mes had gestoken. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij geen mes heeft gezien en op dat moment pas hoorde van een mes. Zij denkt dat verdachte haar vijf of zes keer op haar hoofd heeft geslagen. Ook werd ze erg aan haar haar getrokken en heeft ze bloed op de achterkant van haar hoofd. Als gevolg van de mishandeling voelde ze pijn in haar mond en aan haar hoofd.
Forensisch arts F. Oude Hengel heeft beschreven dat [slachtoffer] beduidend meer letsel had dan verdachte. Volgens de arts is er bij [slachtoffer] sprake van letsel aan het hoofd, de nek, het aangezicht en de tong. Bij de tong is er sprake van scherp letsel en in het aangezicht is er krasletsel.In de forensisch geneeskundige letselbeschrijving die vervolgens is opgemaakt over het letsel van [slachtoffer] staat beschreven dat de ernst van het totaal van het letsel matig letsel betreft. Er zijn in totaal negentien verschillende letsels omschreven verdeeld over het hoofd, de hals, de romp en de armen. Het letsel aan de tong betreft een huiddoorklieving, namelijk een steekletsel met een in- en uitsteekopening in de tong.
Getuige [getuige 1] – een huisgenoot van [slachtoffer] – heeft verklaard dat zij geschreeuw hoorde en “
Help” hoorde vanuit de kamer van [slachtoffer] . Vervolgens zag zij dat er een man, die zij kende als de vriend van [slachtoffer] , uit de kamer van [slachtoffer] kwam en hoorde dat hij zei “
Ze heeft mij gestoken”. [getuige 1] zag dat hij zijn hand omhoog hield, maar ze zag geen bloed op zijn hand. Vervolgens zag [getuige 1] dat [slachtoffer] uit de kamer kwam, dat zij bloed rondom haar mond en op haar trui had en hoorde dat [slachtoffer] zei ”
Bel de politie ik ben gestoken”.Het viel [getuige 1] op dat verdachte kalm en totaal niet overstuur op haar overkwam en dat zij dit wel een verrassing vond gelet op het geluid dat zij uit de kamer hoorde komen.
Getuige [getuige 2] – ook een huisgenoot – stond samen met [getuige 1] op de gang en hoorde gegil, dingen vallen en [slachtoffer] om hulp schreeuwen. [getuige 2] dacht dat [slachtoffer] werd mishandeld. [getuige 2] heeft verklaard dat toen verdachte de trap afkwam en langs hun liep, hij er cool uitzag, alsof er niets was gebeurd. Zij zag ook dat verdachte zijn handen omhoog deed, maar ze zag niets in of aan zijn handen. [getuige 2] zag in de kamer van [slachtoffer] plukken haar op de grond liggen en ze zag dat [slachtoffer] een snee in haar tong had.
Een verbalisant heeft beschreven dat de kamer van [slachtoffer] ernstig verstoord was. In de woning werden meerdere bloed lijkende sporen aangetroffen, waaronder bloed lijkende sporen met belletjes. Deze sporen herkent de verbalisant als een verdund spoor vermengd met speeksel. Ook lag er een fors stuk haar dat qua kleur overeenkwam met de haarkleur van [slachtoffer] .
Verdachte heeft verklaard dat hij en [slachtoffer] sinds het begin van hun relatie in november bijna iedere dag samen waren en dat hij iedere dag bij [slachtoffer] verbleef. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heel hard heeft geduwd, dat hij haar heeft weggeduwd terwijl hij een mes in zijn handen had en dat er een worsteling was.
Overwegingen en conclusies
Hoewel verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft mishandeld en stelt dat [slachtoffer] hem met een mes in zijn hand stak, twijfelt de rechtbank niet aan wat [slachtoffer] heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate steun vindt in ander bewijsmateriaal en overweegt daartoe het volgende. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij [slachtoffer] om hulp hoorde schreeuwen, dat zij zagen dat verdachte uit de kamer van [slachtoffer] kwam en dat hij rustig naar beneden liep en zijn handen omhoog hield. Direct daarna zag getuige [getuige 1] dat [slachtoffer] bloed rondom haar mond had en dat zij bloed in haar trui had. Getuige [getuige 2] zag dat zij een snee in haar tong had en dat er plukken haar in de kamer van [slachtoffer] lagen. Het feit dat de getuigen meteen nadat de mishandeling zou hebben plaatsgevonden door een paniekerige [slachtoffer] zijn geïnformeerd over de gebeurtenis, ondersteunt haar verklaring dat zij kort daarvoor is mishandeld. Ook het letsel van [slachtoffer] , haar verklaring hoe dit letsel toegebracht zou zijn en de ernstig verstoorde kamer met plukken haar op de grond, dragen bij aan de geloofwaardigheid van het verhaal van [slachtoffer] . De geweldshandelingen die [slachtoffer] heeft beschreven passen bij het door haar opgelopen letsel.
De rechtbank ziet daarnaast ondersteuning in de verklaring van verdachte. Hij heeft verklaard dat er een mes was, dat hij dit mes heeft vastgehouden, dat er een worsteling was en dat hij [slachtoffer] hard heeft geduwd. Nu deze handelingen deels overeenkomen met de verklaring van [slachtoffer] , is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] authentiek, consistent en gedetailleerd is en ook is ingebed in een concrete context.
Alles bij elkaar ondersteunen de bewijsmiddelen de feiten en omstandigheden die [slachtoffer] noemt. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen en volgt het standpunt van de verdediging niet. Aan het noodweerverweer van verdachte – dat hij door [slachtoffer] met een mes in zijn hand werd gestoken, waarna er een worsteling volgde – zal de rechtbank, gelet op wat hiervoor is overwogen, voorbij gaan. De rechtbank acht gelet hierop wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld, zoals onder 2 ten laste is gelegd.
Poging tot zware mishandeling?
De rechtbank acht op grond van de hierboven vastgestelde feiten en omstandigheden ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft [slachtoffer] met een mes in haar mond gestoken, waardoor hij haar in haar tong heeft geraakt. [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan een huiddoorklieving in haar tong opgelopen. Het betreft een steekletsel met een in- en uitsteek opening in de tong. Doordat de tong is doorklieft, gaat de rechtbank ervan uit dat er met enige kracht is gestoken door verdachte.
Door [slachtoffer] met enige kracht een mes in haar mond en tong te steken, heeft verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat zij daarbij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, zoals bijvoorbeeld een blijvend ontsierend litteken rondom haar mond of ernstig letsel in haar mond en/of keel. De mond en keel zijn kwetsbare onderdelen van het lichaam. Het toegepaste geweld van verdachte, door in boosheid met een mes in de mond van [slachtoffer] te steken, is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] dat het niet anders kan dan dat verdachte op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans op het intreden van dit gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zoals dit onder 1 primair ten laste is gelegd.
De rechtbank is echter van oordeel dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte [slachtoffer] met een mes of met een scherp voorwerp in het gezicht heeft gestoken of gesneden en zal verdachte voor dat onderdeel van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Levensgezel?
Bij de beoordeling van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde of sprake is van een ‘levensgezel’ overweegt de rechtbank dat uit de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2002/03, 28 484, nr. 5, p. 5) volgt dat de volgende aspecten van belang zijn:
- of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding,
- de duur van de gemeenschappelijke huishouding,
- of er een relatie van affectieve aard is, en met name
- of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid.
Verder volgt uit de kamerstukken: ‘
doorslaggevend is in het begrip ‘levensgezel’ evenwel, als gezegd, de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners. Deze is niet per se met het enkele feit van het samenwonen gegeven en vereist ook niet per se dat betrokkenen met elkaar samenwonen.’
Uit het dossier volgt dat verdachte en [slachtoffer] ten tijde van de mishandeling een relatie hadden en praktisch samenwoonden. Verdachte verbleef sinds twee maanden iedere dag bij [slachtoffer] en ook na zijn operatie verbleef hij bij haar en in haar woning. Onder die omstandigheden kon [slachtoffer] ten tijde van de feiten naar het oordeel van de rechtbank als ‘levensgezel’ van de verdachte worden aangemerkt.
Conclusies
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of er sprake was van voorbedachte rade bij de poging tot zware mishandeling en zal verdachte voor dat onderdeel van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat met betrekking tot de feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.