ECLI:NL:RBOVE:2024:3853

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
ak_23_1554
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering parkeervergunning voor bewoners in Zwolle

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle om haar een parkeervergunning voor bewoners te verlenen, beoordeeld. Eiseres had op 31 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een parkeervergunning, die door verweerder werd afgewezen. Dit besluit werd bevestigd in een daaropvolgend bezwaar op 2 juni 2023. De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

Eiseres, die medio 2018 een studio heeft gekocht in een appartementencomplex, heeft geen gebruik gemaakt van de aangeboden parkeerplek in de ondergrondse parkeergarage. Bij haar aanvraag voor een parkeervergunning bleek dat aan haar adres een privé-parkeerplaats was gekoppeld, wat de reden was voor de afwijzing van haar aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een parkeervergunning, omdat zij officieel een privé-parkeerplaats heeft, zoals vastgelegd in de Regeling Parkeervergunningen 2022.

De rechtbank heeft ook de beroepsgronden van eiseres beoordeeld, waaronder de stelling dat de afwijzing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel en dat verweerder ten onrechte de hardheidsclausule niet heeft toegepast. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard en dat de afwijzing van haar aanvraag terecht is. Het beroep wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1554

Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder

(gemachtigde: H.C.S. van Dop).

Inleiding.

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres gericht tegen de weigering van verweerder om haar een parkeervergunning voor bewoners te verlenen.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 31 januari 2023 de aanvraag van eiseres om een parkeervergunning voor bewoners afgewezen (het primaire besluit).
1.2.
Met het besluit van 2 juni 2023 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is verweerder bij afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft medio 2018 in [woonplaats] een studio gekocht. De studio maakt deel uit van het appartementencomplex ‘ [appartementencomplex] ’, aan de [adres] .
2.1.
Onder het appartementencomplex ligt een parkeergarage. Bij de verkoop van de appartementen is aan alle bewoners van het appartementencomplex een parkeerplek in de parkeergarage aangeboden. Eiseres heeft van dat aanbod geen gebruik gemaakt.
Alle parkeerplekken in de ondergrondse parkeergarage zijn inmiddels verkocht.
2.2.
Eiseres heeft een auto aangeschaft voor een nieuwe baan in [plaats] . In verband daarmee heeft zij begin 2023 getracht om via het systeem [internetsite] een parkeerplek aan te vragen in de omgeving van haar wooncomplex. Dit bleek niet mogelijk omdat in dat systeem aan haar adres een privé-parkeerplek was gekoppeld. Verweerder heeft eiseres op 18 januari 2023 schriftelijk laten weten dat, en waarom, het niet mogelijk was om die privé-parkeergelegenheid van haar adres te ontkoppelen.
2.3.
Eiseres heeft hierna bij verweerder een aanvraag voor een parkeervergunning voor bewoners ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat voor het woonadres van eiseres officieel een privéparkeerplaats beschikbaar is, in de ondergrondse parkeergarage en zij om die reden, op grond van artikel 11, eerste lid, en onder b, van de Regeling Parkeervergunningen 2022, voor een parkeervergunning niet in aanmerking komt.

Beoordeling door de rechtbank

Samenvatting
3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft geweigerd om aan eiseres een parkeervergunning voor bewoners te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres om een parkeervergunning terecht heeft afgewezen.
3.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De beroepsgronden
Heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een parkeervergunning terecht afgewezen?
Standpunten
4. Eiseres is van mening dat verweerder haar aanvraag om een parkeervergunning voor bewoners ten onrechte heeft afgewezen. Eiseres wijst erop dat uit de akte van levering blijkt dat zij haar studio zónder parkeerplek heeft gekocht. Zij had destijds niet de financiële mogelijkheden om een parkeerplek in de garage erbij te kopen. Zij kan nu feitelijk geen aanspraak maken op en gebruik maken van een ‘privéparkeergelegenheid’, zoals bedoeld in artikel 4b van de Regeling parkeervergunningen 2022.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij de aanvraag om een parkeervergunning heeft mogen afwijzen omdat eiseres, gezien de geldende wet - en regelgeving met betrekking tot parkeren in [woonplaats] , daarop geen aanspraak kan maken. Eiseres woont op een adres waaraan, op grond van de omgevingsvergunning voor het appartementencomplex en de daarbij behorende voorwaarden, een privéparkeerplaats is gekoppeld. Dat zij rond de koop van haar studio ervoor heeft gekozen om geen parkeerplek erbij te kopen, maakt dit niet anders.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Op grond van artikel 3.3, eerste lid, van de Parkeerverordening 2016 [1] (de Verordening 2016) kan verweerder een parkeervergunning verlenen aan de houder van een motorvoertuig, die als bewoner in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op een adres staat ingeschreven en van wie het adres een zelfstandige woning betreft.
5.1.1.
Op grond van artikel 3.1, derde lid, van de Verordening 2016 kan verweerder
in het belang van een goede verdeling van de beschikbare ruimte, per gebied waar parkeerapparatuur - en/of vergunninghouderparkeerplaatsen aanwezig zijn nadere voorschriften en beperkingen verbinden ten aanzien van, bijvoorbeeld, het aanvragen en verstrekken van de soort vergunning, het maximale aantal te verlenen vergunningen, en het gebied waarvoor de vergunning geldt.
5.2.
Verweerder heeft van de bevoegdheid om dergelijke nadere voorschriften en beperkingen te verbinden voor de verstrekking van bewonersvergunningen gebruik gemaakt door vaststelling van de ‘Regeling Parkeervergunningen 2022’ (de Regeling). Hoofdstuk 2 van dit - door burgemeester en wethouders op 11 oktober 2022 vastgestelde - besluit gaat over de indeling van de stad in sectoren: weggedeelten die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Op grond van artikel 3 van dit hoofdstuk is het woonadres van eiseres is ingedeeld in sector 1, Binnenstad-Noord’.
5.3.
In artikel 11, eerste lid, zijn onder a tot en met c van de Regeling voorwaarden neergelegd om in aanmerking te komen voor een bewonersvergunning. Deze voorwaarden zijn dwingend voorgeschreven. Genoemde bepaling luidt, voor zover relevant, als volgt.
Artikel 11, eerste lid van de Regeling:
1. Aanvragers komen voor een vergunning om in een sector te parkeren in aanmerking als zij:
feitelijk op het opgegeven adres wonen en als zodanig ook in de Basisregistratie Personen zijn geregistreerd (bewonersbelanghebbende). Bewonersbelanghebbenden komen uitsluitend in aanmerking voor een vergunning om te parkeren in de sector waar zij wonen én
niet op een adres wonen met privéparkeergelegenheid met uitzondering van de adressen Nieuwstraat oneven (….).
5.4.
Partijen zijn verdeeld ten aanzien van de vraag of eiseres woonachtig is op een adres met ‘privéparkeergelegenheid’.
5.5.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat eiseres niet aan de voorwaarde van artikel 11, eerste lid, en onder b van de Regeling voldoet en overweegt daartoe als volgt.
5.5.1.
Op grond van artikel 1, vierde lid, onder b, van de Regeling wordt onder ‘privéparkeergelegenheid’ verstaan: ‘Een parkeerplaats waarop de aanvrager aanspraak kan maken - al dan niet via een wachtlijst - in een garage of op een perceel, omdat deze volgens een raadsbesluit, een bouwvergunning, een omgevingsvergunning, een bestemmings- of omgevingsplan, een erfpachts- of splitsingsakte of een huur- of koopovereenkomst voor de woning of het bedrijf van de aanvrager bestemd is.’
5.5.2.
Op 22 maart 2018 is aan de projectontwikkelaar van het wooncomplex, VanWonen Projecten B.V., een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 28 appartementen, onderdeel van gebouw ‘De Koningin’ in fase 4. De studio van eiseres is één van deze appartementen. De omgevingsvergunning is onherroepelijk.
5.5.3.
Aan deze omgevingsvergunning zijn voorschriften verbonden, onder meer het voorschrift dat voor elke woning privéparkeergelegenheid beschikbaar is in de ondergrondse parkeergarage. Deze voorwaarde hangt samen met door verweerder gehanteerde parkeernormen.
Volgens het voorschrift onder 4 moeten bij de uitvoering van het bouwproject de punten genoemd in de - bij de vergunning gevoegde - bijlage ‘Opmerkingen en adviezen bij bouwaanvraag met map-nummer: [omschrijving] ’ van het Expertisecentrum (‘het parkeeradvies’) worden gevolgd. Dit betrof een verwijzing naar een ‘adviesmemo’ over de parkeeropgave voor het project. Blijkens een bij deze adviesmemo gevoegd overzicht en een tekening betreffende de parkeergelegenheid is aan iedere woning tenminste één parkeerplaats gekoppeld, ook aan de woning van eiseres (bouwnummer [nummer] ).
Hiermee is sprake van een parkeerplaats voor de woning van eiseres en daarmee van privéparkeergelegenheid als bedoeld in artikel 1, onder 4, sub b van de Regeling.
6. De beroepsgrond slaagt niet.
Handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel?
7. Volgens eiseres is de afwijzing van haar aanvraag in strijd met het gelijkheids-beginsel. Eiseres wijst op enkele uitspraken, waaronder een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 juni 2011 (ECLI:NL:RBSGR:2011:BU5861).
7.1.
Op grond van het gelijkheidsbeginsel is een bestuursorgaan verplicht om gelijke gevallen gelijk te behandelen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat verweerder in gelijke gevallen ongelijk handelt. De door eiseres genoemde uitspraken hebben geen betrekking op het parkeervergunningenbeleid van verweerder. En in de door eiseres aangehaalde uitspraak van de rechtbank Den Haag van 15 juni 2011 waren in de vergunning voor het wooncomplex, behalve technische eisen, geen bepalingen opgenomen over de parkeergarage en was van koppeling tussen huisnummers en vaste parkeerplaatsen geen sprake.
8. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder het beroep van eiseres op de hardheidsclausule terecht verworpen?
9. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte haar niet op grond van de hardheidsclausule een parkeervergunning heeft verleend. Zij had destijds niet voldoende financiële middelen om een parkeerplek in de ondergrondse garage te kopen.
Het is onmogelijk om in de toekomst een parkeerplaats in de garage te verkrijgen omdat alle parkeerplekken zijn verkocht en er geen wachtlijst bestaat. Volgens eiseres is ook uit oogpunt van sociale veiligheid gewenst dat zij in het centrum van [woonplaats] voor haar sector een parkeervergunning krijgt.
9.1.
Volgens verweerder is er geen reden om met toepassing van de hardheidsclausule toch een parkeervergunning aan eiseres te verlenen.
De door eiseres opgesomde omstandigheden kunnen niet tot een andere afweging en een ander besluit leiden.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
10.1.
De Regeling is gebaseerd op de Verordening 2016 en bevat dwingende, algemeen verbindende, voorschriften waarmee aan een in de Verordening 2016 neergelegde discretionaire bevoegdheid invulling is gegeven.
10.1.1.
Op grond van artikel 7.1 van de Verordening 2016 kan verweerder ten gunste van de aanvrager het bij of krachtens de verordening bepaalde buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
10.1.2.
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat toepassing van de Verordening en artikel 11, eerste lid, onder a tot en met c van de Regeling leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Aan eiseres is bij de koop van de studio de mogelijkheid geboden een parkeerplek te kopen. Dat zij destijds uit financieel oogpunt een keuze heeft gemaakt die jaren later lastige gevolgen heeft, maakt niet dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Verweerder heeft hierbij in aanmerking kunnen nemen dat in de binnenstad van [woonplaats] sprake is van grote schaarste aan parkeergelegenheid, zodat de verdeling daarvan moet worden gereguleerd en moet worden vastgelegd onder welke omstandigheden men op een parkeervergunning aanspraak kan maken.
10.1.3.
De rechtbank merkt nog op dat, zoals verweerder ter zitting heeft opgemerkt, eiseres zo zij wil een parkeerabonnement kan aanvragen voor een van de publiek toegankelijke parkeergarages in de stad zodat ze toch in (de nabijheid van) het centrum kan parkeren. Dat een parkeerabonnement duurder is dan een parkeervergunning maakt niet dat sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard.
11. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen.

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Mr. A. Oosterveld is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Parkeerverordening 2016, geldend vanaf 1 juni 2016 tot en met 31 december 2023.