ECLI:NL:RBOVE:2024:3849

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
ak_23_1512
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor herbouw veldschuur

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Overijssel het beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente, waarbij aan een derde-partij een omgevingsvergunning is verleend voor de herbouw van een veldschuur. Eiser, die woont nabij het perceel waar de schuur zal worden herbouwd, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunning, omdat hij meent dat het gebruik van de schuur niet past binnen de bestemming 'Agrarisch' en dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van verweerder en de derde-partij aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de omgevingsvergunning terecht is verleend. De rechtbank stelt vast dat de oude schuur, die in 1988 is opgericht, voldoet aan de definitie van een 'veldschuur' zoals opgenomen in het bestemmingsplan. Eiser betoogt dat de oude schuur niet als zodanig kan worden aangemerkt, maar de rechtbank oordeelt dat het gebruik van de schuur in overeenstemming is met de planregels. De rechtbank wijst erop dat de derde-partij de schuur wil gebruiken voor agrarische doeleinden, wat past binnen de bestemming 'hobbymatig agrarisch gebruik'.

Daarnaast concludeert de rechtbank dat de verleende vergunning voldoet aan de voorwaarden voor een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting. Het beplantingsplan dat bij de vergunning is gevoegd, is uitvoerbaar en draagt bij aan de biodiversiteit. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de omgeving. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiser geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 23/1512

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. S.J.P. Kukolja),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente, verweerder

(gemachtigden: T. Huisken en G.R.F. ter Braak).
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende]uit [woonplaats 2] (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen een besluit van verweerder waarmee aan de derde-partij een omgevingsvergunning is verleend voor de herbouw van een veldschuur.
1.1.
Verweerder heeft deze omgevingsvergunning met een besluit van 26 september 2022 (het primaire besluit) aan de derde-partij verleend. Eiser heeft daartegen een bezwaarschrift ingediend.
1.2.
Met een besluit van 31 mei 2023 op het bezwaar van eiser (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit in stand gelaten.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De derde-partij heeft schriftelijk gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigden van verweerder en de derde-partij.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser woont aan de [adres 1].
2.1.
Op 18 juli 2022 heeft de derde partij een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor de herbouw van een veldschuur op het perceel aan de [adres 2], kadastraal bekend als [kadastrale aanduidingen] (het perceel). Bij de aanvraag is een bouwplan gevoegd.
2.2.
De nieuwe schuur zal even groot zijn als de oude, inmiddels afgebroken, schuur (11,2 m2). Omwille van een aanwezige boom op het aangrenzende perceel zal de nieuwe schuur iets verder naar het zuiden worden gerealiseerd. De nieuwe schuur komt dan op een afstand van ongeveer vijftig meter van de woning van eiser.
Eiser heeft vanaf zijn perceel - vanuit zijn woning en vanaf zijn terras - zicht op het perceel en de voor de veldschuur beoogde locatie aan de overzijde van de [adres 2].
2.3.
Op het perceel is het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020’ (het bestemmingsplan) van toepassing. Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch’ en de aanduiding ‘milieuzone-intrekgebied’. Op grond van artikel 3.1, aanhef en onder d, van het bestemmingsplan zijn de voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden onder meer bestemd voor ‘hobbymatig agrarisch gebruik ’.
2.4.
Het bouwplan is in strijd met artikel 3.2.1 onder a van het bestemmingsplan waarin staat dat bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak moeten worden gebouwd. Het bouwplan is verder in strijd met artikel 45.5.2 onder a, waarin is bepaald dat binnen de aanduiding ‘milieuzone-intrekgebied’ geen gebouwen mogen worden gebouwd. Van deze planregel kan met toepassing van artikel 45.5.3 worden afgeweken mits aan het waterleidingbedrijf advies is gevraagd. Het waterleidingbedrijf heeft in een advies van 10 mei 2019 aangegeven dat tegen het bouwen in het betreffende intrekgebied geen bezwaar bestaat.
2.5.
Met een in artikel 49.6 van het bestemmingsplan neergelegde binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan van artikel 3.2.1 onder a van het bestemmingsplan worden afgeweken voor de herbouw van een veldschuur. Daarvoor gelden onder meer als voorwaarden:
a. de sloop van alle bebouwing op het perceel waar de veldschuur staat;
b. het voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtingsplan- en/of beplantingsplan;
c. er mag geen sprake zijn van een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige functies en waarden waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef-)milieu en het landschap.
2.6.
Verweerder heeft na afweging van alle belangen besloten dat het verlenen van vergunning zowel voor de activiteit bouwen als voor het afwijken van de planregels gerechtvaardigd is en dat de afwijking van de planregels niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft met het primaire besluit de omgevingsvergunning verleend met gebruikmaking van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 49.6 van de planregels.
2.7.
Op 3 april 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Verweerder heeft het advies van de commissie bezwaarschriften volledig overgenomen en het bezwaar ongegrond verklaard.
2.8.
Hierna is de procedure vervolgd zoals beschreven in de inleiding.

Beoordeling door de rechtbank

Samenvatting
3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht aan de derde-partij de omgevingsvergunning heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de omgevingsvergunning terecht aan de derde partij heeft verleend.
3.2.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overgangsrecht
4 Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat in deze zaak de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor die datum is ingediend, is de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dit volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
Beroepsgronden
Heeft verweerder de omgevingsvergunning voor de herbouw van de veldschuur terecht verleend?
Algemeen
5. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk wordt beoordeeld aan de hand van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
5.1.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo wordt een aanvraag om een omgevingsvergunning, voor zover deze betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, onder meer geweigerd indien (c) de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12 van de Wabo.
5.2.
Op grond van artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wabo is het verboden om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan of een beheersverordening.
5.3.
Artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 1° van de Wabo geeft aan dat, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wabo (het afwijken van het bestemmingsplan), de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en, indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening, met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking (binnenplanse omgevingsvergunning ter afwijking van het bestemmingsplan). Voor wat betreft de ruimte voor verweerder om al dan niet mee te werken aan de verlening van de omgevingsvergunning heeft verweerder gelet op het artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo gebruikte woord ‘kan’ en de verwijzing naar het criterium ‘goede ruimtelijke ordening’ beoordelingsvrijheid.
5.4.
Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend met gebruikmaking van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 49.6 van de planregels.
Is sprake van ‘herbouw van een ‘veldschuur’?
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder de omgevingsvergunning ten onrechte heeft verleend. Volgens eiser ging het bij de oude schuur niet om een ‘veldschuur’ zoals bedoeld in artikel 1.129 van het bestemmingsplan, zodat van ‘herbouw van een bestaande veldschuur’ ook geen sprake is. De oude schuur, opgericht in 1988, bestond vele jaren uit niet meer dan vier palen met rondom gaas en bovenop een dekkleed. Rond 2013 is een dichte achterwand aangebracht. Voor de oude schuur is nooit een vergunning verleend. De schuur werd voornamelijk gebruikt voor de opslag van stookhout. Door in strijd met het bestemmingsplan de omgevingsvergunning te verlenen heeft verweerder het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel geschonden.
6.1.
Volgens verweerder past de oude schuur, gelet op de vorm en afmetingen en de vroegere bestemming ervan binnen de definitie van een ‘veldschuur’ zoals bedoeld in de begripsbepalingen van het bestemmingsplan zodat sprake is van ‘herbouw van een veldschuur’. Dat voor de oude schuur nooit een vergunning is verleend doet niet ter zake.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
Verweerder heeft, om de omgevingsvergunning te verlenen gebruik gemaakt van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 49.6 van het bestemmingsplan voor de herbouw van bestaande veldschuren.
7.1.1.
Volgens artikel 1.129 van de planregels is een veldschuur: ‘een vrijstaand eenvoudig gebouw zonder verdieping die gebruikt wordt of voorheen gebruikt werd als schuilplaats voor vee, opslag van agrarische hulpmaterialen, zoals machines of voor opslag van gewassen zoals stro, hooi en zaagsel’.
7.1.2.
Volgens artikel 1.56 van de planregels is een ‘gebouw’: ‘Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.’
7.2.
De voormalige oude schuur en het gebruik daarvan is in overeenstemming met deze planregels. De oude schuur bestond uit een bouwwerk, met een dak met daaronder één dichte wand en twee wanden van gaas; daarmee was sprake van een ‘gebouw’. In de aanvraag voor de vergunning staat dat de schuur werd gebruikt voor de ‘opslag van voer en overige agrarische functies’.
7.3.
Volgens het primaire besluit is het gebruik van de voormalige schuur in overeenstemming met de definitie van veldschuur zoals opgenomen in artikel 1.129 van de planregels. De derde-partij heeft het voormalige gebruik en het toekomstige gebruik van de schuur nader toegelicht tijdens de hoorzitting in het kader van het bezwaarschrift en ter zitting van de rechtbank. De derde-partij heeft daarbij verklaard dat de voormalige schuur in het verleden door zijn ouders werd gebruikt, tot ruim na het jaar 2000, voor een of meer geiten. Verder sloeg zijn vader in de schuur onder meer een bosmaaier en een grasmaaier, stro en gereedschap op. De derde partij heeft ter zitting verklaard dat hij de nieuwe schuur wil gaan gebruiken voor de opslag van een kleine trekker, een bos- en grasmaaier en gereedschap voor onderhoud van het perceel.
7.4.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat de schuur in het verleden is gebruikt als een veldschuur in de zin van artikel 1.129 van de planregels en dat ook het toekomstige gebruik van de schuur met die definitie zal overeenstemmen. Daarmee is sprake van de herbouw van een veldschuur in de zin van artikel 49.6 van het bestemmingsplan.
7.5.
Voor toepassing van de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid van artikel 49.6 van het bestemmingsplan is niet vereist dat in het verleden voor de bouw van de schuur een vergunning is verleend, zodat deze beroepsgrond niet kan slagen.
7.6.
Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel is geen sprake.
8. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van hobbymatig agrarisch gebruik?
9. Volgens eiser is van ‘hobbymatig agrarisch gebruik’ of ‘agrarische binding’ geen sprake, zodat ook om die reden de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan. De oude schuur was niet meer dan ‘een houthok’, voor opslag van houtblokken, voor stook in de woning. Volgens eiser is de stelling van de derde-partij dat hij met de nieuwe schuur een agrarisch gebruik voor ogen heeft, in strijd met de waarheid. Zijn ouders hebben in het verleden een paard gehad maar die is ongeveer 15 jaar geleden overleden. In de jaren daarna stonden op het belendende perceel een paard en een pony van derden. Deze dieren gingen de schuur niet in, mede vanwege een afrastering. De oude schuur had bovendien een kleine toegang. Volgens eiser is ook ongeloofwaardig dat de derde partij de schuur zal gaan gebruiken voor de opslag van gereedschap en/of machines. Volgens eiser heeft verweerder nooit toezicht gehouden op het gebruik van de schuur.
9.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het gebruik van de oude én de nieuw te bouwen schuur past bij de bestemming ‘Agrarisch’ en ‘hobbymatig agrarisch gebruik’ zodat de herbouw van de veldschuur om die reden past binnen de bestemming.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
10.1.
Op grond van artikel 3.1, aanhef en onder d, van dit bestemmingsplan zijn de voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden bestemd voor ‘hobbymatig agrarisch gebruik buiten het bouwvlak’.
10.2
Volgens artikel 1.65 van de planregels is ‘hobbymatig agrarisch gebruik’: ‘Het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd.’ De planregels geven geen definitie voor het begrip ‘agrarische activiteiten’.
10.3.
Verweerder heeft aan de vergunning als voorschrift verbonden, dat de veldschuur alleen mag worden gebruikt voor hobbymatig agrarisch gebruik. Dit is overeenkomstig de agrarische bestemming van het perceel.
10.4.
De derde partij heeft in de aanvraag voor de omgevingsvergunning aangegeven dat hij de schuur gebruikt voor ‘de opslag van voer’ en ‘overige agrarische functies’. In de aanvraag staat verder dat hij de nieuwe schuur gaat gebruiken voor ‘overige gebruiksfuncties’. Uit de overwegingen bij de vergunning, pagina 2 bovenaan, blijkt verder dat derde-partij verweerder op 13 september 2022 per e-mail heeft laten weten dat het schuurtje als doel heeft om agrarische hulpmaterialen op te slaan, waaronder machines (cultivator, kloofmachine en grondbak) en tuingereedschap voor het onderhoud van het perceel. Verweerder heeft geoordeeld dat een dergelijk gebruik, redelijkerwijs valt onder ‘agrarische activiteiten ‘en ‘hobbymatig agrarische gebruik’ zodat overeenkomstig de doeleindenomschrijving zal worden gebouwd. Ook volgens de commissie bezwaarschriften (de commissie), die eiser en de derde partij op 3 april 2023 hebben gehoord, paste het door eiser opgegeven gebruik binnen de bestemming ‘hobbymatig agrarisch gebruik’.
10.5.
De derde partij heeft ten slotte de rechtbank op 31 augustus 2023 in een schriftelijke reactie laten weten dat hij de toekomstige veldschuur wil gaan gebruiken voor de opslag van enkele agrarische hulpmaterialen zoals een grondbak, een kleine trekker, een kunstmeststrooier, en gereedschap om het perceel te onderhouden.
10.6.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het beoogde gebruik van de nieuwe veldschuur valt onder ‘agrarische activiteiten’ en ‘hobbymatig agrarisch gebruik’.
11. De beroepsgrond slaagt niet.
Is sprake van een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting?
12. Eiser voert aan dat de vergunning is verleend in strijd met artikel 49.6 aanhef, onder b en c van de planregels omdat het bij de vergunning behorende beplantingsplan niet uitvoerbaar is en bij de herbouw van de veldschuur geen sprake is van een ‘goede landschappelijke inpassing en erfinrichting’. Volgens eiser is een strook tussen de erfgrens en de toekomstige schuur van één à twee meter onvoldoende breed om het beplantingsplan naar behoren te kunnen uitvoeren. Ook wordt door de bouw van de nieuwe schuur het landschap onevenredig aangetast.
12.1.
Volgens verweerder is het bij de vergunning behorende beplantingsplan geschikt en uitvoerbaar en voldoet het beplantingsplan qua landschappelijke inpassing aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld. Van een onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap, is geen sprake.
13. De rechtbank overweegt als volgt.
13.1.
Verweerder heeft de aanvraag van de derde-partij beoordeeld in het licht van de vereisten voor de herbouw van bestaande veldschuren van artikel 49.6, aanhef, en onder b en c, van de planregels. In artikel 49.6, aanhef en onder b en c, van de planregels staat dat bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingen agrarisch, agrarisch met waarden, natuur en bos, voor het opnieuw oprichten van de bestaande aanwezige veldschuur met in achtneming van de volgende voorwaarden:
b. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan;
c. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap.
13.1.2.
Bij de aanvraag voor de vergunning is een beplantingsplan gevoegd. Volgens dit beplantingsplan zullen de daarop aangegeven beplantingsstroken van, globaal, twee meter breed, worden beplant met diverse struiken (hazelaar, krent laurier, en eventueel conifeer) en zo nu en dan een fruitboom. Aan één van de zijden van het perceel komt een takkenwal. In het beplantingsplan zijn voorzieningen opgenomen ter bevordering van de biodiversiteit en schuilgelegenheid voor dieren. Verweerder heeft de uitvoering van dit beplantingsplan als voorwaarde opgenomen in de omgevingsvergunning (onder b).
Verweerder heeft daarnaast onder c als voorwaarde in de omgevingsvergunning opgenomen dat er geen onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige functies en waarden of het (leef)milieu mag plaatsvinden.
13.1.3.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het beplantingsplan uitvoerbaar is en dat bij uitvoering van het beplantingsplan wordt voldaan aan de voorwaarde van een goede landschappelijke inpassing van de schuur in het omliggende agrarische landschap. Eiser heeft geen deskundig (tegen-) advies overgelegd waaruit het tegendeel zou blijken. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat beplantingsstroken van globaal twee meter breed onvoldoende zouden zijn om een voldoende (gevarieerde) beplanting met kans van slagen aan te brengen.
13.1.4.
Eiser heeft bovendien niet aannemelijk gemaakt dat met de bouw sprake is van een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder het (leef-)milieu en het landschap. Verweerder heeft terecht rekening gehouden met het feit dat de functies en waarden in de omgeving voornamelijk agrarisch zijn en die bestemming met het gebruik van de veldschuur hobbymatig wordt voortgezet.
13.2.
De beroepsgrond slaagt niet.
14. Verweerder heeft de omgevingsvergunning voor de herbouw van de veldschuur terecht verleend.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Westerlaak, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Mr. A. Oosterveld is buiten staat om deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.