ECLI:NL:RBOVE:2024:3844

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2024
Publicatiedatum
19 juli 2024
Zaaknummer
08-054195-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging en computervredebreuk met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 19 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 157 dagen, met een contact- en locatieverbod tegen de slachtoffers, en een schadevergoeding van in totaal € 729,98. De verdachte was beschuldigd van bedreigingen aan het adres van twee slachtoffers en computervredebreuk. Tijdens de zitting op 5 juli 2024 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, maar dat de bedreigingen en de computervredebreuk wel bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de bedreigingen ernstig waren en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat de ernst van de situatie onderstreepte. De rechtbank legde ook een vrijheidsbeperkende maatregel op voor de duur van vijf jaar, waarbij de verdachte zich moest onthouden van contact met de slachtoffers en zich niet in de nabijheid van hen mocht bevinden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de immateriële schade die door zijn daden was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-054195-24 (P)
Datum vonnis: 19 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
5 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. A. Foppen, advocaat in Harderwijk, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] door [naam 1] , werkzaam bij Slachtofferhulp Nederland, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op de terechtzitting van 5 juli 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:(primair) heeft geprobeerd [slachtoffer 1] (hierna [slachtoffer 1] ) zwaar te mishandelen, dan wel (subsidiair) haar heeft mishandeld;
feit 2:[slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 3:computervredebreuk heeft gepleegd;
feit 4:[slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2] ) heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 20 november 2023 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met twee handen) die [slachtoffer 1] (gedurende een aantal seconden) bij de keel heeft vast gepakt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] in de lucht heeft getild, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2023 te Almelo [slachtoffer 1] heeft mishandeld door (met twee handen) die [slachtoffer 1] (gedurende een aantal seconden) bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] in de lucht te tillen;
2
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2023 tot en met 27 november 2023 te Almelo en/of te Zwolle, althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] (mondeling/schriftelijk) dreigend de woorden toe te voegen:
- "Je komt niet meer levend buiten" en/of
- "Klik klak heb me bivak, je kan beter eerlijk zijn want je gaat alles kwijtraken" en/of
- "Je wou niet horen nou ga je voelen, ik ben niet de man om spelletjes mee te spelen" en/of
- "Als je weggaat is je leven niet meer zo leuk" en/of
- "En laat min me kind zien" en/of "Moet ik echt klik klak er bij halen, want die kant gaat het op. Heb niemand mee wat",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2023 tot en met 24 januari 2024 te Zwolle, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) één of meer geautomatiseerde werken, te weten één of meerdere servers toebehorende aan Snapchat/Facebook en/of een ander/anderen dan aan verdachte, waarop een digitaal Snapchat-account (OEKAC) en/of een digitaal Facebook-account van [slachtoffer 1] wordt gehost, althans bereikbaar is, is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging,
b. door een technische ingreep, te weten het wijzingen van de wachtwoorden van voornoemde accounts,
c. met behulp van valse signalen of een valse sleutel, te weten het (originele) wachtwoord van dat SNAPCHAT account en/of dat Facebook account,
d. door het aannemen van een valse hoedanigheid;
4
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 november 2023 tot en met 27 november 2023 te Zwolle en/of te Almelo, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door aan [slachtoffer 1] (via Whatsapp) dreigend de woorden toe te voegen:
- " [naam 2] is sws mede verantwoordelijk in mijn ogen dus vul zelf maar in de rest" en/of "Jij bent nog m'n babymama maar aan haar heb ik skijt die heb dadelijk geen pruik meer op de kop" en/of
- “Moet ik echt klik klak erbij halen, want die kant gaat het op” en/of "Gebruik je fantasie, ik ben heel serieus oeka, en [naam 2] is de eerste want die is in mijn ogen de aanstichter",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke woorden die [slachtoffer 2] hebben bereikt en/of ter kennis zijn gekomen.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Het onder feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van het ten laste gelegde onder de feiten 2 en 4 heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de eerste vier gedachtestreepjes respectievelijk het eerste gedachtestreepje omdat deze bedreigingen niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen of geen strafbare bedreiging opleveren. De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd tegen het onder feit 3 ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is van oordeel dat het dossier weliswaar aanknopingspunten bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (poging tot zware) mishandeling van [slachtoffer 1] , maar dat dit onvoldoende wettig en overtuigend bewijs oplevert. Het dossier bevat twee tegenstrijdige lezingen van de gebeurtenissen op 20 november 2023. De aangifte van [slachtoffer 1] wordt door getuige [getuige] , de moeder van aangeefster, ondersteund. Deze aangifte wordt echter weersproken door de verklaring van verdachte, wiens verklaring wordt ondersteund door getuige Veldhuis, de moeder van verdachte. De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende objectieve aanknopingspunten om één van beide lezingen op dat punt te volgen. In ieder geval acht de rechtbank niet boven redelijk twijfel bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspreken.
3.3.2
Feit 3
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen [1] .
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 juli 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , van 8 februari 2024 (p. 58 e.v.);
Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever van 25 januari 2024 (p. 30 e.v.).
3.3.3
Feiten 2 en 4
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Tussen 20 november 2023 en 27 november 2023 heeft verdachte via WhatsApp meerdere berichten verzonden naar [slachtoffer 1] . In die berichten zijn naast woorden aan [slachtoffer 1] , ook woorden richting [slachtoffer 2] geuit. [slachtoffer 1] heeft [slachtoffer 2] op de hoogte gebracht van die door verdachte gestuurde berichten door haar daarvan screenshots te sturen.
Overwegingen
- Feiten 2 en 4
De rechtbank stelt allereerst vast dat op grond van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de mondelinge uitlating zoals ten laste gelegd onder feit 2, eerste en vierde gedachtestreepje, heeft gedaan. Het dossier bevat hierover alleen de verklaring van aangeefster en dat is voor een bewezenverklaring onvoldoende.
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de onder feit 2, tweede, derde en vijfde gedachtestreepje en feit 4 ten laste gelegde uitlatingen heeft gedaan. Deze uitlatingen leveren naar het oordeel van de rechtbank bedreigingen op in de zin van artikel 285 Sr. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van verdachte daarop was gericht.
De bewezenverklaarde bewoordingen zijn qua strekking gelijk en door verdachte via WhatsApp geuit aan [slachtoffer 1] en (indirect) [slachtoffer 2] in eenzelfde (langlopend) conflict tussen hem en [slachtoffer 1] . De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen om die reden in samenhang moeten worden bezien. Verdachte heeft in zijn uitlatingen meerdere keren gebruik gemaakt van het woord ‘klik klak’. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit straattaal is voor een vuurwapen en bovendien heeft verdachte ook verklaard dat hij weet dat dit straattaal is voor vuurwapen. Verdachte is eerder veroordeeld voor vuurwapenbezit en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben afzonderlijk verklaard dat zij van deze veroordeling op de hoogte waren en dat zij erg bang zijn voor verdachte. Daarnaast heeft verdachte ter zitting verklaard dat de specifieke teksten “
En laat min me kind zien"en
"Moet ik echt klik klak er bij halen, want die kant gaat het op. Heb niemand mee wat”bedreigend waren bedoeld. Gelet op deze omstandigheden, bezien in de context waarin de uitlatingen zijn gedaan, is de rechtbank van oordeel dat bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen of zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder feit 2, met uitzondering van de gedachtestreepjes één en vier, en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven en in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten 2, 3 en 4 heeft begaan, met dien verstande dat:
2
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 20 november 2023 tot en met 27 november 2023 in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 1] schriftelijk dreigend de woorden toe te voegen:
- "Klik klak heb me bivak, je kan beter eerlijk zijn want je gaat alles kwijtraken" en
- "Je wou niet horen nou ga je voelen, ik ben niet de man om spelletjes mee te spelen" en
- "En laat min me kind zien" en/of "Moet ik echt klik klak er bij halen, want die kant gaat het op. Heb niemand mee wat";
3
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 20 november 2023 tot en met 24 januari 2024 in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) geautomatiseerde werken, te weten servers toebehorende aan Snapchat/Facebook waarop een digitaal Snapchat-account (OEKAC) en een digitaal Facebook-account van [slachtoffer 1] worden gehost, is binnengedrongen
a. door een technische ingreep, te weten het wijzingen van de wachtwoorden van voornoemde accounts,
b. met behulp van een valse sleutel, te weten het (originele) wachtwoord van dat SNAPCHAT account en dat Facebook account,
c. door het aannemen van een valse hoedanigheid;
4
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 20 november 2023 tot en met
27 november 2023 in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door aan [slachtoffer 1] (via Whatsapp) dreigend de woorden toe te voegen:
- " [naam 2] is sws mede verantwoordelijk in mijn ogen dus vul zelf maar in de rest" en "Jij bent nog m'n babymama maar aan haar heb ik skijt die heb dadelijk geen pruik meer op de kop" en
- “Moet ik echt klik klak erbij halen, want die kant gaat het op” en "Gebruik je fantasie, ik ben heel serieus oeka, en [naam 2] is de eerste want die is in mijn ogen de aanstichter",
welke woorden die [slachtoffer 2] hebben bereikt en/of ter kennis zijn gekomen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 138ab en 285 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 2 en 4
telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: computervredebreuk, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr wordt opgelegd, waarbij de maatregel een locatieverbod voor de gemeente Almelo en een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] inhoudt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Van het gebiedsverbod voor de gemeente Almelo en het contactverbod met [slachtoffer 1] moet naar de mening van de raadsvrouw worden afgezien nu dit een onevenredige belasting voor verdachte oplevert. Ten aanzien van het contactverbod met [slachtoffer 2] heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich aan drie strafbare feiten schuldig gemaakt, namelijk twee bedreigingen en een computervredebreuk. Verdachte heeft respectloos gehandeld tegenover zijn ex-partner [slachtoffer 1] door aan zijn eigen boosheid en frustratie over de omgangsregeling met zijn zoontje toe te geven zonder daarbij rekening te houden met de mogelijke impact daarvan op [slachtoffer 1] en in het verlengde daarvan zijn zoontje. Daarnaast heeft hij [slachtoffer 2] bedreigd, die ogenschijnlijk buitenstaander is in het conflict tussen verdachte en [slachtoffer 1] . Bedreigingen leiden vaak tot langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij slachtoffers, zoals ook is gebleken uit de ter zitting voorgehouden slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] . Door in te loggen op de sociale media-accounts van [slachtoffer 1] heeft verdachte bovendien grove inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. De rechtbank rekent dit alles verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 31 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat hij op 6 maart 2024, 3 mei 2024 en 14 mei 2024 is veroordeeld voor strafbare feiten. De rechtbank zal gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr hiermee rekening houden bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 20 juni 2024. De reclassering schat het risico op recidive en letsel in als hoog. Zij achten de uitvoer van diagnostiek en de eventueel daaruit voortvloeiende behandeling gericht op emotie- en agressieregulatie noodzakelijk. Echter, verdachte is in geen enkel opzicht responsief ten aanzien van een reclasseringsinterventie en zal geen medewerking verlenen. Deze houding komt ook naar voren tijdens het NIFP-consult van 5 maart 2024 en het onderzoek ter terechtzitting. De reclassering kan om deze reden niet werken aan gedragsverandering. Wel wordt geadviseerd om de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen met een locatieverbod voor de gemeente Almelo en een contactverbod met [slachtoffer 1] . Verder adviseert de reclassering de dadelijke uitvoerbaarheid van die maatregel.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf onder meer aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten en rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke gevallen doorgaans worden opgelegd. Nu de rechtbank verdachte integraal vrijspreekt van feit 1, zal de rechtbank afwijken van de eis van de officier van justitie in die zin dat zij een lagere straf oplegt dan geëist.
De rechtbank is van oordeel dat een straf gelijk aan de duur van het voorarrest recht doet aan de ernst van de feiten. Zij zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 157 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht opleggen.
Contact- en locatieverbod op grond van artikel 38v Sr
Gelet op het gedrag jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het overtreden van een opgelegde gedragsaanwijzing alsmede ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr voor de duur van vijf jaren moet worden opgelegd. Verdachte zal worden bevolen zich te onthouden van contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Van het contactverbod met [slachtoffer 1] kan worden afgeweken als het contact ziet op (de omgang met) hun zoontje [naam 3] conform de door de hulpverlening en/of familierechter geaccordeerde omgangsregeling. Ook zal verdachte worden bevolen zich niet op te houden in een bepaald gebied, te weten een straal van 500 meter van de [adres 2] . De rechtbank acht het, anders dan de officier van justitie, niet proportioneel om aan verdachte een locatieverbod voor de gehele gemeente Almelo op te leggen.
De rechtbank zal bevelen dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van zeven dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de vervangende hechtenis zes maanden kan bedragen.
Dadelijke uitvoerbaarheid maatregel 38v Sr
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 38v Sr opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er gezien het hoge recidiverisico en de weigerende houding van verdachte ten opzichte van hulpverlening, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] dan wel [slachtoffer 2] .

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 13.757,06, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- studievertraging € 11.827,08;
- beveiligingscamera € 29,99;
- cameradeurbel € 49,99.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.850,00 gevorderd.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.553,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit gemist loon ter hoogte van € 1.253,57. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 300,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen, voor wat betreft de immateriële schade, kunnen worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente. Het gedeelte van de vorderingen dat ziet op materiële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen primair moeten worden afgewezen vanwege het ontbreken van causaal verband, dan wel dat deze subsidiair niet-ontvankelijk moeten worden verklaard vanwege onvoldoende onderbouwing van de geleden schade.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten die zien op de aanschaf van de beveiligingscamera en de cameradeurbel, zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk en door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank zal deze schadeposten toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat het causaal verband tussen de bedreiging en de schadepost studievertraging niet is komen vast te staan. De rechtbank zal daarom dit deel van de vordering afwijzen.
Immateriële schade
Ook is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De immateriële schadevordering ten aanzien van de bedreiging is voldoende onderbouwd en aannemelijk en door de verdediging onvoldoende betwist. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 350,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Het overige gedeelte van de gevorderde immateriële schade is gekoppeld aan de mishandeling zoals ten laste gelegd onder feit 1. Omdat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid Sv niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Samengevat zal de rechtbank de gevorderde schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 429,98, bestaande uit € 79,98 aan materiële schade en € 350,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 november 2023.
[slachtoffer 2]
Materiële schade
De door benadeelde gevorderde materiële schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd, terwijl namens verdachte de omvang ervan gemotiveerd is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering, te weten
€ 1.253,57 aan materiële schade, niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit 4 rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De immateriële schadevordering ten aanzien van de bedreiging is voldoende onderbouwd en aannemelijk en door de verdediging onvoldoende betwist. De rechtbank zal de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 300,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Samengevat zal de rechtbank de gevorderde schade gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van € 300,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 20 november 2023.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met acht dagen (ten aanzien van de schadevergoeding van € 429,98) en zes dagen (ten aanzien van de schadevergoeding van € 300,00) gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38w en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 2 en 4, telkens het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 3, het misdrijf: computervredebreuk, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
157 (honderdzevenenvijftig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
5 (vijf) jaren;
- beveelt dat verdachte gedurende 5 jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] ;
- bepaalt dat van dit contactverbod kan worden afgeweken als het contact ziet op (de omgang met) hun zoontje [naam 3] conform de door de hulpverlening en/of familierechter geaccordeerde omgangsregeling.
- beveelt dat verdachte zich gedurende 5 jaren niet in een straal 500 meter van de [adres 2] mag bevinden;
- beveelt dat verdachte gedurende 5 jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2] ;
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
7 (zeven) dagenhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich
belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ;
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
De vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van
€ 429,98 (vierhonderd negenentwintig euro en achtennegentig cent), bestaande uit € 79,98 (negenenzeventig euro en achtennegentig cent) materiële schade en € 350,00 (driehonderd vijftig euro) immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van in totaal
€ 429,98 (vierhonderd negenentwintig euro en achtennegentig cent). Voormeld bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2023;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 429,98 (vierhonderd negenentwintig euro en achtennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
8 (acht) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- wijst af de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële kostenpost studievertraging, zijnde € 11.827,08;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige immateriële deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
De vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van
€ 300,00 (driehonderd euro), bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van in totaal
€ 300,00 (driehonderd euro). Voormeld bedrag is te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2023;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit 4 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 300,00 (driehonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 november 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
6 (zes) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het materiële deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van den Berg, voorzitter, mr. R.G.J. Gehring en
mr. N.P. Heisterkamp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023570225. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
T.a.v. feit 2 en feit 4
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 juli 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
De voorzitter houdt aan verdachte voor dat hij naar [slachtoffer 1] de volgende tekst heeft verzonden:
“En laat min me kind zien”en
“Moet ik echt klik klak er bij halen, want die kant gaat het op. Heb niemand mee wat”.
Verdachte verklaart, zakelijk weergegeven, als volgt.
Op dat moment was ik in alle staten en was het als dreigement bedoeld.
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 februari 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven, p. 99:
Klik klak is straattaal voor vuurwapen.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 4 december 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 21:
Ik doe aangifte van bedreiging. Bij mij bestond de overtuiging, dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. Hij heeft mij bedreigd via WhatsApp. Op 21 november 2023 stuurde hij mij een app met daarin: "Klik klak heb me bivak, je kan maar beter eerlijk zijn, je gaat alles kwijtraken". Op 23 november 2023 stuurde hij mij een app met daarin: "je wou niet horen, nu ga je voelen, ik ben niet de man om spelletjes mee te spelen". Ik ben erg bang voor [verdachte] . [verdachte] heeft een behoorlijk strafblad en moet in januari 2024 weer vastzitten voor wapenbezit.
4.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 28 november 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 35-36:
Ik doe aangifte van bedreiging met de dood. Bij mij bestond en bestaat de overtuiging, dat de verdachte zijn bedreiging werkelijk ten uitvoer zou leggen. Ik word bedreigd met de dood door [verdachte] . Hij stuurde namelijk 26 november 2023 rond 11.00 uur een app bericht naar mijn vriendin [slachtoffer 1] waarin hij mij met de dood bedreigt. Dit bericht stuurde mijn vriendin [slachtoffer 1] mij direct door. Ik ben erg bang voor [verdachte] . [verdachte] moet in januari 2024 weer 3 maanden in hechtenis, ivm vuurwapenbezit.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, p. 53:
[slachtoffer 1] verklaarde dat zij via WhatsApp bedreigd werd door verdachte [verdachte] en liet politiefunctionarissen de berichten zien. De berichten waren afkomstig van een persoon die in haar telefoon opgeslagen was onder de naam " [verdachte] ", en het opgeslagen nummer bij deze persoon was [telefoonnummer] .
Op 17 januari 2024 deed ik, verbalisant, een CIOT bevraging op nummer
[telefoonnummer] . Als onderzoeksresultaat kwam terug dat verdachte (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) abonnementhouder van dit nummer is.
6.
Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv, te weten printscreens van de Whatsapp-berichten, p. 25, 26 40 en 43:
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023570225. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.