ECLI:NL:RBOVE:2024:3819

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
18 juli 2024
Zaaknummer
08/094304-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling en poging tot afpersing met losgeld

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van gijzeling en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden en een schadevergoeding van € 5.000,- aan het slachtoffer, [slachtoffer 1]. De zaak kwam aan het licht na een melding van [slachtoffer 2], de broer van het slachtoffer, die aangaf dat zijn broer was ontvoerd en dat er losgeld van € 4.000,- geëist werd. De verdachte en zijn medeverdachten hebben [slachtoffer 1] onder bedreiging van geweld in een woning gehouden en gedwongen om contact op te nemen met zijn broer om het losgeld te regelen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging van gijzeling en poging tot afpersing, en dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de uitvoering van deze misdrijven. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot een langere gevangenisstraf afgewezen, maar heeft wel de gevangenneming van de verdachte bevolen, gezien de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/094304-23 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 juni 2024, 11 juni 2024, 17 juni 2024 en 4 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. N.L.A.N. Weusthof, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] door mr. [naam 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er op neer dat verdachte in de periode van 30 maart 2023 tot en met 31 maart 2023 alleen dan wel samen met anderen:
feit 1:[slachtoffer 1] onder bedreiging heeft gegijzeld, waarbij losgeld is geëist;
feit 2:geprobeerd heeft [slachtoffer 1] en zijn familie af te persen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 30 tot en met 31 maart 2023 te Hengelo (O), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] naar een woning aan de [adres 2] te (laten) brengen en/of hem te beletten die woning te verlaten en/of die [slachtoffer 1] aldaar te bedreigen met een mes en vuurwapen(s) en/of dreigende taal tegen hem te uiten en/of te zeggen dat hij (of zijn familie) 4000 euro, althans een aanzienlijk bedrag, moest betalen om vrij te komen en/of hem daarover telefonisch contact met [slachtoffer 2] op te laten nemen en/of [slachtoffer 1] naar een kelderruimte van die woning te brengen en/of hem in die kelderruimte op te sluiten en/of diens telefoon(s) af te nemen, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] en/of andere familieleden/personen, te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen/overhandigen van 4000 euro, althans een aanzienlijk geldbedrag;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 tot en met 31 maart 2023 te Hengelo (O), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of andere familieleden/personen te dwingen tot de afgifte van 4000 euro, althans een aanzienlijk geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of andere familieleden/personen toebehoorde(n), [slachtoffer 1] naar een woning aan de [adres 2] heeft gebracht/laten brengen, waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) hem hebben/heeft belet die woning te verlaten en/of die [slachtoffer 1] aldaar hebben/heeft bedreigd met een mes en vuurwapen(s) en/of dreigende taal tegen hem
hebben/heeft geuit en hebben/heeft gezegd dat hij (of zijn familie) 4000 euro, althans een aanzienlijk gelbedrag, moest betalen om vrij te komen en/of hem daarover telefonisch contact met [slachtoffer 2] hebben/heeft laten opnemen en/of [slachtoffer 1] naar een kelderruimte van die woning hebben/heeft gebracht en/of hem in die kelderruimte hebben/heeft opgesloten en/of zijn telefoon(s) hebben/heeft afgenomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich, overeenkomstig hun op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, overeenkomstig haar op schrift gestelde pleidooi, op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat aan de verklaring van [slachtoffer 2] geen bewijswaarde kan worden gehecht nu hij er ten aanzien van verdachte een eigen agenda op nahield. Verdachte kan niet als pleger worden aangemerkt en er zijn geen belastende (telefoon)gegevens ten aanzien van verdachte in het dossier aanwezig.
De raadsvrouw heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van medeplegen. Uit het dossier komt onvoldoende naar voren waaruit de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten heeft bestaan. Indien de rechtbank van oordeel is dat er wel sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten dan stelt de raadsvrouw zich op het standpunt dat verdachte geen bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd.
Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit dat er aanwijzingen zijn dat andere betrokkenen de behoefte hebben dat verdachte achter de tralies verdwijnt. Verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van overtuiging nu er alternatieve motieven zijn.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In het onderzoek Cipres23 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] als verdachten aangemerkt.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 maart 2023 te 00.11 uur ontving de politie een telefonische melding van [slachtoffer 2] . Hij vertelde dat zijn broer, [slachtoffer 1] , was ontvoerd. [slachtoffer 2] heeft zich daarop naar het politiebureau begeven. [slachtoffer 2] was vlak daarvoor door [slachtoffer 1] gebeld. [slachtoffer 1] vertelde hem dat hij was ontvoerd en dat er € 4.000,-- moest komen en dat de [naam 2] erbij betrokken waren. Daarna werd de telefoon overgenomen door een man met een Antilliaanse stem die zei dat het geld binnen een half uur moest worden gebracht in een portiek aan de [adres 3] . Om 1.00 uur werd [slachtoffer 2] in het bijzijn van de politie gebeld door de ontvoerders van zijn broer [slachtoffer 1] . Als [slachtoffer 2] niet zou opschieten zou het bedrag
€ 10.000,-- worden. Om 1.21 uur werd opnieuw gebeld door de ontvoerders en werd [slachtoffer 2] meegedeeld dat hij zijn broer vandaag niet meer te zien zou krijgen. De telefoongesprekken die door de politie zijn meegeluisterd werden gevoerd door een man met een Antilliaanse stem.
In de loop van de middag van 31 maart 2023 hebben meerdere telefoongesprekken plaatsgevonden tussen [medeverdachte 3] en [slachtoffer 2] . De strekking van deze gesprekken was dat [slachtoffer 2] zijn aangifte moest intrekken en dat [slachtoffer 1] dan in vrijheid werd gesteld.
Om 19.10 uur is het arrestatieteam een woning aan de [adres 2] binnengevallen. In de kelder werd [slachtoffer 1] ongedeerd aangetroffen. In de kelder lag een matras en stond een stoel. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden in de woning aangehouden.
Verklaringen aangever [slachtoffer 1]
heeft bij de politie meerdere verklaringen afgelegd. De inhoud van deze verklaringen komen op het volgende neer. Op 30 maart 2023 kreeg [slachtoffer 1] een berichtje van [medeverdachte 3] dat hij naar [locatie 1] aan de [adres 4] moest komen. Toen [slachtoffer 1] daar arriveerde ging [medeverdachte 2] net weg. [medeverdachte 3] vroeg of [slachtoffer 1] mee kwam in de taxi. Op de [adres 2] stopte de taxi en [medeverdachte 3] stapte uit. [slachtoffer 1] moest ook uitstappen. Ze gingen een woning aan de [adres 2] binnen. Toen [slachtoffer 1] binnen was waren daar alleen ‘ [alias 1] ’ ( [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 3] . Korte tijd later kwamen ook [medeverdachte 2] , [verdachte] en ‘ [alias 2] ’ ( [medeverdachte 4] ) binnen. [slachtoffer 1] werd bedreigd. Er werd gezegd dat hij € 4.000,-- losgeld moest betalen en dat hij de woning niet eerder mocht verlaten. [slachtoffer 1] mocht contact opnemen met één persoon. Hij heeft contact opgenomen met zijn broer [slachtoffer 2] , waarna het gesprek werd overgenomen door de ‘ [alias 1] ’ [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] moest zijn telefoons en telefooncodes, ID-kaart en Gucci tas afgeven. Vervolgens werd [slachtoffer 1] door de ‘ [alias 1] ’ in de kelder gestopt, alle anderen waren daarbij.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] geloofwaardig nu deze steun vinden in tal van bewijsmiddelen. De rechtbank zal hieronder per verdachte diens rol duiden op basis van de verklaringen van aangever, onderbouwd door relevante (andere) bewijsmiddelen.
De rol van ieder van de verdachten
[medeverdachte 1]
Over ‘ [alias 1] ’ [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] verklaard dat [medeverdachte 1] hem bedreigde en zei dat [slachtoffer 1] moest betalen en anders niet mocht vertrekken. Ook belde [medeverdachte 1] met [slachtoffer 1] toestel naar zijn broer [slachtoffer 2] om losgeld te eisen en bracht hij [slachtoffer 1] naar de kelder. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
  • [medeverdachte 1] werd in de woning aangetroffen op het moment dat [slachtoffer 1] werd bevrijd uit de kelder.
  • [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij hoorde dat [slachtoffer 1] in de woning aan het bellen was met zijn broer [slachtoffer 2] en dat er werd gesproken over € 4.000,--.
  • [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 2] heeft gebeld en hem onder druk heeft gezet om losgeld te betalen. Meeluisterende verbalisanten hebben [medeverdachte 1] onder andere horen zeggen, zakelijk weergegeven, dat als [slachtoffer 2] over een half uurtje niet zou komen, de prijs € 10.000 zou worden, en even later dat [slachtoffer 2] zijn broer die dag niet meer te zien zou krijgen.
  • [medeverdachte 1] heeft verklaard dat op moment dat hij de gesprekken met [slachtoffer 2] voerde alle betrokkenen aanwezig waren.
  • [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] naar de kelder moest.
  • Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat alle betrokkenen in de woning aanwezig waren op het moment dat [medeverdachte 1] met [slachtoffer 2] belde. Na het eerste gesprek met [slachtoffer 2] zei [medeverdachte 1] onder andere dat als er niet betaald zou worden [slachtoffer 1] niet weg mocht.
  • Een chat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ( [alias 3] ) waarbij [medeverdachte 1] appt ‘Anders laat ik die boy gaan, dus bel me terug’. Waarna [medeverdachte 3] terug appt: ‘We gaan die broertje laten gaan, maar nu nog niet’.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] weliswaar in zijn woning in de kelder zat, maar dat [slachtoffer 1] er zelf uit kon omdat de deur op een kier stond. De rechtbank acht deze verklaring van [medeverdachte 1] ongeloofwaardig. Een verbalisant van het arrestatieteam heeft geconstateerd dat op het moment dat de politie de woning betrad een fiets voor de kelderdeur geplaatst was. De kelderdeur was gesloten en aan de binnenzijde van de deur zat geen klink. Na het openen van de deur zag hij een trap naar de kelder. In de kelder was het donker. Op een matras in de kelder werd [slachtoffer 1] aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] een essentiële en actieve rol heeft gespeeld. Het geheel heeft zich afgespeeld in zijn woning, waarbij hij zijn kelder als cel voor [slachtoffer 1] ter beschikking heeft gesteld. Hij heeft [slachtoffer 1] bedreigd en dreigende losgeldgesprekken met [slachtoffer 2] gevoerd. Ook is hij gedurende de gehele duur van de gijzeling, kennelijk in een bewakende rol, in de woning aanwezig gebleven.
[medeverdachte 3]
Over [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij hem heeft opgehaald en naar de woning aan de [adres 2] heeft gebracht waar vervolgens de gijzeling en poging tot afpersing plaats vonden. In de woning hebben [medeverdachte 3] en zijn medeverdachten [slachtoffer 1] bedreigd en tegen hem gezegd dat er € 4.000 betaald moest worden om vrij te komen. [medeverdachte 3] was er bij toen [slachtoffer 2] werd gebeld met de eis om losgeld te betalen, en ook toen [slachtoffer 1] naar de kelder werd gebracht. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
  • [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft verzocht te komen naar de [adres 4] en dat ze vervolgens samen in een taxi zijn gestapt naar de woning aan de [adres 2] . [medeverdachte 3] heeft daarbij tegen [slachtoffer 1] gezegd dat ze daar zouden gaan chillen, terwijl [medeverdachte 3] wist dat de anderen daar zouden zijn met wie [slachtoffer 1] een conflict had.
  • [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat hij hoorde dat [slachtoffer 1] in de woning aan het bellen was met zijn broer [slachtoffer 2] en dat er werd gesproken over € 4.000,--.
  • Ook heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij de telefoons van [slachtoffer 1] op 31 maart 2023 in de magnetron in de tuin heeft gelegd terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] nog in de kelder zat, zodat [slachtoffer 1] geen contact kon opnemen met anderen.
  • [medeverdachte 1] heeft verklaard dat alle betrokken personen ( [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] ), met uitzondering van [verdachte] aanwezig waren op het moment dat [slachtoffer 1] in de kelder werd geplaatst.
  • [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] ‘ [alias 2] ’ [medeverdachte 4] heeft meegenomen omdat [medeverdachte 3] hem graag bij het gesprek wilde hebben.
  • [medeverdachte 3] heeft in de loop van de nacht en ochtend van 30 maart 2023 op 31 maart 2023 regelmatig telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] . Op 31 maart 2023 om 3:09 uur heeft [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] gestuurd: “Niks gehoord”, waarop [medeverdachte 3] heeft geantwoord: “Nee niks man”.
  • [medeverdachte 3] heeft op 31 maart 2023 in de middag berichten naar [medeverdachte 2] gestuurd: “Haal die jongen daar weg” en “Zet hem in [locatie 2] als je kan”. Met ‘ [locatie 2] ’ bedoelde hij [locatie 2] , zo heeft [medeverdachte 3] bij de politie verklaard.
  • [medeverdachte 3] heeft op 31 maart 2023 in de middag als reactie op het bericht van [medeverdachte 1]
“Anders laat ik die boy gaan dus bel me terug” teruggestuurd: “We gaan die broertje laten gaan maar nu nog niet”.
Verdachte maakt in zijn verklaringen zijn eigen rol klein, het zou niet zijn conflict zijn en hij heeft zich niet bemoeid met de geweldplegingen. Hij heeft ook verklaard dat hij in eerste instantie niet wist dat [slachtoffer 1] de nacht in de kelder had doorgebracht; hij zou daar naar eigen zeggen pas de volgende dag, op 31 maart 2023, achter zijn gekomen
De rechtbank acht gelet op vorengenoemde bewijsmiddelen de verklaring van [medeverdachte 3] in dat opzicht niet geloofwaardig. De rechtbank stelt op grond van bovenstaande vast dat ook [medeverdachte 3] aanwezig was op het moment dat [slachtoffer 1] in de kelder werd opgesloten. Verder heeft [medeverdachte 3] een initiërende en essentiële rol gehad door [slachtoffer 1] met een smoesje mee te lokken naar de woning aan de [adres 2] en door te zorgen dat ook alle andere betrokkenen waar een conflict mee was in die woning aanwezig waren.
[medeverdachte 2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ook [medeverdachte 2] , samen met de andere verdachten, hem in de woning aan de [adres 2] heeft bedreigd en tegen hem heeft gezegd dat er
€ 4.000 betaald moest worden voordat hij zou worden vrijgelaten. [medeverdachte 2] was er ook bij
op het moment dat werd gebeld met zijn broer [slachtoffer 2] en toen [slachtoffer 1] in de kelder werd opgesloten. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
  • [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] de ‘ [alias 2] ’ [medeverdachte 4] heeft opgehaald en heeft meegenomen naar de woning aan de [adres 2] . [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [verdachte] arriveren tegelijk bij de woning van [medeverdachte 1] . In de woning is [medeverdachte 2] boos geworden op [slachtoffer 1] . Er is gezegd tegen [slachtoffer 1] dat er geld moest komen omdat hij anders niet naar huis mocht. Ook moest [slachtoffer 1] zijn telefoons afgeven. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij aanwezig was tijdens twee of drie telefoongesprekken die [medeverdachte 1] met [slachtoffer 2] heeft gevoerd, waaronder het gesprek van 23.02 uur met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat tijdens dit gesprek is gezegd: “We deinzen nergens voor terug, niks te verliezen”. Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij uit de telefoon van [slachtoffer 1] telefoonnummers heeft verwijderd.
  • [medeverdachte 1] heeft verklaard dat iedereen, behalve [verdachte] aanwezig was toen [slachtoffer 1] de kelder in moest.
  • [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de woning samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] heeft verlaten.
  • [medeverdachte 2] heeft gedurende de nacht van 30 maart 2023 op 31 maart 2023 telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] .
  • [medeverdachte 3] heeft op 31 maart 2023 in de middag berichten naar [medeverdachte 2] gestuurd: “Haal die jongen daar weg” en “Zet hem in [locatie 2] ( [locatie 2] ) als je kan”. [medeverdachte 2] heeft daarop gereageerd met “Dat kan niet bro”.
  • [medeverdachte 1] heeft op 31 maart 2023 een bericht gestuurd naar [medeverdachte 2] : “Dit is niet eens mijn shit maar ben ik wel de hele fucking dag met deze gedoe in mijn huis en die mensen die zelf met die shit te maken hebben zijn er fucking niet aanwezig (…) Dus neem jullie fucking verantwoordelijk”.
  • Op 31 maart 2023 was [medeverdachte 2] in de woning aanwezig ten tijde van de inval van het arrestatieteam waarbij [slachtoffer 1] opgesloten in de kelder werd aangetroffen.
[medeverdachte 2] heeft ontkend [slachtoffer 1] te hebben bedreigd en plaatst zichzelf buiten de afpersing en het opsluiten van [slachtoffer 1] in de kelder. De rechtbank acht deze verklaring in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] niet alleen met de andere betrokkenen in de woning aanwezig was gedurende de eerste uren van de gijzeling, maar ook dat hij een actieve en sturende rol heeft gespeeld. Zo heeft hij eerst [medeverdachte 4] opgehaald, was hij aanwezig tijdens het opsluiten van [slachtoffer 1] in de kelder en tijdens de dreigende losgeldgesprekken met diens broer. Ook heeft hij (voor betrokkenen belastende) telefoonnummers uit [slachtoffer 1] telefoon verwijderd, gedurende de nacht telefonisch contact onderhouden met (bewaker) [medeverdachte 1] en aan [medeverdachte 3] medegedeeld dat verplaatsing van [slachtoffer 1] geen optie was. Ook werd hij kennelijk door [medeverdachte 1] (‘neem jullie fucking verantwoordelijk’) gezien als verantwoordelijke partij.
[medeverdachte 4]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat naast de ‘ [alias 1] ’ ( [medeverdachte 1] ) nog een ‘ [alias 2] ’ in de woning aan de [adres 2] was en dat de ‘ [alias 2] ’ erbij was op het moment dat werd gebeld naar zijn broer [slachtoffer 2] . Ook was de ‘ [alias 2] ’ erbij op het moment dat [slachtoffer 1] in de kelder werd geplaatst.
[slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 4] herkend als de ‘ [alias 2] ”. Ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] herkennen [medeverdachte 4] als de ‘ [alias 2] ’. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
  • [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] heeft opgehaald en meegenomen naar de [adres 2] .
  • [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] aanwezig was bij het telefoongesprek met [slachtoffer 2] waarbij € 4.000,-- aan losgeld werd geëist.
  • Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat op moment dat er gesprekken plaatsvonden met [slachtoffer 2] iedereen in de woning aanwezig was.
  • [medeverdachte 3] heeft ook verklaard dat [medeverdachte 2] op verzoek van [medeverdachte 4] het nummer van [medeverdachte 4] uit de telefoon van [slachtoffer 1] moest verwijderen.
  • Verder heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 4] de telefoons van [slachtoffer 1] in de magnetron moest leggen, zodat [slachtoffer 1] geen contact kon opnemen.
  • [medeverdachte 1] heeft verklaard dat iedereen aanwezig was op moment dat [slachtoffer 1] naar de kelder werd gebracht, met uitzondering van [verdachte] , die was al weg. Daarna zijn de anderen tegelijk vertrokken.
  • [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] van de woning aan de [adres 2] is vertrokken naar de woning van [medeverdachte 4] aan de [adres 5] .
  • De telefoon van [medeverdachte 4] heeft op 30 maart 2023 om 23:24:39 een foto gemaakt van de identiteitskaart van [slachtoffer 1] . Dit was op het moment dat [slachtoffer 1] in de woning aan de [adres 2] was. Ook is de afbeelding van de identiteitskaart van de telefoon naar [medeverdachte 4] ’s mailadres verzonden.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 30 maart 2023 in het geheel niet in de woning aan de [adres 2] is geweest. De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaring. Zij overweegt daarbij dat zijn alibi, inhoudende dat hij de trein van 22:39 uur of 22:47 uur uit Zwolle heeft genomen, geen stand houdt nu uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 4] blijkt dat hij om 20:46 uur een mast aanstraalt in Nijverdal, 21:01 uur een mast in Almelo en vanaf 21:19 uur een mast in Hengelo. Dit past bij een vertrek met de trein vanuit Zwolle om 20.21 uur. Bovendien plaatsen de verklaringen van [slachtoffer 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] in de woning. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] heeft opgehaald bij zijn woning en heeft meegenomen naar de woning aan de [adres 2] . Uit de GPS-coördinaten uit de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt dat hij om 22:38 uur en 22:40 uur zich in de nabijheid bevindt van de [adres 5] (woning [medeverdachte 4] ) en dat [medeverdachte 2] zich vanaf 22:44:59 uur bevindt in de nabijheid van de woning aan de [adres 2] . Ook is niet aannemelijk geworden dat [medeverdachte 4] , naar hij stelt, die avond bezoek heeft gekregen van een vriend nadat hij in [plaats] was aangekomen. De bedoelde vriend heeft desgevraagd namelijk niet tegenover de politie bevestigd dat hij [medeverdachte 4] die avond heeft bezocht.
[medeverdachte 4] heeft de belastende verklaringen tegen hem niet gemotiveerd weersproken.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 4] bij aanvang van de gijzeling tezamen met de andere betrokkenen in de woning verbleef, dat hij daarbij op enig moment de beschikking had over de identiteitskaart van [slachtoffer 1] en dat hij zijn telefoonnummer uit de telefoon van [slachtoffer 1] heeft laten verwijderen. Ook was hij present tijdens de dreigende telefoongesprekken met [slachtoffer 2] en tijdens de insluiting van [slachtoffer 1] in de kelder. Voorts heeft hij [medeverdachte 3] opdracht gegeven de telefoons van [slachtoffer 1] in de magnetron te verstoppen.
[verdachte]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ook [verdachte] in de woning aanwezig was, dat ook [verdachte] hem heeft bedreigd en tegen hem heeft gezegd dat er € 4.000 betaald moest worden om vrij te komen, en dat hij er bij was op het moment dat er werd gebeld naar zijn broer [slachtoffer 2] . De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
  • Naast [slachtoffer 1] hebben ook [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] verklaard dat [verdachte] in de woning aan de [adres 2] aanwezig was. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] ongeveer tegelijk met hem op 30 maart 2023 bij de woning arriveerde.
  • Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 2] is gebleken dat hij zich vanaf 22:44:59 uur in de nabijheid van de woning aan de [adres 2] heeft bevonden.
  • [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 30 maart 2023 om 23:01 uur werd gebeld door zijn broertje [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] hoorde dat [slachtoffer 1] zei: “ [slachtoffer 2] , je moet betalen. De jongens willen geld. De [naam 2] zijn hier”. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat met de [naam 2] worden bedoeld [medeverdachte 3] en [verdachte] .
  • [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] aanwezig was bij de eerste telefoongesprekken die zijn gevoerd met [slachtoffer 2] .
Daar staat tegenover de verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] op moment dat [slachtoffer 1] in de kelder werd geplaatst er niet meer bij was. Ook [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte] de woning op dat moment al had verlaten.
[verdachte] heeft zowel bij de politie als ter zitting zich op zijn zwijgrecht beroepen en heeft de belastende verklaringen niet gemotiveerd weersproken.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat [verdachte] , samen met de andere verdachten, [slachtoffer 1] heeft bedreigd en tegen hem heeft gezegd dat er € 4.000 betaald moest worden om vrij te komen. Ook was [verdachte] aanwezig toen de losgeldgesprekken met [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] erbij was op moment dat [slachtoffer 1] naar de kelder werd gebracht en daar werd opgesloten. De rechtbank zal [verdachte] van dit deel van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt voorop dat gijzeling in de zin van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudt een opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van iemand met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Er is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving in een situatie waarin men – zonder dat de verdachte daartoe gerechtigd is – iemand doet verblijven op een plaats waarvan of waaruit die persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en beroofd gehouden door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] en dat [slachtoffer 1] of zijn broer [slachtoffer 2] , werd gedwongen € 4.000,-- te betalen, anders mocht [slachtoffer 1] de woning niet verlaten.
[medeverdachte 1] heeft met [slachtoffer 2] gebeld en hem onder druk gezet. Daarbij waren naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] aanwezig. [medeverdachte 1] maakte hem duidelijk dat er
€ 4.000,-- moest worden betaald en dat als het geld niet werd overgemaakt [slachtoffer 1] niet vrijkwam. [medeverdachte 1] en de andere aanwezigen hebben bovendien op soortgelijke dreigende wijze betaling van [slachtoffer 1] zelf geëist. Voor de gijzeling van [slachtoffer 1] is dan ook wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
Medeplegen
De rechtbank overweegt omtrent het medeplegen nog het volgende.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij het gijzelen en de poging tot afpersing van [slachtoffer 1] .
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is duidelijk geworden dat
[medeverdachte 3] de initiator was. [medeverdachte 3] heeft afgesproken met [slachtoffer 1] en samen zijn ze naar de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 2] gereden. Zij arriveren rond 22:37 uur. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [verdachte] arriveren korte tijd later, rond 22:40 uur, in de woning aan de [adres 2] . De reden voor de gijzeling is mogelijk gelegen in een conflict tussen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en anderen, de precieze context is echter uit het dossier niet af te leiden. Wat hier ook van zij, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] hebben dreigend tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij moest betalen en dat hij anders niet naar huis mocht. [slachtoffer 1] mocht één persoon bellen en heeft toen zijn broer [slachtoffer 2] gebeld en gezegd dat de jongens geld wilden en dat [slachtoffer 2] moest betalen. Op enig moment heeft [medeverdachte 1] de telefoon van [slachtoffer 1] afgepakt en heeft hij [slachtoffer 2] onder druk gezet en daarbij dreigende taal geuit. [medeverdachte 1] heeft onder meer gezegd: “Als je je broer nog wilt zien, moet je snel handelen”, “half eentje, niet komen, broer is tien kop” en “Je broer ga je vandaag niet meer zien”. Bij deze gesprekken waren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] aanwezig. Zij hebben op die momenten niet alleen fysiek en getalsmatig overwicht op [slachtoffer 1] waardoor hem werd belet te gaan en te staan waar hij wilde, zij uiten zich ook dreigend en willen geld zien. Uit deze gang van zaken blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] steeds samen zijn gebleven en hebben samengewerkt. Na deze gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] heeft [verdachte] de woning verlaten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] voldoende is komen vast te staan. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering.
Dat [verdachte] de woning heeft verlaten voordat het telefoongesprek met [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zodat de rechtbank dat verweer verwerpt.De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van gijzeling en de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 30 tot en met 31 maart 2023 te Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] te beletten die woning aan de [adres 2] te verlaten en die [slachtoffer 1] aldaar te bedreigen door dreigende taal tegen hem te uiten en te zeggen dat hij (of zijn familie) 4.000 euro, moest betalen om vrij te komen en hem daarover telefonisch contact met [slachtoffer 2] op te laten nemen, met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen/overhandigen van 4000 euro;
2.
hij in de periode van 30 tot en met 31 maart 2023 te Hengelo (O), tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van 4000 euro, die aan die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] toebehoorde(n), verdachte en verdachtes mededader(s) [slachtoffer 1] hebben belet de woning aan de [adres 2] te verlaten en die [slachtoffer 1] aldaar hebben bedreigd door dreigende taal tegen hem te uiten en te zeggen dat hij (of zijn familie) 4.000 euro, moest betalen om vrij te komen en hem daarover telefonisch contact met [slachtoffer 2] hebben laten opnemen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 282a, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1 en 2
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
medeplegen van gijzeling
en
poging tot afpersing, door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tweeëneenhalf jaar, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis.
De officieren van justitie hebben voorts de gevangenneming van verdachte gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat, mocht de rechtbank tot een veroordeling komen, sprake is van eendaadse samenloop. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat gelet op de rol van verdachte een lagere gevangenisstraf passend is.
De raadsvrouw heeft primair afwijzing van de vordering tot gevangenneming verzocht gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw afwijzing bepleit gelet op het ontbreken van gronden. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering gevangenneming toe te wijzen en de voorlopige hechtenis direct te schorsen in afwachting van het onherroepelijk worden van de zaak.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten in de periode van 30 maart 2023 tot en met 31 maart 2023 schuldig gemaakt aan gijzeling van [slachtoffer 1] en een poging tot afpersing van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is onder valse voorwendselen naar de woning aan de [adres 2] meegelokt door [medeverdachte 3] . In de woning werd [slachtoffer 1] door verdachte en zijn medeverdachten bedreigd en werd hij of zijn familie gedwongen € 4.000,-- te betalen om hem vrij te krijgen. Zijn telefoons en ID-kaart werden afgepakt en [slachtoffer 1] werd opgesloten in de kelder. [slachtoffer 1] is meer dan 18 uur van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. In de kelder heeft [slachtoffer 1] zich van zijn kleding moeten ontdoen, zodat verdachte en zijn medeverdachten konden bekijken of hij waardevolle spullen bij zich had. Op 31 maart 2023 rond 19.00 uur is [slachtoffer 1] door het arrestatieteam bevrijd uit de donkere kelder.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben met hun handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en op fundamentele mensenrechten, te weten de persoonlijke vrijheid en lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Het is niet moeilijk voor te stellen dat [slachtoffer 1] doodsangsten heeft uitgestaan. Hoe groot de impact van de feiten op hem is, is treffend verwoord in de namens hem ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Feiten als deze geweldsdelicten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij.
Persoon van de verdachte
Verdachte is blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
27 mei 2024 in het verleden onder andere veroordeeld voor een diefstal met geweld. Verdachte is recent nog veroordeeld voor Opiumwetdelicten, oplichting en flessentrekkerij, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. Verder blijkt dat verdachte na het plegen van de onderhavige feiten, onherroepelijk is veroordeeld, hetgeen betekent dat artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het over verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 27 mei 2024.
Er is sprake van stabiliteit ten aanzien van de meeste leefgebieden. Verdachte beschikt over een zinvolle dagbesteding, een stabiel inkomen, huisvesting bij zijn ouders en hij vertelt een goede relatie te hebben met zijn huidige partner. Ondanks dat hij nog altijd blowt, zegt hij zijn cannabisgebruik in de hand te hebben en hiermee te kunnen stoppen wanneer hij dat zou willen. Het gebruik van cannabis heeft vooralsnog niet voor problemen gezorgd. Op het gebied van psychosociaal functioneren zegt hij nog enige ondersteuning te wensen, daar hij ondanks eerdere EMDR-therapie nog kampt met een trauma.
De reclassering schat het recidiverisico als gemiddeld in. Vanwege het lopende reclasseringstoezicht en het feit dat de reclassering de huidige bijzondere voorwaarden nog altijd geïndiceerd achten, ziet de reclassering momenteel geen noodzaak voor aanvullende reclasseringsinterventies.
De op te leggen straf
De rechtbank is van oordeel dat voor de onderhavige feiten slechts een langdurige, onvoorwaardelijke gevangenisstraf als een passende bestraffing kan gelden. De rechtbank hanteert als uitganspunt voor de gijzeling een gevangenisstraf van drie jaren. De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten en de impact op [slachtoffer 1] . De rechtbank zal er bij de bepaling van de hoogte van de straf ook rekening mee houden dat de gijzeling een conflict in het criminele milieu betreft, waarbij alle grenzen worden overschreden en de documentatie van verdachte.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte een relatief beperkte rol heeft gespeeld bij de gijzeling. Hij heeft de woning voordat [slachtoffer 1] in de kelder is geplaatst verlaten en er zijn in het dossier geen aanwijzingen voor verdergaande betrokkenheid gedurende het verdere verloop van de gijzeling.
De rechtbank is, alles overziende, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden passend en geboden is, waarbij de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering in mindering zal worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Gevangenneming
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewezenverklaring blijkt van ernstige bezwaren tegen de verdachte ter zake van feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De rechtbank is voorts van oordeel dat blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming van verdachte vordert. Het onder 1 bewezenverklaarde betreft immers een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Het maatschappelijk belang bij een spoedige en doeltreffende executie van de gevangenisstraf prevaleert in dit geval boven het persoonlijk belang van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten, met name gelet op de ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank zal daarom de gevangenneming van verdachte bevelen, welk bevel tevens afzonderlijk zal worden geminuteerd.
Namens de verdachte is ter terechtzitting verzocht om, ingeval de rechtbank de gevangenneming van verdachte zal bevelen, het daartoe strekkende bevel te schorsen.
Bij de beoordeling van dit verzoek tot schorsing neemt de rechtbank tot uitgangspunt de ernst van de feiten, het gewicht van de aan de orde zijnde bezwaren en de grond die aan het bevel tot gevangenneming ten grondslag is gelegd. Daarbij moet het persoonlijk belang dat de verdachte heeft bij een schorsing worden afgewogen tegen het algemeen belang, dat met de voortzetting van de gevangenneming is gemoeid.
Nu de bewezenverklaring een feit betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren is gesteld en waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt, is slechts ruimte voor schorsing indien sprake is van uitzonderlijk zwaarwichtige persoonlijke omstandigheden.
In hetgeen aan het schorsingsverzoek ten grondslag is gelegd is de rechtbank niet gebleken van dergelijke persoonlijke omstandigheden. Het door de raadsvrouw aangevoerde belang
Dat verdachte beschermende factoren heeft op alle leefgebieden is naar het oordeel van de rechtbank niet een dergelijk zwaarwegend persoonlijk belang, zodat het algemeen belang dat met de voortzetting van de gevangenneming is gemoeid, naar het oordeel van de rechtbank aldus dient te prevaleren. De rechtbank zal daarom het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afwijzen.

8.De schade van de benadeelde

8.1
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] is een vordering tot schadevergoeding tegen de verdachte ingediend van in totaal € 22.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde schade bestaat uit immateriële schade ten bedrage van € 12.000,00, verhoogd met een opslag van € 10.000,00, die de benadeelde partij niet toewijsbaar acht, in verband met mogelijke toekomstige schade en een eventueel hoger beroep.
8.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd om de vordering tot een bedrag van € 1.000,00 toe te wijzen. De benadeelde partij dient voor het meerdere niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, omdat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, primair gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij in zijn persoon is aangetast. Meer subsidiair wordt verzocht om € 1.000,00 als voorschot toe te wijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, en meest subsidiair om het toe te kennen smartengeld te matigen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De vordering tot vergoeding van immateriële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,00. Gelet op de aard en ernst van de normschending, liggen de nadelige gevolgen van het bewezenverklaarde zo voor de hand dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan het verweer van de verdediging dat de benadeelde partij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij geestelijk letsel aan de bewezenverklaarde feiten heeft overgehouden. Bij het vaststellen van de hoogte van het toe te kennen bedrag heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, in het licht van de bedragen die in (min of meer) vergelijkbare gevallen aan smartengeld zijn toegekend. In het bijzonder is rekening gehouden met de omstandigheden, zoals aangevoerd door de benadeelde partij, dat hij ongeveer twintig uur lang is gegijzeld in een donkere kelder, waaruit hij uiteindelijk door de politie is bevrijd, en dat hij is bedreigd. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op het bedrag van € 5.000,00. Voor het overige wordt de vordering afgewezen.
Het toegewezen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag waarop de schade is ontstaan, te weten 31 maart 2023, tot aan de dag van volledige betaling.
De verdachte is met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is en dat voor zover één van zijn mededaders betaalt, ook de verdachte van zijn betalingsverplichting wordt bevrijd.
Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, zoals door de benadeelde partij verzocht en door de officieren van justitie gevorderd. Verdachte is naar burgerlijk recht tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling. Toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 55 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1 en 2
de eendaadse samenloop van de misdrijven:
medeplegen van gijzeling
en
poging tot afpersing, door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag van € 5.000,00 te betalen als vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Voor zover dit bedrag door een mededader wordt betaald, zal ook de verdachte van zijn betalingsverplichting zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte in de kosten die de benadeelde partij in dit geding heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij nog moet maken in verband met de tenuitvoerlegging;
- wijst de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige deel van € 17.000,00 af;
- legt de maatregel op dat de verdachte verplicht is om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, een bedrag van € 5.000,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 maart 2023 tot aan de dag van volledige betaling. Als dit bedrag niet wordt betaald door verdachte of een mededader, kan gijzeling voor de duur van 60 dagen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
voorlopige hechtenis
  • beveelt de
  • wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. H.J. Berends, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R023027 onderzoek Cipres23. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 1 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 49 – 54:
Op 30 maart 2023 berichtte [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ) mij. Hij zei: “Kom naar [adres 4] , [locatie 1] ”. Toen ik daar kwam ging [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) net weg. [medeverdachte 3] vroeg of ik meekwam. Hij had een taxi gebeld. We reden op de [adres 2] . [medeverdachte 3] zei tegen mij dat ik mee moest lopen naar de woning aan de [adres 2] . Toen ik binnen kwam waren die [alias 1] en [medeverdachte 3] er. Nog geen 30 seconden later kwamen [medeverdachte 2] , [verdachte] en die [alias 2] binnen. Die langere en de anderen bedreigde mij. [alias 2] zei dat er betaald moest worden, 4000 euro. Ze bedreigden mij met de dood. Als ik vrij wilde komen moest er geld betaald worden. Iedereen zei dat ik 4000 euro moest betalen. lk mocht een persoon bellen, ik belde mijn broer op. Het geld moest neer worden gelegd bij de brandtrap aan de [adres 3] toen dat niet gebeurde moest ik naar de kelder. Die [alias 1] zei dat ik mee moest lopen. Ik moest de kelder in. Ik moest mijn telefooncode afgeven. Toen ik op de bank zat hebben ze mijn Gucci tas afgedaan. Alles wat ik bij mij had hebben ze me afgepakt ID kaart en telefoons. Die [alias 1] heeft alles afgepakt. Ze deden allemaal mee. Ze bedreigden mij allemaal. Ik had het echt het gevoel dat het mijn einde was. Er waren vijf personen bij betrokken en ze waren duidelijk, ze wilden losgeld.
2. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 6 april 2023 met bijlagen, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 57 – 66:
[alias 1] , [alias 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben allemaal
tegen mij gezegd dat ik € 4.000,- moest betalen. Ze hebben ook allemaal gezegd dat ik de klos zou zijn als ik niet zou betalen en dat ik moest bellen. Toen heb ik mijn broer gebeld. Ik heb gezegd er moet 4000 euro betaald worden want anders doen ze mij wat aan en ik heb gezegd dat [verdachte] en [medeverdachte 3] en anderen er bij betrokken waren. Ik had de telefoon vast, de [alias 1] pakte hem uit mijn hand en voerde het gesprek met mijn broer. [medeverdachte 3] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , de lange en [alias 2] waren hierbij. Ik herken ‘ [alias 1] ’ op de foto van [medeverdachte 1] die als bijlage 1 aan het proces-verbaal is gehecht.
3. Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] van 2 juni 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 72:
Op basis van een eerder getoonde foto weet ik dat ‘ [alias 2] ’ [medeverdachte 4] is.
4. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 31 maart 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 108 - 112:
Op 30 maart 2023 om 23:01 uur werd ik gebeld door mijn broertje. Ik hoorde dat hij zei: “ [slachtoffer 2] je moet betalen. De jongens willen geld. De [naam 2] zijn hier”. Ik hoorde een man met een Antilliaans accent zeggen: “Breng die geld, breng die geld, [adres 3] bij het trappenhuis, binnen een half uur”. Vervolgens werd er na een paar minuten weer gebeld en door dezelfde Antilliaanse stem gezegd: “Serieus we willen het geld hebben, 4000 euro, ga het regelen nu”. “Je weet niet met wie je te maken hebt, we deinzen nergens voor terug, niks te verliezen”.
5. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 6 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 119 - 121:
Toen mijn broertje zei: “de [naam 2] zijn hier”, bedoelde hij [medeverdachte 3] en [verdachte] .
6. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 31 maart 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 115 – 116:
Op 31 maart 2023 ontving de politie een telefonische melding van [slachtoffer 2] . Hij vertelde dat zijn broer, [slachtoffer 1] , was ontvoerd. [slachtoffer 2] heeft zich daarop naar het politiebureau begeven. [slachtoffer 2] in het bijzijn van de politie gebeld door de ontvoerders van zijn broertje [slachtoffer 1] . Als [slachtoffer 2] niet zou opschieten zou het bedrag € 10.000,-- worden
[slachtoffer 2] werd opnieuw gebeld door de ontvoerders en er werd hem meegedeeld dat hij zijn broer vandaag niet meer te zien zou krijgen. De gesprekken werden gevoerd door een man met een Antilliaanse stem.
7. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] van 1 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 133 - 136:
Op 30 maart 2023 krijgt [slachtoffer 2] om 23.01 uur een inkomend telefoontje en hij ziet op zijn display [naam 3] staan. Er volgt een gesprek waarin [slachtoffer 2] zijn broertje hoort zeggen: “ [slachtoffer 2] , uh, je moet betalen. De jongens willen geld. De [naam 2] zijn hier.” Dan hoort hij een man met Antilliaans accent zeggen: “breng die geld, breng die geld, [adres 3] bij het trappenhuis, binnen half uur, wij staan in ons recht.”
Op 30 maart 2023 om 23:02 uur is dezelfde Antilliaanse stem te horen die zegt: “Serieus we willen het geld hebben, 4000 euro, ga het regelen nu.” “We staan in ons recht, we zijn van de straten, je weet niet met wie je te maken hebt. We deinzen nergens voor terug, niks te verliezen.”
Op 31 maart 2023 om 1.00 uur wordt [slachtoffer 2] opnieuw gebeld door de ontvoerders. Als
[slachtoffer 2] over een half uurtje niet komt wordt de prijs 10 koppen (10.000 euro).
Op 31 maart 2023 om 1:21 uur wordt [slachtoffer 2] opnieuw gebeld door de ontvoerders die zeggen dat hij zijn broer vandaag niet meer te zien krijgt.
8. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] van 6 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina 357:
Op 31 maart 2023, werd een TGO opgestart naar aanleiding van een melding dat [slachtoffer 1]
, wonende te Hengelo, ontvoerd was. [slachtoffer 2] was vlak voor zijn melding bij de politie, door zijn broer [slachtoffer 1] gebeld met de mededeling dat hij ontvoerd was en dat er binnen een half uur geld gebracht moest worden in het portiek [adres 3] . De melder moest 4.000 euro betalen. lk hoorde op deze opnames [slachtoffer 2] en een andere man. lk herkende de stem van de tweede man als de stem van verdachte [medeverdachte 1] . Ik herken de stem aan het Antilliaanse accent, de woordkeus, de intonaties die de verdachte gebruikt en de woordvolgorde van de zinnen die hij uitspreekt. Daarnaast herken ik in de stem de klank van de stem en de wijze waarop hij woorden met de letters “s & w” uitspreekt.
9. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 1 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 311 – 323:
Ik woon aan de [adres 2] . Op 30 maart 2023 kwamen [verdachte] , een Turkse jongen, een Syrische jongen, een Antilliaanse jongen en [medeverdachte 2] bij mij. De sfeer sloeg om. Het bleek dat die Syrische jongen een schuld had bij die jongens. Die Syrische jongen zei dat hij het geld met zijn broer zou regelen.
10. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 19 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 324 – 349:
[medeverdachte 3] herken ik op een foto als ‘ [verdachte] ’, [verdachte] herken ik op een foto als ‘de Turkse jongen’, [slachtoffer 1] herken ik op een foto als ‘de Syrische jongen’. De persoon op de mij getoonde foto van [medeverdachte 4] komt wel overeen met de ‘Antilliaanse jongen’, maar ik durf het niet met zekerheid te zeggen, hij had een capuchon op en ik heb zijn gezicht minder gezien.
De Syrische jongen mocht niet weg van de jongens want er moest eerst geld betaald worden. Die jongen heeft zijn broer gebeld. Hij moest het geld regelen. Ik heb de gesprekken op 31 maart 2023 om 1.00 en 1.20 uur met [slachtoffer 2] gevoerd. Ik wilde hem een beetje onder druk zetten. De jongens waren er allemaal bij toen die gesprekken plaatsvonden.
11. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 1 juni 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 350 – 356:
De jongens wilden dat dat bedrag die dag gemaakt werd. Ik heb die jongen gezegd die in mijn huis was dat hij beter kan betalen als hij schulden had bij die jongens. Hij zei toen dat hij dit niet kon betalen en toen gingen ze die broer bellen.
12. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] van 6 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 358 - 362:
Ik, verbalisant [verbalisant 5] , zag dat tussen 27 maart en 1 april 2023 de telefoonnummers [telefoonnummer 1] opgeslagen onder de naam [alias 3] , [telefoonnummer 3] opgeslagen onder de naam [alias 4] ( [medeverdachte 2] ) en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] van [alias 5] ( [medeverdachte 1] ) tientallen malen telefonisch contact leggen of proberen te leggen met elkaar.
13. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 6 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 233 - 243:
Op 30 maart 2023 was ik al aan de [adres 4] en ik vroeg aan [slachtoffer 1] of hij tijd had om daar te komen. Ik had een taxi gebeld. [slachtoffer 1] moest mee naar de woning aan de [adres 2] om te chillen, althans dat heb ik [slachtoffer 1] verteld. Ik heb 6.500 euro schulden bij [verdachte] . Ik wist dat [verdachte] daar zou zijn en nog een Antiliaan. [alias 1] ( [medeverdachte 1] ) en de andere Antilliaan ( [medeverdachte 4] ) waren al in de woning aan de [adres 2] . [medeverdachte 2] was er ook. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] aan het bellen is met zijn broer en ik hoorde dat er gesproken werd over 4.000 euro.
14. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 13 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 295- 300:
Contactmomenten tussen + [telefoonnummer 3] [medeverdachte 2] ( [medeverdachte 2] ) en + [telefoonnummer 2] [alias 6] ( [medeverdachte 1]
)
[afbeelding]
15. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 26 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 271 - 293:
Op 30 maart 2023 was ik samen met [medeverdachte 3] bij [locatie 1] in [plaats] . [slachtoffer 1] kwam op verzoek van [medeverdachte 3] naar [locatie 1] . We wilden de schuldeiser en [medeverdachte 3] en [slachtoffer 1]
bij elkaar zetten. Daarvoor had [medeverdachte 3] de plek de [adres 2] uitgekozen. Dit is de woning van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] is met [slachtoffer 1] in de taxi naar de [adres 2] gegaan. Ik heb op verzoek van [medeverdachte 3] de ‘ [alias 2] ’ ( [medeverdachte 4] ) opgehaald en meegenomen naar de [adres 2] . [verdachte] kwam ongeveer tegelijk met mij bij de woning aan de [adres 2] . [slachtoffer 1] moest één van de jongens € 4.000 betalen. Op een gegeven moment werd ik boos op [slachtoffer 1] . [medeverdachte 1] vroeg [slachtoffer 1] hoe hij dit ging betalen. [slachtoffer 1] zou zijn broer bellen. Er is gezegd dat er geld moest komen omdat hij anders niet naar huis mocht. [slachtoffer 1] moest zijn telefoons afgeven. Ik was bij twee of drie gesprekken die [medeverdachte 1] met [slachtoffer 2] voerde aanwezig. Ik herken het gesprek van 23.02 uur. Bij de eerste gesprekken was [verdachte] er wel bij.
16. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] van 20 april 2023, zakelijk weergegeven, inhoudende op pagina’s 437 - 438:
Bij verdachte [medeverdachte 2] is een Apple Iphone 11 Pro in beslag genomen. Ook zag ik, verbalisant, in deze gegevensdrager meerdere gps-coördinaten staan. Onder andere in de periode 30 maart 2023 om 22:38 uur t/m 22:47 uur.
[afbeelding]
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 4] verblijft aan de [adres 5]
. [slachtoffer 1] is op 31 maart 2023 aangetroffen aan de [adres 2] .