4.3Het oordeel van de rechtbank
In het onderzoek Cipres23 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] als verdachten aangemerkt.
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 maart 2023 te 00.11 uur ontving de politie een telefonische melding van [slachtoffer 2] . Hij vertelde dat zijn broer, [slachtoffer 1] , was ontvoerd. [slachtoffer 2] heeft zich daarop naar het politiebureau begeven. [slachtoffer 2] was vlak daarvoor door [slachtoffer 1] gebeld. [slachtoffer 1] vertelde hem dat hij was ontvoerd en dat er € 4.000,-- moest komen en dat de [naam 2] erbij betrokken waren. Daarna werd de telefoon overgenomen door een man met een Antilliaanse stem die zei dat het geld binnen een half uur moest worden gebracht in een portiek aan de [adres 3] . Om 1.00 uur werd [slachtoffer 2] in het bijzijn van de politie gebeld door de ontvoerders van zijn broer [slachtoffer 1] . Als [slachtoffer 2] niet zou opschieten zou het bedrag
€ 10.000,-- worden. Om 1.21 uur werd opnieuw gebeld door de ontvoerders en werd [slachtoffer 2] meegedeeld dat hij zijn broer vandaag niet meer te zien zou krijgen. De telefoongesprekken die door de politie zijn meegeluisterd werden gevoerd door een man met een Antilliaanse stem.
In de loop van de middag van 31 maart 2023 hebben meerdere telefoongesprekken plaatsgevonden tussen [medeverdachte 3] en [slachtoffer 2] . De strekking van deze gesprekken was dat [slachtoffer 2] zijn aangifte moest intrekken en dat [slachtoffer 1] dan in vrijheid werd gesteld.
Om 19.10 uur is het arrestatieteam een woning aan de [adres 2] binnengevallen. In de kelder werd [slachtoffer 1] ongedeerd aangetroffen. In de kelder lag een matras en stond een stoel. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden in de woning aangehouden.
Verklaringen aangever [slachtoffer 1]
heeft bij de politie meerdere verklaringen afgelegd. De inhoud van deze verklaringen komen op het volgende neer. Op 30 maart 2023 kreeg [slachtoffer 1] een berichtje van [medeverdachte 3] dat hij naar [locatie 1] aan de [adres 4] moest komen. Toen [slachtoffer 1] daar arriveerde ging [medeverdachte 2] net weg. [medeverdachte 3] vroeg of [slachtoffer 1] mee kwam in de taxi. Op de [adres 2] stopte de taxi en [medeverdachte 3] stapte uit. [slachtoffer 1] moest ook uitstappen. Ze gingen een woning aan de [adres 2] binnen. Toen [slachtoffer 1] binnen was waren daar alleen ‘ [alias 1] ’ ( [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 3] . Korte tijd later kwamen ook [medeverdachte 2] , [verdachte] en ‘ [alias 2] ’ ( [medeverdachte 4] ) binnen. [slachtoffer 1] werd bedreigd. Er werd gezegd dat hij € 4.000,-- losgeld moest betalen en dat hij de woning niet eerder mocht verlaten. [slachtoffer 1] mocht contact opnemen met één persoon. Hij heeft contact opgenomen met zijn broer [slachtoffer 2] , waarna het gesprek werd overgenomen door de ‘ [alias 1] ’ [medeverdachte 1] . [slachtoffer 1] moest zijn telefoons en telefooncodes, ID-kaart en Gucci tas afgeven. Vervolgens werd [slachtoffer 1] door de ‘ [alias 1] ’ in de kelder gestopt, alle anderen waren daarbij.
De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer 1] geloofwaardig nu deze steun vinden in tal van bewijsmiddelen. De rechtbank zal hieronder per verdachte diens rol duiden op basis van de verklaringen van aangever, onderbouwd door relevante (andere) bewijsmiddelen.
De rol van ieder van de verdachten
[medeverdachte 1]
Over ‘ [alias 1] ’ [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer 1] verklaard dat [medeverdachte 1] hem bedreigde en zei dat [slachtoffer 1] moest betalen en anders niet mocht vertrekken. Ook belde [medeverdachte 1] met [slachtoffer 1] toestel naar zijn broer [slachtoffer 2] om losgeld te eisen en bracht hij [slachtoffer 1] naar de kelder. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
- [medeverdachte 1] werd in de woning aangetroffen op het moment dat [slachtoffer 1] werd bevrijd uit de kelder.
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij hoorde dat [slachtoffer 1] in de woning aan het bellen was met zijn broer [slachtoffer 2] en dat er werd gesproken over € 4.000,--.
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 2] heeft gebeld en hem onder druk heeft gezet om losgeld te betalen. Meeluisterende verbalisanten hebben [medeverdachte 1] onder andere horen zeggen, zakelijk weergegeven, dat als [slachtoffer 2] over een half uurtje niet zou komen, de prijs € 10.000 zou worden, en even later dat [slachtoffer 2] zijn broer die dag niet meer te zien zou krijgen.
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat op moment dat hij de gesprekken met [slachtoffer 2] voerde alle betrokkenen aanwezig waren.
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] naar de kelder moest.
- Ook [medeverdachte 2] heeft verklaard dat alle betrokkenen in de woning aanwezig waren op het moment dat [medeverdachte 1] met [slachtoffer 2] belde. Na het eerste gesprek met [slachtoffer 2] zei [medeverdachte 1] onder andere dat als er niet betaald zou worden [slachtoffer 1] niet weg mocht.
- Een chat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ( [alias 3] ) waarbij [medeverdachte 1] appt ‘Anders laat ik die boy gaan, dus bel me terug’. Waarna [medeverdachte 3] terug appt: ‘We gaan die broertje laten gaan, maar nu nog niet’.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] weliswaar in zijn woning in de kelder zat, maar dat [slachtoffer 1] er zelf uit kon omdat de deur op een kier stond. De rechtbank acht deze verklaring van [medeverdachte 1] ongeloofwaardig. Een verbalisant van het arrestatieteam heeft geconstateerd dat op het moment dat de politie de woning betrad een fiets voor de kelderdeur geplaatst was. De kelderdeur was gesloten en aan de binnenzijde van de deur zat geen klink. Na het openen van de deur zag hij een trap naar de kelder. In de kelder was het donker. Op een matras in de kelder werd [slachtoffer 1] aangetroffen.
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] een essentiële en actieve rol heeft gespeeld. Het geheel heeft zich afgespeeld in zijn woning, waarbij hij zijn kelder als cel voor [slachtoffer 1] ter beschikking heeft gesteld. Hij heeft [slachtoffer 1] bedreigd en dreigende losgeldgesprekken met [slachtoffer 2] gevoerd. Ook is hij gedurende de gehele duur van de gijzeling, kennelijk in een bewakende rol, in de woning aanwezig gebleven.
[medeverdachte 3]
Over [medeverdachte 3] heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij hem heeft opgehaald en naar de woning aan de [adres 2] heeft gebracht waar vervolgens de gijzeling en poging tot afpersing plaats vonden. In de woning hebben [medeverdachte 3] en zijn medeverdachten [slachtoffer 1] bedreigd en tegen hem gezegd dat er € 4.000 betaald moest worden om vrij te komen. [medeverdachte 3] was er bij toen [slachtoffer 2] werd gebeld met de eis om losgeld te betalen, en ook toen [slachtoffer 1] naar de kelder werd gebracht. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
- [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft verzocht te komen naar de [adres 4] en dat ze vervolgens samen in een taxi zijn gestapt naar de woning aan de [adres 2] . [medeverdachte 3] heeft daarbij tegen [slachtoffer 1] gezegd dat ze daar zouden gaan chillen, terwijl [medeverdachte 3] wist dat de anderen daar zouden zijn met wie [slachtoffer 1] een conflict had.
- [medeverdachte 3] heeft verder verklaard dat hij hoorde dat [slachtoffer 1] in de woning aan het bellen was met zijn broer [slachtoffer 2] en dat er werd gesproken over € 4.000,--.
- Ook heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij de telefoons van [slachtoffer 1] op 31 maart 2023 in de magnetron in de tuin heeft gelegd terwijl hij wist dat [slachtoffer 1] nog in de kelder zat, zodat [slachtoffer 1] geen contact kon opnemen met anderen.
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat alle betrokken personen ( [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] ), met uitzondering van [verdachte] aanwezig waren op het moment dat [slachtoffer 1] in de kelder werd geplaatst.
- [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] ‘ [alias 2] ’ [medeverdachte 4] heeft meegenomen omdat [medeverdachte 3] hem graag bij het gesprek wilde hebben.
- [medeverdachte 3] heeft in de loop van de nacht en ochtend van 30 maart 2023 op 31 maart 2023 regelmatig telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] . Op 31 maart 2023 om 3:09 uur heeft [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 3] gestuurd: “Niks gehoord”, waarop [medeverdachte 3] heeft geantwoord: “Nee niks man”.
- [medeverdachte 3] heeft op 31 maart 2023 in de middag berichten naar [medeverdachte 2] gestuurd: “Haal die jongen daar weg” en “Zet hem in [locatie 2] als je kan”. Met ‘ [locatie 2] ’ bedoelde hij [locatie 2] , zo heeft [medeverdachte 3] bij de politie verklaard.
- [medeverdachte 3] heeft op 31 maart 2023 in de middag als reactie op het bericht van [medeverdachte 1]
“Anders laat ik die boy gaan dus bel me terug” teruggestuurd: “We gaan die broertje laten gaan maar nu nog niet”.
Verdachte maakt in zijn verklaringen zijn eigen rol klein, het zou niet zijn conflict zijn en hij heeft zich niet bemoeid met de geweldplegingen. Hij heeft ook verklaard dat hij in eerste instantie niet wist dat [slachtoffer 1] de nacht in de kelder had doorgebracht; hij zou daar naar eigen zeggen pas de volgende dag, op 31 maart 2023, achter zijn gekomen
De rechtbank acht gelet op vorengenoemde bewijsmiddelen de verklaring van [medeverdachte 3] in dat opzicht niet geloofwaardig. De rechtbank stelt op grond van bovenstaande vast dat ook [medeverdachte 3] aanwezig was op het moment dat [slachtoffer 1] in de kelder werd opgesloten. Verder heeft [medeverdachte 3] een initiërende en essentiële rol gehad door [slachtoffer 1] met een smoesje mee te lokken naar de woning aan de [adres 2] en door te zorgen dat ook alle andere betrokkenen waar een conflict mee was in die woning aanwezig waren.
[medeverdachte 2]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ook [medeverdachte 2] , samen met de andere verdachten, hem in de woning aan de [adres 2] heeft bedreigd en tegen hem heeft gezegd dat er
€ 4.000 betaald moest worden voordat hij zou worden vrijgelaten. [medeverdachte 2] was er ook bij
op het moment dat werd gebeld met zijn broer [slachtoffer 2] en toen [slachtoffer 1] in de kelder werd opgesloten. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
- [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] de ‘ [alias 2] ’ [medeverdachte 4] heeft opgehaald en heeft meegenomen naar de woning aan de [adres 2] . [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [verdachte] arriveren tegelijk bij de woning van [medeverdachte 1] . In de woning is [medeverdachte 2] boos geworden op [slachtoffer 1] . Er is gezegd tegen [slachtoffer 1] dat er geld moest komen omdat hij anders niet naar huis mocht. Ook moest [slachtoffer 1] zijn telefoons afgeven. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij aanwezig was tijdens twee of drie telefoongesprekken die [medeverdachte 1] met [slachtoffer 2] heeft gevoerd, waaronder het gesprek van 23.02 uur met [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] heeft verklaard dat tijdens dit gesprek is gezegd: “We deinzen nergens voor terug, niks te verliezen”. Ook heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij uit de telefoon van [slachtoffer 1] telefoonnummers heeft verwijderd.
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat iedereen, behalve [verdachte] aanwezig was toen [slachtoffer 1] de kelder in moest.
- [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de woning samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] heeft verlaten.
- [medeverdachte 2] heeft gedurende de nacht van 30 maart 2023 op 31 maart 2023 telefonisch contact gehad met [medeverdachte 1] .
- [medeverdachte 3] heeft op 31 maart 2023 in de middag berichten naar [medeverdachte 2] gestuurd: “Haal die jongen daar weg” en “Zet hem in [locatie 2] ( [locatie 2] ) als je kan”. [medeverdachte 2] heeft daarop gereageerd met “Dat kan niet bro”.
- [medeverdachte 1] heeft op 31 maart 2023 een bericht gestuurd naar [medeverdachte 2] : “Dit is niet eens mijn shit maar ben ik wel de hele fucking dag met deze gedoe in mijn huis en die mensen die zelf met die shit te maken hebben zijn er fucking niet aanwezig (…) Dus neem jullie fucking verantwoordelijk”.
- Op 31 maart 2023 was [medeverdachte 2] in de woning aanwezig ten tijde van de inval van het arrestatieteam waarbij [slachtoffer 1] opgesloten in de kelder werd aangetroffen.
[medeverdachte 2] heeft ontkend [slachtoffer 1] te hebben bedreigd en plaatst zichzelf buiten de afpersing en het opsluiten van [slachtoffer 1] in de kelder. De rechtbank acht deze verklaring in het licht van het voorgaande niet geloofwaardig. De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 2] niet alleen met de andere betrokkenen in de woning aanwezig was gedurende de eerste uren van de gijzeling, maar ook dat hij een actieve en sturende rol heeft gespeeld. Zo heeft hij eerst [medeverdachte 4] opgehaald, was hij aanwezig tijdens het opsluiten van [slachtoffer 1] in de kelder en tijdens de dreigende losgeldgesprekken met diens broer. Ook heeft hij (voor betrokkenen belastende) telefoonnummers uit [slachtoffer 1] telefoon verwijderd, gedurende de nacht telefonisch contact onderhouden met (bewaker) [medeverdachte 1] en aan [medeverdachte 3] medegedeeld dat verplaatsing van [slachtoffer 1] geen optie was. Ook werd hij kennelijk door [medeverdachte 1] (‘neem jullie fucking verantwoordelijk’) gezien als verantwoordelijke partij.
[medeverdachte 4]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat naast de ‘ [alias 1] ’ ( [medeverdachte 1] ) nog een ‘ [alias 2] ’ in de woning aan de [adres 2] was en dat de ‘ [alias 2] ’ erbij was op het moment dat werd gebeld naar zijn broer [slachtoffer 2] . Ook was de ‘ [alias 2] ’ erbij op het moment dat [slachtoffer 1] in de kelder werd geplaatst.
[slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 4] herkend als de ‘ [alias 2] ”. Ook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] herkennen [medeverdachte 4] als de ‘ [alias 2] ’. De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
- [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] heeft opgehaald en meegenomen naar de [adres 2] .
- [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] aanwezig was bij het telefoongesprek met [slachtoffer 2] waarbij € 4.000,-- aan losgeld werd geëist.
- Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat op moment dat er gesprekken plaatsvonden met [slachtoffer 2] iedereen in de woning aanwezig was.
- [medeverdachte 3] heeft ook verklaard dat [medeverdachte 2] op verzoek van [medeverdachte 4] het nummer van [medeverdachte 4] uit de telefoon van [slachtoffer 1] moest verwijderen.
- Verder heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 4] de telefoons van [slachtoffer 1] in de magnetron moest leggen, zodat [slachtoffer 1] geen contact kon opnemen.
- [medeverdachte 1] heeft verklaard dat iedereen aanwezig was op moment dat [slachtoffer 1] naar de kelder werd gebracht, met uitzondering van [verdachte] , die was al weg. Daarna zijn de anderen tegelijk vertrokken.
- [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] van de woning aan de [adres 2] is vertrokken naar de woning van [medeverdachte 4] aan de [adres 5] .
- De telefoon van [medeverdachte 4] heeft op 30 maart 2023 om 23:24:39 een foto gemaakt van de identiteitskaart van [slachtoffer 1] . Dit was op het moment dat [slachtoffer 1] in de woning aan de [adres 2] was. Ook is de afbeelding van de identiteitskaart van de telefoon naar [medeverdachte 4] ’s mailadres verzonden.
[medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 30 maart 2023 in het geheel niet in de woning aan de [adres 2] is geweest. De rechtbank hecht geen geloof aan deze verklaring. Zij overweegt daarbij dat zijn alibi, inhoudende dat hij de trein van 22:39 uur of 22:47 uur uit Zwolle heeft genomen, geen stand houdt nu uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [medeverdachte 4] blijkt dat hij om 20:46 uur een mast aanstraalt in Nijverdal, 21:01 uur een mast in Almelo en vanaf 21:19 uur een mast in Hengelo. Dit past bij een vertrek met de trein vanuit Zwolle om 20.21 uur. Bovendien plaatsen de verklaringen van [slachtoffer 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] [medeverdachte 4] in de woning. Daarnaast heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] [medeverdachte 4] heeft opgehaald bij zijn woning en heeft meegenomen naar de woning aan de [adres 2] . Uit de GPS-coördinaten uit de telefoon van [medeverdachte 2] blijkt dat hij om 22:38 uur en 22:40 uur zich in de nabijheid bevindt van de [adres 5] (woning [medeverdachte 4] ) en dat [medeverdachte 2] zich vanaf 22:44:59 uur bevindt in de nabijheid van de woning aan de [adres 2] . Ook is niet aannemelijk geworden dat [medeverdachte 4] , naar hij stelt, die avond bezoek heeft gekregen van een vriend nadat hij in [plaats] was aangekomen. De bedoelde vriend heeft desgevraagd namelijk niet tegenover de politie bevestigd dat hij [medeverdachte 4] die avond heeft bezocht.
[medeverdachte 4] heeft de belastende verklaringen tegen hem niet gemotiveerd weersproken.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 4] bij aanvang van de gijzeling tezamen met de andere betrokkenen in de woning verbleef, dat hij daarbij op enig moment de beschikking had over de identiteitskaart van [slachtoffer 1] en dat hij zijn telefoonnummer uit de telefoon van [slachtoffer 1] heeft laten verwijderen. Ook was hij present tijdens de dreigende telefoongesprekken met [slachtoffer 2] en tijdens de insluiting van [slachtoffer 1] in de kelder. Voorts heeft hij [medeverdachte 3] opdracht gegeven de telefoons van [slachtoffer 1] in de magnetron te verstoppen.
[verdachte]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat ook [verdachte] in de woning aanwezig was, dat ook [verdachte] hem heeft bedreigd en tegen hem heeft gezegd dat er € 4.000 betaald moest worden om vrij te komen, en dat hij er bij was op het moment dat er werd gebeld naar zijn broer [slachtoffer 2] . De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de volgende bewijsmiddelen.
- Naast [slachtoffer 1] hebben ook [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] verklaard dat [verdachte] in de woning aan de [adres 2] aanwezig was. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] ongeveer tegelijk met hem op 30 maart 2023 bij de woning arriveerde.
- Uit de telefoongegevens van [medeverdachte 2] is gebleken dat hij zich vanaf 22:44:59 uur in de nabijheid van de woning aan de [adres 2] heeft bevonden.
- [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 30 maart 2023 om 23:01 uur werd gebeld door zijn broertje [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] hoorde dat [slachtoffer 1] zei: “ [slachtoffer 2] , je moet betalen. De jongens willen geld. De [naam 2] zijn hier”. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat met de [naam 2] worden bedoeld [medeverdachte 3] en [verdachte] .
- [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [verdachte] aanwezig was bij de eerste telefoongesprekken die zijn gevoerd met [slachtoffer 2] .
Daar staat tegenover de verklaring van [medeverdachte 1] dat [verdachte] op moment dat [slachtoffer 1] in de kelder werd geplaatst er niet meer bij was. Ook [medeverdachte 3] heeft verklaard dat [verdachte] de woning op dat moment al had verlaten.
[verdachte] heeft zowel bij de politie als ter zitting zich op zijn zwijgrecht beroepen en heeft de belastende verklaringen niet gemotiveerd weersproken.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat [verdachte] , samen met de andere verdachten, [slachtoffer 1] heeft bedreigd en tegen hem heeft gezegd dat er € 4.000 betaald moest worden om vrij te komen. Ook was [verdachte] aanwezig toen de losgeldgesprekken met [slachtoffer 2] hebben plaatsgevonden. De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] erbij was op moment dat [slachtoffer 1] naar de kelder werd gebracht en daar werd opgesloten. De rechtbank zal [verdachte] van dit deel van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
Tussenconclusie
De rechtbank stelt voorop dat gijzeling in de zin van artikel 282a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) inhoudt een opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van iemand met het oogmerk een ander te dwingen iets te doen of niet te doen. Er is sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving in een situatie waarin men – zonder dat de verdachte daartoe gerechtigd is – iemand doet verblijven op een plaats waarvan of waaruit die persoon zich niet op ieder gewenst ogenblik kan verwijderen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd en beroofd gehouden door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] en dat [slachtoffer 1] of zijn broer [slachtoffer 2] , werd gedwongen € 4.000,-- te betalen, anders mocht [slachtoffer 1] de woning niet verlaten.
[medeverdachte 1] heeft met [slachtoffer 2] gebeld en hem onder druk gezet. Daarbij waren naast [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] aanwezig. [medeverdachte 1] maakte hem duidelijk dat er
€ 4.000,-- moest worden betaald en dat als het geld niet werd overgemaakt [slachtoffer 1] niet vrijkwam. [medeverdachte 1] en de andere aanwezigen hebben bovendien op soortgelijke dreigende wijze betaling van [slachtoffer 1] zelf geëist. Voor de gijzeling van [slachtoffer 1] is dan ook wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
Medeplegen
De rechtbank overweegt omtrent het medeplegen nog het volgende.
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij het gijzelen en de poging tot afpersing van [slachtoffer 1] .
Ook wanneer het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is duidelijk geworden dat
[medeverdachte 3] de initiator was. [medeverdachte 3] heeft afgesproken met [slachtoffer 1] en samen zijn ze naar de woning van [medeverdachte 1] aan de [adres 2] gereden. Zij arriveren rond 22:37 uur. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [verdachte] arriveren korte tijd later, rond 22:40 uur, in de woning aan de [adres 2] . De reden voor de gijzeling is mogelijk gelegen in een conflict tussen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en anderen, de precieze context is echter uit het dossier niet af te leiden. Wat hier ook van zij, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] hebben dreigend tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij moest betalen en dat hij anders niet naar huis mocht. [slachtoffer 1] mocht één persoon bellen en heeft toen zijn broer [slachtoffer 2] gebeld en gezegd dat de jongens geld wilden en dat [slachtoffer 2] moest betalen. Op enig moment heeft [medeverdachte 1] de telefoon van [slachtoffer 1] afgepakt en heeft hij [slachtoffer 2] onder druk gezet en daarbij dreigende taal geuit. [medeverdachte 1] heeft onder meer gezegd: “Als je je broer nog wilt zien, moet je snel handelen”, “half eentje, niet komen, broer is tien kop” en “Je broer ga je vandaag niet meer zien”. Bij deze gesprekken waren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] aanwezig. Zij hebben op die momenten niet alleen fysiek en getalsmatig overwicht op [slachtoffer 1] waardoor hem werd belet te gaan en te staan waar hij wilde, zij uiten zich ook dreigend en willen geld zien. Uit deze gang van zaken blijkt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [verdachte] steeds samen zijn gebleven en hebben samengewerkt. Na deze gesprekken tussen [medeverdachte 1] en [slachtoffer 2] heeft [verdachte] de woning verlaten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 4] voldoende is komen vast te staan. De rechtbank is daarmee van oordeel dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering.
Dat [verdachte] de woning heeft verlaten voordat het telefoongesprek met [slachtoffer 2] heeft plaatsgevonden wordt weersproken door de bewijsmiddelen, zodat de rechtbank dat verweer verwerpt.De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van gijzeling en de onder 2 ten laste gelegde poging tot afpersing, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.