ECLI:NL:RBOVE:2024:3801

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juli 2024
Publicatiedatum
17 juli 2024
Zaaknummer
ak_24_1848
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een WIA-uitkering en de noodzaak van een verdergaande urenbeperking

In deze uitspraak van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 17 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, een 40-jarige man, had zich op 21 juli 2020 ziekgemeld bij het UWV vanwege psychische klachten en had op 18 april 2022 een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had zijn aanvraag afgewezen op 6 januari 2023 en bleef bij deze afwijzing na het bezwaar van eiser op 27 december 2023. Eiser stelt dat zijn klachten en beperkingen zijn onderschat en dat er een verdergaande urenbeperking noodzakelijk is vanwege zijn slaapproblemen en sociale angststoornis.

De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen verdergaande urenbeperking heeft vastgesteld. De rechtbank wijst op het rapport van psychologen dat aantoont dat de angst voor sociale situaties de slaap van eiser verstoort. De rechtbank vindt de redenering van de verzekeringsarts niet concludent en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het UWV en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiser krijgt ook een vergoeding van zijn proceskosten, vastgesteld op € 1.750,-.

De rechtbank benadrukt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog nader moet motiveren of een verdergaande urenbeperking aan de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) moet worden toegevoegd. Dit kan leiden tot een aanpassing van de FML en daarmee tot een andere arbeidsdeskundige beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Zittingsplaats Almelo
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/1848

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. K. Aslan),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV),

(gemachtigde: P. Spoelstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om in aanmerking te komen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft de aanvraag met het besluit van 6 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 27 december 2023 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zijn beoordeling gewijzigd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser is een 40-jarige man die voor het laatst werkzaam was als autopoetser voor 40 uur per week van 1 juli 2020 tot en met 20 juli 2020. Op 21 juli 2020 heeft hij zich ziekgemeld bij het UWV vanwege psychische klachten. Het UWV heeft aan eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Op 18 april 2022 heeft hij een
WIA-uitkering aangevraagd.

Standpunten van partijen

3. Volgens het UWV heeft eiser per 19 juli 2022 geen recht op een
WIA-uitkering omdat de mate van arbeidsongeschiktheid lager is dan 35%, namelijk 10,67%. Eiser wordt in staat geacht om de voorbeeldfuncties snackbereider, textielproductenmaker en medewerker tuinbouw te verrichten. Hiervoor baseert het UWV zich op rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
4. Eiser stelt – samengevat weergegeven – dat zijn klachten en beperkingen zijn onderschat en dat de geselecteerde voorbeeldfuncties niet passend zijn. Hiertoe voert eiser aan dat een verdergaande urenbeperking noodzakelijk is omdat hij aan energiegebrek lijdt door zijn slaapproblemen. Hiervoor wijst eiser onder meer naar het rapport van 3 februari 2021 van de GGZ-behandelaren. Zij hebben destijds aangegeven dat de slaapproblemen dermate belemmerend aanwezig waren dat voor medicatie is gekozen. Het slaapmiddel Temazepam is destijds voorgeschreven en gebruikt hij nog steeds. Anders dan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is de medicamenteuze behandeling niet gestopt. Dit is namelijk door de huisarts overgenomen. Eiser voert verder aan dat hij ook al tijdens het spreekuur bij de primaire verzekeringsarts, heeft gezegd dat hij onder andere het medicijn Temazepam gebruikt.
4.1.
Tijdens de zitting heeft eiser desgevraagd aangegeven dat hij zijn linker ooglid niet kan sluiten, vanwege zenuwuitval in zijn gezicht. Daarom gebruik hij daarvoor een pleister. Als die pleister losraakt lukt het niet om weer in slaap te komen. Door gebruik van Temazepam kan hij 1 á 2 uur per nacht slapen.
4.2.
Ook voert eiser aan dat een sterkere beperking voor het item samenwerken noodzakelijk is vanwege zijn sociale-angststoornis. Deze stoornis heeft hij sinds zijn 16e jaar ontwikkeld na zenuwuitval in zijn gezicht. Hierdoor heeft hij zichtbare schade in zijn gezicht. Hij vermijdt sociale contacten, omdat hij bang is voor wat andere mensen van hem denken. Als het hem niet lukt om sociale contacten te vermijden, ontstaat er een intense vorm van hoge spanning. Eiser stelt dat hij is aangewezen op solistisch werk.
4.3.
Verder voert eiser aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij zijn beoordeling ten onrechte de datum 2 januari 2023 als uitgangspunt heeft genomen. Dit had volgens eiser 19 juli 2022 moeten zijn, omdat dit de datum in geding is. Hierdoor is onduidelijk of de geselecteerde voorbeeldfuncties op 19 juli 2022 beschikbaar en voldoende actueel waren.
4.4.
Ook stelt eiser dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij het selecteren van de functies, geen rekening heeft gehouden met het feit dat de primaire verzekeringsarts heeft aangegeven dat een omgeving met andere mensen vertrouwd dient te zijn en niet wisselend van samenstelling.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat eisers beroep gegrond is. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Verzekeringsgeneeskundige beoordeling
5.1.
Eiser is op het spreekuur (met tolk) van 9 december 2022 door een arts onderzocht. De arts heeft in het rapport van 9 december 2022 vermeld dat bij eiser sprake is van een sociale angststoornis, artrose in de linkervoet en pijnlijke spataderen in zijn rechterbeen. Voor de psychische klachten zijn verschillende beperkingen aangenomen in de rubrieken ‘persoonlijk functioneren’ en ‘sociaal functioneren’ van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Volgens de arts is het van belang dat eiser in zijn werkzaamheden ontzien wordt van sterke tijdsdruk en een dwingend hoge tempobelasting. Ook dient hij niet te veel blootgesteld te worden aan conflicterende functie-eisen (tempo versus zorgvuldigheid en veiligheid). Er dient rekening gehouden te worden met verminderde conflicthantering en een verhoogd afbreukrisico. Aan eiser kunnen dan ook geen grote verantwoordelijkheden worden opgelegd. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een irreële angststoornis waardoor eiser niet in staat is zich alleen onder vreemden te begeven. Een omgeving met andere mensen dient vertrouwd te zijn en niet wisselend van samenstelling. Begeleiding en training zal in een beginfase daarvoor mogelijk noodzakelijk zijn. Zoals begeleiding van een jobcoach. Verder is een beperking ten aanzien van contacten met klanten, patiënten en hulpbehoevenden aangenomen. Ook geldt vanwege zijn medicatiegebruik een beperking voor beroepsmatig vervoer en verhoogd persoonlijk risico. Voor de artrose in de linkervoet geldt een beperking voor het item trillingsbelasting. Het item ‘staan tijdens het werk’ is beperkt vanwege de spataderen in het rechterbeen en artrose in zijn linkervoet. Voor de rubriek ‘werktijden’ geldt dat eiser niet ’s nachts kan werken en dat eiser is aangewezen op regelmatige werktijden.
5.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser op 9 november 2023 onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in aanvulling op de vastgestelde beperkingen ook een beperking vastgesteld voor intensief samenwerken (item 2.9). Deze beperking sluit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep namelijk aan bij de aard van eisers problematiek en ook bij de overige beperkingen die zijn vastgesteld in het sociaal functioneren. Op basis van de bezwaargronden heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om meer of verdergaande beperkingen vast te stellen.
Urenbeperking
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat ten onrechte geen verdergaande urenbeperking is vastgesteld. Dit rechtbank licht dit als volgt toe.
5.4.
In het rapport van 13 november 2023 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat dat er geen argumenten zijn om een verdergaande urenbeperking vast te stellen. Er zijn geen medische gegevens die wijzen op een daadwerkelijk verstoord slaappatroon als gevolg van ziekte. De aandoening (sociale angststoornis) geeft op zichzelf niet direct aanleiding om aan een urenbeperking te denken, met name omdat deze psychische aandoening niet gepaard gaat met een stoornis in de energiehuishouding. Eiser was volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten tijde van de primaire beoordeling niet meer onder behandeling en uit de anamnese en dagverhaal zoals beschreven in de primaire rapportage, komt geen verstoorde slaap of verhoogde herstel/rustbehoefte naar voren. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is dit ook niet nader ondersteund met objectieve medische gegevens.
In het rapport van 22 maart 2024 vult de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan, dat het gegeven dat eiser Temazepam gebruikt niet betekent dat - zoals de gemachtigde van eiser stelt - daarom gesproken kan worden een slaapstoornis en daaruit voortvloeiend een energetische beperking c.q. beperking van de duurbelastbaarheid. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn er geen medische gegevens voorhanden om dit anamnestische gegeven van een nachtrust van 1 á 2 uur te verifiëren/objectiveren. Ook is er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen nader onderzoek op dit punt verricht en was dit gegeven niet consistent met hetgeen eiser tijdens de primaire beoordeling heeft aangegeven.
5.5.
De rechtbank acht deze redenering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet concludent. Uit de informatie van 3 februari 2021 van psycholoog N. Keni en psychiater R.E.B. Zecher valt namelijk te lezen dat de angst voor sociale situaties hem wakker houdt en zijn slaap verstoort en dat een stijging van de klachten gepaard gaat met hevige slaapproblemen. De spanningsklachten en slaapproblemen waren destijds dermate hoog en belemmerend aanwezig dat er gestart is met medicatie (Ability 5mg 1dd1 en Temazepam 10mg 1dd1). Weliswaar betreft dit informatie van circa 14 maanden voor de datum in geding, maar in het medisch onderzoeksverslag van 9 december 2022 valt te lezen dat eiser de behandeling (de bestuursrechter begrijpt “voortijdig”) heeft gestopt, omdat deze niet meer vergoed werd. Daarna is hij onder controle van de huisarts gekomen en is hem onverminderd Temazepam voorgeschreven. De rechtbank kan hieruit dan ook niet de conclusie trekken dat de angststoornis door de beëindigde behandeling afdoende is overwonnen. Het dagverhaal in het rapport van 9 december 2022 bevat geen informatie over de nachtrust van eiser. Opvallend is wel dat hij overdag weinig activiteit ten toon spreidt. In dit opzicht ziet de rechtbank niet in waarom de door eiser geclaimde slaapstoornis niet consistent is met wat hij tijdens de primaire beoordeling heeft aangegeven. Een opmerkelijke discrepantie tussen het rapport van 9 december 2022 en het rapport van
13 november 2023 ziet de rechtbank nog wel in het feit dat de primaire arts in het rapport schrijft dat eiser géén EMDR heeft gehad en de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport onder 4.5. schrijft dat eiser wel EMDR heeft gehad. Afgezien daarvan overweegt de rechtbank nog dat in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid klachten over slapen en waken onderdeel vormt van het symptoomprofiel bij angststoornissen. [1] Nu de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij eiser wel van een sociale angststoornis is uitgegaan, kan de rechtbank niet zonder meer volgen waarom er voor het aannemen van de door eiser geclaimde slaapstoornis (een nachtrust van 1 á 2 uur) geen medische objectivering voorhanden zou zijn en waarom geen rekening gehouden zou moeten worden met verminderde mogelijkheden tot recuperatie.
5.6.
Op grond van deze overwegingen acht de rechtbank de beslissing om geen rekening te houden met een verdergaande urenbeperking onvoldoende gemotiveerd. Het beroep is dan ook gegrond. Dit leidt ertoe dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog nader zal moeten motiveren of een verdergaande urenbeperking aan de FML moet worden toegevoegd. Daarom acht de rechtbank het niet uitgesloten dat een nieuwe medische beoordeling tot een aanpassing van de FML van 13 november 2023 leidt en daarmee tot een andere arbeidsdeskundige beoordeling.
5.7.
Met betrekking tot de beroepsgronden over samenwerken en een vertrouwde werkomgeving oordeelt de rechtbank als volgt.
Samenwerken
5.8.
In de FML van 13 november 2023 is een beperking vastgesteld voor het item samenwerken (2.9) met een score 1. Dit betekent dat eiser beperkt is voor samenwerken met anderen. Daarbij is in de toelichting vermeld dat eiser wel kan samenwerken, maar dan met een eigen van tevoren afgebakende deeltaak.
5.9.
Eiser voert aan dat een sterkere beperkingen dient te worden vastgesteld (score 2), omdat hij niet met anderen kan samenwerken en dat hij is aangewezen op solistisch werk. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en navolgbaar heeft gemotiveerd dat hiervoor geen onvoldoende aanleiding is. Dat eiser in het geheel niet met anderen kan samenwerken en aangewezen is op solistisch werk is niet aannemelijk. Eiser is weliswaar beperkt voor samenwerken, maar had bij zijn werk als autopoetser ook contact met collega’s. Dat hij in het geheel niet kan samenwerken met anderen blijkt ook niet uit medische gegevens.
Arbeidskundige beoordeling
5.10.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 april 2024 volgende functies geselecteerd: snackbereider (handmatig) (SBC-code 111071), textielproductenmaker (SBC-code 111160) en medewerker tuinbouw (SBC-code 111010). Aanvullend is de functie medeweker kleding en textielreiniging (SBC-code 111161) geselecteerd.
5.11.
Eiser voert aan dat bij het selecteren van de functies geen rekening is gehouden met het feit dat de primaire verzekeringsarts heeft aangegeven dat een omgeving met andere mensen vertrouwd dient te zijn en niet wisselend van samenstelling. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de arbeidsdeskundige na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidsdeskundige analist voldoende heeft gemotiveerd dat de functies ten aanzien van die onderdelen wel passend zijn. Dit is per functies vermeld in het rapport 16 april 2024. Er is, kort gezegd, in de functies geen sprake van alleen werken onder vreemden en/of een steeds wisselende samenstelling.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit niet goed gemotiveerd is. Dit is in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit van 27 december 2023.
6.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat het UWV binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6.2.
Omdat het beroep gegrond is en omdat de arbeidsdeskundige tijdens de beroepsprocedure de arbeidskundige beoordeling heeft gewijzigd, krijg eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Het UWV moet deze vergoeding aan eiser betalen. Ook het griffierecht dien aan eiser te worden vergoed. De proceskosten van eiser bestaan uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank stelt de vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 27 december 2023;
- draagt het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 51,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pagina 21 van de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid.