ECLI:NL:RBOVE:2024:380

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
08.025390.23 en (Tul) 08-320171-21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag, zware mishandeling en verkrachting door verdachte tegen levensgezel

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en verkrachting van zijn levensgezel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan deze feiten, die plaatsvonden op 22 juli 2022. De verdachte heeft zijn levensgezel, [slachtoffer 1], in haar woning gewurgd, haar gedwongen tot seksuele handelingen en geprobeerd haar met een zware kei van meer dan 6 kilo van het leven te beroven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een relatiebreuk, onaangekondigd de woning van [slachtoffer 1] binnenging en haar onder druk zette. De verdachte heeft haar meerdere keren in een wurggreep genomen en haar gedwongen om haar kleding uit te doen. De rechtbank heeft de verklaringen van [slachtoffer 1] als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door forensisch bewijs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en terbeschikkingstelling met dwangverpleging, gezien het hoge recidiverisico en de psychische stoornissen van de verdachte. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en de kinderen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08.025390.23 en (Tul) 08-320171-21 (P)
Datum vonnis: 23 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1984 in [geboorteplaats] (Ethiopië),
nu verblijvende in de Penitentiaire Inrichting (P.I.) Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. K.J.L. de Valk en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A.A. Boersma, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de door [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring, van wat door haar raadsman mr. I.P. van Rossen is aangevoerd en van wat door de bijzonder curator, mr. [curator], met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 9 januari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] van het leven te beroven
(primair)dan wel dat hij heeft geprobeerd om haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(subsidiair);
feit 2:heeft geprobeerd om [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(primair)dan wel dat hij haar heeft mishandeld
(subsidiair);
feit 3:[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 22 juli 2022 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen, althans eenmaal met een kei tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2022 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel, [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meerdere malen, althans eenmaal met een kei tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op een of meerdere tijdstippen of omstreeks 22 juli 2022 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan zijn levensgezel, [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meerdere malen, althans eenmaal een armklem om de hals/keel van voornoemde [slachtoffer 1] heeft aangelegd, althans de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2022 te [plaats] zijn levensgezel, [slachtoffer 1], heeft mishandeld door:
- meerdere malen, althans eenmaal een armklem om de hals/keel van voornoemde [slachtoffer 1] aan te leggen, althans de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 1] dicht te knijpen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of te stompen;
3
hij op of omstreeks 22 juli 2022 te [plaats]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1], te weten het duwen van een of meerdere van zijn, verdachtes, vingers in de vagina
van voornoemde [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hieruit dat verdachte,
- een armklem om de hals/keel van voornoemde [slachtoffer 1] heeft aangelegd, althans de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] daarbij de woorden heeft toegevoegd: "je gaat nu mee naar boven toe", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) toen voornoemde [slachtoffer 1] aangaf niet mee te gaan naar boven, nogmaals een armklem om de hals/keel van voornoemde [slachtoffer 1] heeft aangelegd, althans de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] naar boven heeft gestuurd en/of
- (vervolgens, in de slaapkamer) voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd "Je werkt mee [slachtoffer 1]", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar (onder)kleding uit moest doen en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze op bed moest gaan liggen met haar knieën naar boven en haar benen wijd moest doen en/of
- (terwijl hij dit zei) de deur/uitgang heeft geblokkeerd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair (gooien van een kei), 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Door een kei van ruim 6 kilogram van dichtbij op het hoofd van aangeefster te gooien, zoals onder 1 is ten laste gelegd, heeft verdachte de - naar ervaringsregels aanmerkelijk te achten - kans dat aangeefster als gevolg hiervan zou komen te overlijden bewust aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van feit 1 primair en partiële vrijspraak van feit 1 subsidiair. Voorwaardelijk opzet op de dood kan niet worden vastgesteld (primair), evenmin dat verdachte aangeefster met de kei tegen het hoofd heeft geslagen (primair en subsidiair). De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wat betreft het gooien van de steen. De raadsman heeft ten aanzien van feit 2 primair vrijspraak bepleit en ten aanzien van feit 2 subsidiair partiële vrijspraak. Daartoe is aangevoerd dat het slaan, stompen en het meermalen aanleggen van een armklem althans het dichtknijpen van de keel/hals niet kan worden bewezen. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Ten aanzien van feit 3 is vrijspraak bepleit omdat de aangifte op zichzelf staat en niet wordt ondersteund door ander bewijs.
Indien de rechtbank komt tot bewezenverklaring van zowel feit 2 subsidiair als feit 3, is er volgens de raadsman sprake van eendaadse samenloop dan wel voortgezette handeling met betrekking tot deze feiten.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Inleiding
Verdachte kreeg in 2017 een relatie met [slachtoffer 1], hierna aangeefster. Verdachte en aangeefster hebben samen twee kinderen: een dochter genaamd [slachtoffer 2] ([slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 2] 2018) en een zoon genaamd [slachtoffer 3] ([slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum 3] 2020). Ten tijde van het ten laste gelegde woonde aangeefster samen met de kinderen op de [adres 1]. Verdachte woonde zelfstandig op een ander adres in [plaats]. De relatie tussen verdachte en aangeefster verliep stroef en er is eerder sprake geweest van geweld en bedreiging met geweld door verdachte tegen aangeefster. Verdachte is hiervoor ook veroordeeld. Verdachte is ook voor geweld in eerdere relaties veroordeeld.
In het voorjaar van 2022 heeft aangeefster enige afstand genomen van verdachte. Verdachte zou niet meer bij haar slapen en hij kreeg de gelegenheid de kinderen drie keer per week te bezoeken. Op dat moment was de relatie nog niet verbroken. Verdachte is op 3 juli 2022, naar Egypte gegaan. Op 15 juli 2022 heeft aangeefster de relatie met verdachte (via Facetime) verbroken.
Op 22 juli 2022 was aangeefster met de kinderen in de woning aan de [adres 1]. Een buurman zag die middag dat verdachte in het steegje achter de woning over de schutting naar het huis van aangeefster stond te kijken. Verdachte verscheen kort daarna onaangekondigd in de woning.
Over wat er vervolgens gebeurd is, lopen de verklaringen van verdachte en aangeefster uiteen. Volgens verdachte kwam hij terug naar Nederland om de kinderen te zien. Hij is achterom de woning binnengegaan. Terwijl hij geknield zat om de kinderen te begroeten viel aangeefster hem met haar vuisten aan, waarna hij zich genoodzaakt zag haar – van voren, niet van achteren – in een soort houdgreep te nemen, waarbij haar keel niet werd dichtgeknepen. Vervolgens is aangeefster alleen naar boven gegaan en toen zij naar beneden kwam had zij ineens geen broek meer aan, alleen een onderbroek. Vervolgens is in de tuin een schermutseling tussen verdachte en aangeefster ontstaan, waarbij verdachte onderhands een kei naar haar gooide die haar op haar hoofd heeft geraakt.
Aangeefster heeft verklaard dat zij verdachte, na zijn onverwachte binnenkomst in de woning, via de voordeur weer naar buiten wilde laten gaan. In de hal heeft verdachte haar in een wurggreep genomen. Daarna heeft hij haar naar boven gedwongen door haar op de trap tot drie keer in een wurggreep te nemen, waardoor zij geen adem kreeg en haar luchtpijp werd dichtgedrukt. Doordat zij haar lichaam verslapte liet hij los en zei haar dat zij naar boven moest lopen. In de slaapkamer dwong hij haar om haar onderkleding uit te doen en om op haar rug op het bed te gaan liggen, met haar knieën omhoog. Vervolgens stak verdachte twee vingers in haar vagina en draaide deze. Vervolgens rook hij aan zijn vingers kennelijk om te controleren of er sperma in haar vagina zat. Aangeefster heeft gezegd dat zij geen ander had en haar onderbroek weer aangetrokken. Aangeefster en verdachte zijn vervolgens naar beneden gegaan, nadat zij verdachte had gezegd dat zij eten moest maken voor de kinderen. Terwijl zij met het eten bezig ging, heeft verdachte de achterdeur afgesloten en de sleutel in een la in de woonkamer gelegd. Toen verdachte in aangeefsters telefoon keek heeft zij de sleutel weten te pakken en is het huis via de achterdeur ontvlucht, achtervolgd door verdachte. Verdachte heeft haar in de tuin achterhaald, beetgepakt en in haar gezicht gestompt. Daarna heeft hij met kracht een kei naar haar hoofd gegooid. Die heeft haar getroffen. Vervolgens heeft aangeefster kans gezien de tuin te ontvluchten.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is, of de feiten waarover aangeefster heeft verklaard bewezen kunnen worden. In dat verband zijn de vragen aan de orde of de lezing van aangeefster aannemelijk is, of aan het bewijsminimum is voldaan en hoe de bewezenverklaarde feiten moeten worden gekwalificeerd.
Door de raadsman zijn vraagtekens gezet bij de geloofwaardigheid van de verklaringen van aangeefster ten aanzien van feit 2 en feit 3. De rechtbank zal gelet hierop en op de samenhang tussen de feiten en de chronologie, eerst de feiten 2 en 3 gezamenlijk bespreken en daarna feit 1.
3.3.2
Ten aanzien van feit 2 en feit 3
De verklaringen van aangeefster
De rechtbank stelt vast dat aangeefster meermalen, uitvoerig, gedetailleerd en consistent heeft verklaard over wat zich op 22 juli 2022 heeft afgespeeld. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden aangenomen dat zij in strijd met de waarheid heeft verklaard zijn niet aannemelijk geworden. De rechtbank is van oordeel dat de lezing van aangeefster per feit steun vindt in andere bewijsmiddelen, zoals de letselrapportage, verklaringen van getuigen, de onderzoeksbevindingen met betrekking tot de aangetroffen bebloede kei en deels ook in de verklaringen van verdachte. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van feit 2 acht de rechtbank in dit verband met name de inhoud van de Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Twente van 23 juli 2022 opgemaakt door drs. J. Dekker, forensisch arts KNMG en de forensisch medische letselrapportage van 7 mei 2023 opgemaakt door dr. G. Reijen, forensisch arts KNMG van belang. Deze resultaten zijn geheel in lijn met de verklaringen van aangeefster. De bij aangeefster geconstateerde veelvuldige letsels passen bij de feitelijke toedracht zoals zij die heeft beschreven.
Ten aanzien van feit 3 overweegt de rechtbank het volgende.
In deze zaak, waarbij slechts twee personen aanwezig zijn geweest, is het niet vereist dat de verklaring van aangeefster als zodanig volledig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar is het afdoende dat de verklaring van aangeefster op belangrijke onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen haar verklaring en het andere bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. Ook kunnen waarnemingen van getuigen, die weliswaar niet het kernverwijt, bijvoorbeeld de verweten seksuele handelingen, bevestigen, binnen de context van de gebeurtenissen voldoende zelfstandig onderscheidend zijn om als objectief gegeven in combinatie met andere omstandigheden een rol van betekenis te kunnen spelen als steunbewijs naast de verklaring van aangeefster. Niet is vereist dat het steunbewijs betrekking dient te hebben op de ten laste gelegde gedragingen. Eveneens is niet vereist dat het steunbewijs rechtstreeks de betrokkenheid van de verdachte bij het ten laste gelegde feit bevestigt. Binnen de context van wat zich in de woning en de tuin van aangeefster heeft afgespeeld, acht de rechtbank ook de vaginale penetratie door verdachte aannemelijk geworden. Hiervoor bevindt zich in het dossier ook voldoende steunbewijs, te weten het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten op de plaats delict, het proces-verbaal van buurtonderzoek en een proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige]. Voorts acht de rechtbank van belang dat aangeefster gedetailleerd heeft verklaard over een wijze van inbreuk maken op haar lichaam, die de wijze van een meer ‘gebruikelijke’ verkrachting te buiten gaat. Aangeefster beschrijft de handelingen van verdachte, die zij onder dwang heeft ondergaan, als een soort gynaecologisch onderzoek waarbij verdachte haar met zijn vingers heeft gepenetreerd om vast te stellen of zij sperma van een andere man in haar vagina had. Deze merkwaardige gang van zaken past bij de door aangeefster en getuigen beschreven ongelijkwaardige relatie waarin verdachte aangeefster mishandelde, overheerste en beknotte. Opmerkelijk is dat verdachte in zijn verklaring ter zitting bevestigt dat hij haar in een houdgreep heeft genomen en dat aangeefster slechts gekleed in onderbroek naar beneden kwam. Dat aangeefster, zoals verdachte heeft verklaard, verdachte als eerste te lijf is gegaan door haar plotseling verschenen ex-partner met haar vuisten te slaan en vervolgens naar boven is vertrokken om slechts in een onderbroek gehuld weer in de woonkamer te verschijnen acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Zeker in het licht van de kort daarvoor door haar verbroken relatie, het plotselinge opduiken van verdachte in haar huis, een geschiedenis van eerder door aangeefster ondergaan huiselijk geweld door verdachte en het feit dat verdachte zowel met betrekking tot deze als eerdere relaties veroordeeld is wegens huiselijk geweld. Voorts kan de rechtbank deze gebeurtenissen niet los zien van de vlucht van aangeefster – in haar onderbroek – uit de woning en het gewelddadige incident dat daarbij vervolgens met verdachte plaatsvond (ten laste gelegd als feit 1). Gelet op dit alles verwerpt de rechtbank de lezing van verdachte en zal zij de verklaring van aangeefster als uitgangspunt nemen.
Het verweer wordt verworpen.
Vaststelling van alle feiten
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte heeft aangeefster in de hal en op de trap meermalen in een wurgklemhouding genomen met zijn arm om haar nek en zijn elleboog bij de kin van aangeefster. Hij duwde haar luchtpijp dicht waardoor zij geen lucht kreeg. Doordat zij haar lichaam verslapte liet hij los en zei haar dat zij mee moest werken en naar boven moest lopen. In de slaapkamer dwong hij haar om haar onderkleding uit te doen en om op het bed te gaan liggen, met haar knieën omhoog en haar benen wijd. Haar bovenkleding mocht zij aanhouden. Vervolgens stak verdachte twee vingers in haar vagina en draaide deze. Vervolgens rook hij aan zijn vingers. Aangeefster heeft haar onderbroek weer aangetrokken. Aangeefster en verdachte zijn vervolgens naar beneden gegaan, nadat zij verdachte had gezegd dat zij eten moest maken voor de kinderen. Nadat zij de door verdachte afgesloten achterdeur had weten te openen, is zij het huis ontvlucht, achtervolgd door verdachte. Verdachte heeft haar in de tuin achterhaald, getackeld en in haar gezicht gestompt. Daarna heeft hij met kracht een basaltkei naar haar hoofd gegooid. Die heeft haar getroffen op haar achterhoofd waardoor zij links boven op het behaarde hoofd, een bloedende scheurwond heeft opgelopen met een doorsnede van ongeveer 1 cm. Vervolgens heeft aangeefster kans gezien, nog steeds slechts gekleed in onderbroek en bovenkleding, de tuin te ontvluchten. De in de tuin aangetroffen bebloede basaltkei woog 6355 gram.
Feit 2 poging zware mishandeling
Op grond van de aangifte, de inhoud van de forensisch medische letselrapportages, de getuigenverklaringen en de bevindingen van verbalisanten stelt de rechtbank vast dat verdachte armklemmen om de hals/keel van aangeefster heeft aangelegd en haar in het gezicht heeft gestompt. De rechtbank ziet zich – de chronologie van de feitelijke gebeurtenissen volgend – ten aanzien van feit 2 primair vervolgens voor de vraag gesteld of het op deze wijze herhaaldelijk aanleggen van een armklem om de hals/keel is aan te merken als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, daar uit de bewijsmiddelen niet volgt dat verdachte vol opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van de vraag of de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is het volgende van belang.
Vooropgesteld moet worden dat de beantwoording van die vraag, of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, afhankelijk is van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zulk een kans is voorts niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard en op de koop toe heeft genomen. De rechtbank merkt daarbij op dat bepaalde gedragingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Dr. G. Reijen constateert in de forensisch medische letselrapportage dat het letsel in de hals van aangeefster past bij verwurging, het letsel niet levensbedreigend is, ook niet onbehandeld, en dat aangeefster wel een risico lijkt te hebben gelopen op (potentieel) levensbedreigend letsel. Omstrengeling van de hals kan leiden tot het dichtdrukken van de halsvaten waardoor de hersenen minder zuurstof krijgen, waardoor een persoon bewusteloos kan raken. Een samendrukking van de halsslagaders gedurende 1 tot ca. 3 minuten kan leiden tot ademstilstand. Via prikkeling van een bepaald deel in de halsslagaderen (carotislichaampje) kan er ook een hartritmestoornis optreden. Ook acht dr. Reijen het waarschijnlijker dat het letsel is ontstaan door verwurging dan door een accidentele oorzaak.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm zo gericht op een bepaald gevolg, namelijk het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster dat verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans dat aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, willens en wetens heeft aanvaard. Het is immers algemeen – en ook bij verdachte - bekend dat het (herhaaldelijk) aanbrengen van een armklem om de hals/keel (onherstelbare) schade kan toebrengen. De rechtbank is van oordeel dat feit 2 (primair) wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 3 verkrachting
De rechtbank acht ook feit 3 wettig en overtuigend bewezen. De verklaringen van aangeefster zijn zoals hierboven beschreven consistent en betrouwbaar en vinden steun in andere bewijsmiddelen, zoals het proces-verbaal van buurtonderzoek, een proces-verbaal van het verhoor van de getuige [getuige], de bevindingen van de verbalisanten ter plekke en deels ook in de verklaringen van verdachte zelf, die verklaard heeft dat aangeefster slechts in een onderbroek weer naar beneden was gekomen.
Eendaadse samenloop
De rechtbank is anders dan de raadsman heeft betoogd van oordeel dat er geen sprake is van een eendaadse samenloop ten aanzien van feit 2 en feit 3. Er is geen sprake van een zelfde feit dat tevens een ander strafbaar feit oplevert.
3.3.3
Ten aanzien van feit 1
Vaststelling van de feiten
De rechtbank verwijst naar de onder 3.3.2. ook ten aanzien van dit feit vastgestelde feiten
Poging tot doodslag
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of deze handeling aan te merken is als een poging tot doodslag zoals onder feit 1 primair is ten laste gelegd.
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat verdachte vol opzet had op de dood van aangeefster. Dan rijst de vraag of sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood. De vraag die de rechtbank daarvoor moet beantwoorden is of verdachte met zijn handelen de (aanmerkelijke) kans op het overlijden van het slachtoffer bewust heeft aanvaard. Voor het antwoord op de vraag of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood is de forensisch medische letselrapportage van 7 mei 2023 opgemaakt door dr. G. Reijen, forensisch arts KNMG, van belang. Hieruit volgt dat het door aangeefster opgelopen hoofdletsel, veroorzaakt door de basaltkei van ruim zes kilogram die haar op het (achter) hoofd heeft geraakt, gepaard is gegaan met een aanzienlijk risico op inwendig letsel. Structuren die beschadigd kunnen raken zijn de schedel, maar ook de hersenen. Door een (stompe) krachtsinwerking met een steen kan een bloeding tussen de hersenvliezen ontstaan (subduraal hematoom) waardoor de hersenen verdrukt raken. Verdrukking van de hersenen is in potentie levensbedreigend en kan in de ernstigste gevallen resulteren in overlijden of ernstige invaliditeit. Aangeefster heeft een reëel risico gelopen op dit letsel en daarom is in het ziekenhuis ook een CT-scan van het hoofd gemaakt om dergelijk letsel aan te tonen/uit te sluiten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het van korte afstand – immers tijdens de schermutseling in de achtertuin – gooien van de zware basaltkei naar het hoofd van aangeefster, zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat aangeefster vol door de kei zou worden getroffen en daardoor zou komen te overlijden en dat hij die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard.
In het dossier is onvoldoende bewijs aanwezig om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het slaan met de kei, zodat verdachte van dat onderdeel van de ten laste legging zal worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op
of omstreeks22 juli 2022 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
meerdere malen, althans eenmaalmet een kei tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft
geslagen en/of heeftgegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op
een of meerdere tijdstippen of omstreeks22 juli 2022 te [plaats]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
zijn levensgezel,[slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meerdere malen,
althans eenmaaleen armklem om de hals/keel van voornoemde [slachtoffer 1] heeft aangelegd,
althans de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepenen
/of- voornoemde [slachtoffer 1]
een of meerdere malen in/op/tegen het gezicht
/hoofdheeft
geslagen en/ofgestompt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op
of omstreeks22 juli 2022 te [plaats]
door geweld
of een andere feitelijkheiden
/ofbedreiging met
geweld ofeen andere feitelijkheid,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1], te weten het duwen van
een ofmeerdere van zijn, verdachtes, vingers in de vagina
van voornoemde [slachtoffer 1], en bestaande dat geweld
of die andere feitelijkheiden
/of bedreiging met geweld ofdie andere feitelijkheid hieruit dat verdachte,
-
een armklem om de hals/keel van voornoemde [slachtoffer 1] heeft aangelegd,
althans de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepenen
/of- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1]
daarbijde woorden heeft toegevoegd: "je gaat nu mee naar boven toe",
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of-
(vervolgens
)toen voornoemde [slachtoffer 1] aangaf niet mee te gaan naar boven, nogmaals een armklem om de hals/keel van voornoemde [slachtoffer 1] heeft aangelegd,
althans de keel/hals van voornoemde [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepenen
/of-
(vervolgens
)voornoemde [slachtoffer 1] naar boven heeft gestuurd en
/of-
(vervolgens, in de slaapkamer
)voornoemde [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd "Je werkt mee [slachtoffer 1]",
althans woorden van gelijke aard en/of strekkingen
/of-
(vervolgens
)voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar
(onder
)kleding uit moest doen en
/of-
(vervolgens
)voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze op bed moest gaan liggen met haar knieën naar boven en haar benen wijd moest doen.
en/of- (terwijl hij dit zei) de deur/uitgang heeft geblokkeerd;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 302, 287 en 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2 primair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling,
feit 3
het misdrijf: verkrachting.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna TBS) met verpleging van overheidswege (hierna: dwangverpleging) op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om aan verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen.
De raadsman heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan om, indien de rechtbank overweegt aan verdachte de TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen, het onderzoek ter terechtzitting te heropenen om de psychiater en de psycholoog als getuigen te horen omdat zij adviseren verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden omtrent het gedrag op te leggen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is, nadat [slachtoffer 1] de relatie met hem had verbroken, onaangekondigd naar haar woning gegaan. Hij heeft zichzelf toegang verschaft tot de woning. Verdachte heeft vervolgens geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door meerdere keren een armklem aan te leggen. Hij heeft haar verkracht door haar vagina te penetreren met zijn vingers. [slachtoffer 1] heeft kans gezien de woning te ontvluchten maar verdachte heeft haar achterhaald en getackeld. Daarna heeft verdachte geprobeerd haar van het leven te beroven door een basaltkei van meer dan 6 kilo tegen haar hoofd te gooien. Aangeefster heeft als gevolg van het door verdachte gepleegde geweld letsel opgelopen. De zeer jonge kinderen van verdachte en [slachtoffer 1] zijn getuige geweest van de geweldshandelingen door verdachte gepleegd. Dat de gebeurtenissen ook op hen grote indruk hebben gemaakt blijkt uit hun herhaaldelijk aan derden gedane mededeling: “papa stout, mama dood”.
Verdachte heeft op volstrekt respectloze wijze en met een verwerpelijk machtsvertoon ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Er was sprake van een ernstig bedreigende situatie met geweld, die bovendien plaatsvond in aangeefsters eigen woning, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Naast fysiek letsel heeft verdachte niet alleen [slachtoffer 1], maar ook zijn nog jonge kinderen, psychisch leed bezorgd. Uit de slachtofferverklaringen blijkt ook dat de psychische gevolgen zowel voor aangeefster als haar kinderen groot zijn.
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 6 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder andere huiselijk geweld, gepleegd tegen [slachtoffer 1] en anderen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de navolgende stukken:
- een psychiatrisch pro Justitia rapport, opgemaakt door dr. L.H.W.M. Kaiser, van 13 november 2023;
- een psychologisch pro Justitia rapport, opgemaakt door dr. R.W. Blaauw, gz-psycholoog, van 10 november 2023;
- het rapport van Reclassering Nederland, opgemaakt door [naam], van 19 december 2023.
De strekking van de inhoud van de rapporten komt kort samengevat op het volgende neer.
De psychiater stelt vast dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een niet nader gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline, narcistische en obsessief compulsieve kenmerken. Bij het ten laste gelegde was er sprake van deze psychische stoornis zoals omschreven. De persoonlijkheidsstoornis maakte hem verhoogd krenkbaar voor de afwijzing die hij ervoer vanuit zijn (ex-)partner, en hij had onvoldoende coping om daarmee om te gaan dan het impulsief toepassen van geweld op een moment van door hem ervaren trigger in de relatie met vooral onmacht, wantrouwen en mogelijk angst voor verlies daarvan van waaruit drang tot controle houden. Hij neigt tot bagatelliseren en externaliseren en heeft geen inzicht in zijn eigen problematiek. Ondanks dat hij in ambulante behandeling hiervoor was, heeft hij zelf geen hulp gevraagd toen het slechter ging en heeft hij zich onttrokken aan hulpverlening.
In relatie tot en ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten 1 en 2 was er bij verdachte sprake van een psychische stoornis, in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis, zodat hij zijn wil verminderd kon bepalen. Het advies is om hem het ten laste gelegde, indien althans bewezen, dan ook in een verminderde mate toe te rekenen. Omdat hij de seksuele geweldpleging ontkent kan de psychiater ten aanzien van de toerekenbaarheid van feit 3 geen uitspraak doen. De kans op herhaling van een geweldsdelict wordt als hoog ingeschat.
De verwachting is dat die kans op herhaling kan verminderen met een klinische behandeling en langdurige resocialisatie. Belastend zijn als eerste zijn persoonlijkheidsstoornis met onvoldoende zelfinzicht en onvoldoende behandelmotivatie. Hij heeft contact met het slachtoffer, zijn ex-partner in relatie tot hun kinderen. In dat contact is het mogelijk dat er zich voor hem een vergelijkbare trigger voordoet als bij het ten laste gelegde.
Verdachte heeft een klinische behandeling in een forensisch psychiatrische afdeling nodig zoals omschreven bij het risicomanagement, van ongeveer één jaar klinische fase en van daaruit langdurige resocialisatie voor zover de bevindingen uit onderhavig onderzoek.
Een behandeling onder een detentiestraf met bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel is onvoldoende beschermend voor de kans op recidive. Hij is onvoldoende intrinsiek gemotiveerd voor behandeling. Zijn behandelmotivatie is gering; hij is vooral gericht op winst wat betreft strafoplegging. Bovendien kunnen bijzondere voorwaarden onvoldoende bescherming bieden tegen herhaling van geweldpleging. Desondanks adviseert de psychiater om een behandeling te bieden in het kader van een TBS met voorwaarden.
De psycholoog komt tot een gelijkluidende conclusie. Omtrent feit 1 en feit 2 kan worden geconcludeerd dat de persoonlijkheidsstoornis van invloed was op het ten laste gelegde. Verdachte ontkende het tenlastegelegde feit 3, waardoor over de invloed van de psychische stoornis op het ten laste gelegde ook door de psycholoog geen uitspraak kan worden gedaan. De psycholoog adviseert om feiten 1 en 2, indien bewezen geacht, in verminderde mate toe te rekenen. Vanuit de persoonlijkheidsstoornis is sprake van een verhoogd risico op gewelddadige recidive. Verdachte plaatst zich vanuit zijn persoonlijkheidspathologie teveel op de voorgrond, besteedt te weinig aandacht aan het welbevinden van zijn partner, heeft te weinig beheersing over zijn impulsen en is al meermalen met politie en justitie in aanraking gekomen vanwege partnergeweld. Er is een matig tot hoog recidiverisico op een geweldsdelict, maar verdachte heeft vooral een hoog risico op gewelddadige recidive binnen een partnerrelatie indien hij niet wordt behandeld voor zijn persoonlijkheidspathologie. De inschatting is dat het risico op gewelddadige recidive buiten de partnerrelatie matig is. Het risico op een zedendelict wordt laag tot matig ingeschat, aangezien in het ten laste gelegde geen sprake lijkt te zijn geweest van seksuele opwinding of een seksueel motief van verdachte en hij niet eerder vanwege een seksueel delict met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Geadviseerd wordt om verdachte te plaatsen in een klinische setting, zoals een forensische psychiatrische afdeling, van een instelling voor forensische geestelijke gezondheidszorg. Dit zou kunnen worden gerealiseerd in het kader van een TBS met voorwaarden.
Evenals de psychiater en psycholoog schat de reclassering het risico op recidive als hoog in. De kans op recidive en op toekomstige geweldsescalaties kan worden gedempt door onder andere behandeling van de agressieregulatieproblematiek en het leren beheersen van zijn impulsen, alsmede het zich leren inleven in anderen. Dit kan niet in de vorm van een ambulante behandeling. Dat is in het verleden al geprobeerd en mislukt, daarvoor is de problematiek te ernstig en de kans op verdere geweldsescalaties te hoog. De huidige ten laste gelegde feiten vonden eveneens plaats binnen een lopende proeftijd. Een meer intensief psychotherapeutisch traject, dat klinisch start en een langdurig resocialisatietraject kent, is daardoor aangewezen. Het IFZ heeft een indicatie gesteld waarbij de noodzaak tot een hoge zorgintensiteit en hoog beveiligingsniveau wordt gezien vanwege de aard van verdachtes persoonlijkheidsproblematiek. De reclassering ziet nog voldoende basis om een samenwerking met verdachte aan te gaan, en een plan van aanpak met bijbehorende voorwaarden op te stellen, in het kader van een TBS maatregel met voorwaarden. Ten tijde van het uitbrengen van het maatregelenrapport is er nog geen duidelijkheid welke kliniek de klinische behandeling kan gaan uitvoeren.
Ter terechtzitting op 9 januari 2023 is het reclasseringsrapport toegelicht door de deskundige [naam], reclasseringswerker. De deskundige heeft het gegeven advies gehandhaafd en toegevoegd dat verdachte inmiddels bij twee klinieken (FPK's) is afgewezen. De reclassering conformeert zich aan het advies van de psychiater en psycholoog.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting desgevraagd bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden.
Mede in aanmerking benomen de bevindingen van de deskundigen, komt de rechtbank tot de volgende conclusies.
Stoornis en toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank verenigt zich met voornoemde bevindingen, conclusies van de deskundigen ten aanzien van de diagnostiek, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidiverisico en neemt deze over. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de feiten kunnen hem in verminderde mate worden toegerekend. Gelet op de bewezenverklaring van feit 3 en de samenhang van dat feit met het gehele feitencomplex, strekt dat oordeel zich ook tot feit 3 uit.
Motivering van de strafoplegging
Er is sprake van een zeer ernstig feitencomplex inhoudende poging tot zware mishandeling en verkrachting, gevolgd door een poging tot doodslag. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de samenhang tussen deze feiten, de justitiële documentatie van verdachte en de impact van het geheel op aangeefster en hun kinderen die bijna voortdurend getuige zijn geweest van verdachtes verregaande agressie. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte zich niet voor het eerst schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten in de huiselijke sfeer. Verder heeft verdachte de bewezenverklaarde feiten gepleegd tijdens een proeftijd van bedreiging en vernieling eveneens begaan tegen [slachtoffer 1]. Verdachte heeft zich op 22 juli 2022 schuldig gemaakt aan een spiraal van geweld culminerend in een poging doodslag, gepleegd tegen [slachtoffer 1], de moeder van zijn beide kinderen. De kinderen waren hiervan grotendeels getuige. Verdachte heeft met zijn handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en de kinderen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. Daarnaast is sprake van relatief licht letsel bij het slachtoffer. De rechtbank zal hiermee echter geen rekening houden in strafmatigende zin, nu deze omstandigheid veel meer aan gelukkig toeval te danken is dan aan schadebeperkend handelen van verdachte.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Maatregel TBS
Gelet op de eerdere veroordelingen van verdachte, de vastgestelde stoornissen, de aard en ernst van de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten en de door de deskundigen ingeschatte mate van het recidivegevaar moet er ernstig rekening worden gehouden met het feit dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, indien hij niet behandeld wordt. Aan de criteria voor oplegging van de TBS-maatregel is voldaan.
Door de deskundigen is vastgesteld dat bij verdachte, ten tijde van het plegen van de feiten, sprake was van een psychische stoornis in de vorm van een niet nader gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline, narcistische en obsessief compulsieve kenmerken. Het gevaar voor recidive wordt als hoog ingeschat.
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en gelet op de persoon van de verdachte, wordt het uit veiligheidsoogpunt voor anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, niet verantwoord geacht dat verdachte zonder behandeling in de maatschappij terugkeert. De behandeling moet erop gericht zijn om dit gevaar weg te nemen of in belangrijke mate te reduceren. De psychiater heeft vastgesteld dat verdachte onvoldoende intrinsiek gemotiveerd is voor behandeling en dat zijn behandelmotivatie gering is. Hij lijkt vooral gericht op winst wat betreft strafoplegging. Ook blijkt dat verdachte neigt tot bagatelliseren en externaliseren en dat inzicht in zijn eigen problematiek ontbreekt. Dit is de rechtbank ook uit zijn proceshouding gebleken. Verdachte lijkt zijn eigen plan te trekken. Eerdere behandelingen hebben blijkens het bewezenverklaarde niet het gewenste resultaat gehad. Hij is in het recente verleden afspraken met de reclassering niet nagekomen en heeft een meer dwingend kader nodig om de kans op herhaling van geweldpleging te verlagen dat alleen met een TBS-maatregel geboden kan worden. De rechtbank is echter van oordeel dat onder deze omstandigheden een behandeling in het kader van een TBS met voorwaarden zoals door de rapporteurs en de reclassering wordt geadviseerd, onvoldoende kans van slagen geeft voor behandeling en recidivepreventie. De rechtbank hecht daarbij grote waarde aan het geconstateerde hoge recidiverisico (in de relationele sfeer), het mislukken van eerdere behandeltrajecten en het geconstateerde gebrek aan behandelmotivatie. Voor zover verdachte zegt behandeling wenselijk te achten, lijkt dit hoofdzakelijk ingegeven door de wens de strafmaat te beperken. De rechtbank zal daarom aan verdachte, naast de hiervoor genoemde onvoorwaardelijke gevangenisstraf, de maatregel van TBS met dwangverpleging opleggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het terugdringen van voornoemd recidiverisico en de bescherming van de maatschappij die nodig is, niet anders kan worden gerealiseerd dan door middel van het opleggen van de maatregel van TBS met dwangverpleging, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank zal de terbeschikkingstelling van verdachte gelasten en bevelen dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
De maatregel wordt opgelegd wegens misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten: poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en verkrachting, en is daarom niet gemaximeerd tot een periode van vier jaren.
Voorwaardelijk verzoek
Het voorwaardelijk verzoek om het onderzoek te heropenen en de psycholoog en psychiater ter zitting te horen zal de rechtbank afwijzen. De rechtbank volgt de deskundigen ten aanzien van de geconstateerde stoornissen, de verminderde toerekenbaarheid en de inschatting van het recidiverisico. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op deze bevindingen een zwaardere maatregelmodaliteit dan geadviseerd geboden is. Tot het horen van de deskundigen bestaat derhalve geen noodzaak.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 25.201,77, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 22 juli 2022. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- medische kosten € 49,55
- verblijf ziekenhuis € 31,--
- toekomstige medische reis en parkeerkosten € 2.500,--
- gederfde inkomsten € 2.665,39
- kosten dubbele huur € 3.820,23
- schade bril € 54,60
- aanschaffen camera’s € 381,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 15.000,-- gevorderd.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2](ingediend door bijzonder curator mr. [curator])
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 6.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 22 juli 2022. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- toekomstige medische reis en parkeerkosten € 1.500,--
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd, uit te betalen op een bankrekening met BEM-clausule.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 6.754,94 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 22 juli 2022. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reiskosten € 254,94
- toekomstige medische reis- en parkeerkosten € 1.500,--
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,-- gevorderd, uit te betalen op een bankrekening met BEM-clausule.
Mr. [curator] heeft ter terechtzitting op 9 januari 2024 de grondslag van de vorderingen primair gewijzigd, in die zin dat de gevorderde schadevergoeding bestaat uit vergoeding van schokschade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen met betrekking tot vergoeding van toekomstige medische reis- en parkeerkosten. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen (in elk geval) voor het overige integraal kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in de vordering met betrekking tot de post toekomstige reis- en parkeerkosten ad € 2.500,- niet-ontvankelijk te verklaren. Zoals uit de toelichting volgt is het onduidelijk of deze kosten ook daadwerkelijk zullen worden gemaakt. De vordering moet ten aanzien van de schadevergoeding voor dubbele huur van € 3.820,23 worden afgewezen dan wel dient de benadeelde partij voor die post niet-ontvankelijk te worden verklaard dan wel moet bij toewijzing, het toe te wijzen bedrag gematigd worden tot de helft. Deze post is strijdig met de civiele schadebeperkingsplicht en onduidelijk is of de woning van [slachtoffer 1] is (onder)verhuurd in de betreffende periode, en zo niet waarom hiertoe niet is overgegaan. Gelet op zijn standpunten ten aanzien van de bewijsbare feiten, heeft de raadsman bepleit de immateriële schadevergoeding te matigen tot een bedrag van € 5.000,-.
[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
De raadsman heeft verzocht de benadeelde partijen in de post toekomstige medische reis- en parkeerkosten ad € 1.500,- niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het meer of anders gevorderde of verzochte, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
Toekomstige reis- en parkeerkosten
De rechtbank is wat betreft de gevorderde toekomstige (medische) reis- en parkeerkosten, te weten: met betrekking tot [slachtoffer 1] een bedrag van € 2.500,-- en met betrekking tot de kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], telkens € 1.500, van oordeel dat ongewis is of en zo ja, in welke omvang deze kosten zich zullen voordoen. De rechtbank zal de benadeelde partijen in dit deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering en bepalen dat deze vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost tot vergoeding van dubbele huur € 3.820,23 is door de verdediging betwist. De rechtbank acht deze schadepost voldoende onderbouwd en aannemelijk evenals de overige opgevoerde materiële schadeposten: medische kosten € 749,55, verblijf ziekenhuis € 31,-- , gederfde inkomsten € 2.665,39, schade bril € 54,60 en aanschaffen camera's € 381,-- .
De rechtbank is van oordeel dat deze kosten (totaal € 7.701,77) toewijsbaar zijn.
Immateriële schade
De rechtbank acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) naar billijkheid vaststellen op € 10.000,-- en de vordering voor dat deel toewijzen. Daarbij is in het bijzonder gelet op genoemde aard en de ernst van de normschending. Verdachte heeft op grove en indringende wijze de lichamelijke integriteit van het slachtoffer aangetast. De rechtbank zal de vordering voor het overige (€ 5.000,--) afwijzen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 1] toewijzen tot een totaal bedrag van € 17.701,77, bestaande uit € 7.701,77 aan materiële schade en € 10.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 22 juli 2022. De rechtbank zal haar niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering voor zover deze ziet op gevorderde toekomstige medische reis- en parkeerkosten, ter hoogte van € 2.500,--. Voor het overige, € 5.000,-- immateriële schade, zal de rechtbank haar vordering afwijzen.
De vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
De vordering van [slachtoffer 3] ten aanzien van materiële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost tot vergoeding van reiskosten van € 254,94 is door de verdediging niet betwist. De rechtbank acht deze schadepost voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten toewijsbaar zijn.
De vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ten aanzien van immateriële schade
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van schokschade sluit de rechtbank aan bij recente jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958). De grondslag en de hoogte van de vorderingen zijn door de verdediging niet betwist, De rechtbank zal daarom de vorderingen van de kinderen toewijzen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 3] toewijzen tot een totaal bedrag van € 5.254,94, bestaande uit € 254,94 aan materiële schade en € 5.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 22 juli 2022. De rechtbank zal hem niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering voor zover deze ziet op gevorderde toekomstige (medische) reis- en parkeerkosten, ter hoogte van € 1.500,--.
De rechtbank zal de vordering van [slachtoffer 2] toewijzen tot een totaal bedrag van € 5.000,-- bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan, te weten 22 juli 2022. De rechtbank zal haar niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering voor zover deze ziet op gevorderde toekomstige (medische) reis en parkeerkosten, ter hoogte van € 1.500,--.
De rechtbank zal bepalen dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding op een ten behoeve van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] te openen bankrekening met een zogenoemde BEM-clausule zal worden gestort. Deze clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarigen. De minderjarige en zijn/haar wettelijke vertegenwoordiger kan in dat geval – tot de minderjarige de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt – alleen met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken. De rechtbank zal verder bepalen dat de bijzonder curator van de benadeelde partijen binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte dient te brengen van de bij de voor de kinderen geopende bankrekening behorende gegevens.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partijen is verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met het in het dictum te noemen aantal dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting van verdachte niet opheft.

8.De vordering tenuitvoerlegging

8.1
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 8 december 2021 van de politierechter in deze rechtbank (met parketnummer 08-320171-21) is verdachte ter zake van de misdrijven: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan een gedeelte groot drie weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 23 december 2021.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting, blijkt dat de politierechter in deze rechtbank op 26 oktober 2022 de vordering tot tenuitvoerlegging heeft toegewezen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt afgewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering tenuitvoerlegging.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het Openbaar Ministerie in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 08-320171-21 niet-ontvankelijk verklaren omdat de politierechter in deze rechtbank op 26 oktober 2022 de vordering tot tenuitvoerlegging onder dit parketnummer heeft toegewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 56, 57, 37a, 37b Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair,het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 2 primair:het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 3:het misdrijf: verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd;
Schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], toe tot een bedrag van € 17.701,77 (bestaande uit € 7.701,77 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 17.701,77 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 17.701,77 (zeventienduizend zevenhonderd een euro en zevenenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 1], en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
120 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1], voor de meer gevorderde materiële schade (€ 2.500,00) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige (immateriële schadevergoeding van € 5.000,00) af;
schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 5.254,94 (bestaande uit € 254,94 materiële schade en € 5.000,-- immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van een bedrag van € 5.254,94 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 5.254,94 (vijfduizend tweehonderd vierenvijftig euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 3], en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
61 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3], voor de meer gevorderde materiële schade (€ 1.500,00) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] te openen rekening met een BEM-clausule. De bijzonder curator van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte welke rekening voor de benadeelde partij is geopend;
schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 5.000,00 (bestaande uit immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 5.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2022);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2022 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 3], en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
60 dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2], voor de meer gevorderde materiële schade (€ 1.500,00) niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de als gevolg van deze uitspraak te betalen schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] te openen rekening met een BEM-clausule. De bijzonder curator van de benadeelde partij stelt hiertoe binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte welke rekening voor de benadeelde partij is geopend;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-320171-21
- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr E. Venekatte, en mr. V. Boelhouwers, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
Buiten staat
Mr. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022356590, opgemaakt en afgesloten op 25 april 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 januari 2024, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Toen ik op 22 juli 2022 terugkwam uit Egypte, ben ik naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan om de zaak uit te praten en om de kinderen te zien. [slachtoffer 1] en de kinderen waren thuis. Ik ben door de poort in de tuin gekomen. Ik kon via de achterdeur de woning in. Ik had tevoren niet laten weten dat ik langs zou komen.
Ik heb [slachtoffer 1] drie tot vijf seconden in de houdgreep genomen. Ik heb haar in een armklem genomen met mijn arm om haar nek/hals. [slachtoffer 1] ging naar boven. (…)Zij kwam naar beneden zonder broek.
Ik wilde weer via de tuin weg. [slachtoffer 1] stond voor de poort. Ik heb een kei gepakt en ik heb deze naar haar gegooid. De kei raakte haar op haar achterhoofd.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina’s 84 tot en met 87, voor zover inhoudend als de verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven;
Ik heb een relatie gehad met [verdachte]. Ik was thuis (op 22 juli 2022). Toen hoorde ik ineens de achterdeur opengaan. Toen stond hij ineens in de keuken.
Toen heeft hij mij gewurgd in de hal. Hij zei je gaat mee naar boven toe. Toen heeft hij mij weer die wurgklemhouding, (opmerking verbalisant: de aangeefster doet haar arm om haar nek, elleboog bij de kin) Dit deed hij zo strak dat ik bijna wegviel.
Toen moest ik van hem naar boven toe. Hij zei doe je schoenen uit, doe je broek uit.
Ik moest mijn benen wijd doen en toen ging hij met twee vingers in mijn vagina.
De kinderen hebben gezien dat hij mij wurgde in de hal, bij de voordeur. Toen heeft hij de deur dichtgedaan, dus mee naar boven gesleurd, drie keer gewurgd, zeg maar op de trap.
Ik ben naar buiten gerend. Toen heeft hij mij weer gewurgd, heeft hij mij op het gezicht geslagen en heeft hij een kei gepakt en op mijn hoofd gegooid.
Toen stond hij zo voor me (opmerking verbalisant: aangeefster houd haar beide armen boven haar hoofd).
Hij heeft mij een keer geslagen met de vuist in mijn gezicht.
De kinderen hebben het gezien, die stonden buiten bij de deur, die hebben gezien dat pappa hun moeder met de kei heeft gegooid.
(Aangeefster toont schaafwonden op haar benen en armen.) Dat komt omdat hij mij heeft getackeld beneden, weer met die wurghouding. De schaafwonden zijn ontstaan buiten, want ik had geen broek aan.
Hij sloeg mij in mijn gezicht, aan de linkerzijde van mijn hoofd.
3.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ([adres 1] [plaats]) pagina 184, 186 en 189 (en de daarbij gevoegde fotobijlage pagina 213 en 214), voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Wij verbalisanten kwamen voor forensisch onderzoek aan de locatie op de [adres 1].
Op de grond voor een tuinstoel zagen wij een basaltkei liggen. Wij zagen dat deze basaltkei aan meerdere zijden bebloed was (fotobordje 6, foto 46 en 47). De basalt kei werd veiliggesteld.
Sporendrager
Goednummer : [nummer]
SIN : [code]
Object : Steen, basalt kei fb 6 achtertuin perseel 38
4.
Het proces-verbaal vooronderzoek lab, pagina 220, 221 en de daarbij gevoegde fotobijlage 223, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als forensisch onderzoeker. Door mij een forensisch onderzoek verricht aan onderstaande sporendrager:
Goednummer : [nummer]
SIN : [code]
Object : Steen
Basalt kei fb 6 achtertuin perseel 38
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen:
Ik zag dat het een bevuilde steen betrof. Op basis van de onderzoeksvraag is de steen gemeten en gewogen.
Ik heb de steen gemeten (zie fotomap, foto's 1 en 2). De letters staan voor de volgende
afmetingen:
A = 14 cm
B = 14 cm
C = 14,5 cm
D = 12,5 cm
E = 9,5 cm
F = 9,5 cm
G = 12,5 cm
H = 14 cm
I = 13,5 cm
J = 15,5 cm
K = 13,5 cm
Het netto gewicht van de steen na berekening betrof 6355 gram.
5.
Een deskundigenverslag, te weten een letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Twente opgemaakt op 23 juli 2022, opgemaakt door drs. J. Dekker, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven:
Onderzoekgegevens
Naam: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 4]-1982
Datum letselonderzoek 23-07-2022
Samenvatting letsel: er zijn door mij een scheurwond, diverse schaafletsels, een kneuzing en een bloeduitstorting geconstateerd.
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: links boven op het behaarde hoofd, bevindt zich een min of meer rond, rafelig
huidletsel met bloederige afscheiding, met een doorsnede van ca 1 cm.
Soort: scheurwond
6.
Een deskundigenverslag, te weten een Forensisch Medische Letselrapportage opgemaakt op 23 juli 2022, opgemaakt door G. Reijnen, forensisch arts, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven:
verdachte: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 4]-1982
Het opgelopen letsel is niet potentieel levensbedreigend en zal naar verwachting binnen vier weken spontaan hersteld zijn. Ook onbehandeld zou het letsel niet levensbedreigend zijn geweest.
Letsel 1 (scheurwond): een scheurwond ontstaat t.g.v. een stomp trauma onder invloed van druk of overstrekking van de huid.
Toelichting: het letsel bevindt zich midden op de behaarde hoofdhuid.
Hoe ernstig is een letsel met dit ontstaansmechanisme als het letsel nabij gelegen structuren had geraakt. Beschrijf dit in termen van risico op ernstiger letsel, risico op complicaties, levensbedreigend/ risico op overlijden, risico op blijvende schade en/of langdurige revalidatie.
[Het slaan]met een steen op een hoofd gaat gepaard met een aanzienlijk risico op inwendig letsel. Structuren die beschadigd kunnen raken zijn de schedel, maar ook de hersenen. Door een (stompe) krachtsinwerking met een steen kan een bloeding tussen de hersenvliezen ontstaan (subduraal hematoom) waardoor de hersenen verdrukt raken. Verdrukking van de hersenen is in potentie levensbedreigend en kan in de ernstigste gevallen resulteren in overlijden of ernstige invaliditeit. verdachte heeft een reëel risico gelopen op dit letsel, hierom is ook een CT-scan van het hoofd vervaardigd op de SEH om dergelijk letsel aan te tonen/uit te sluiten.
8.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina’s 102 tot en met 105, voor zover inhoudend als de verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven;
Hij duwde mijn luchtpijp dicht. Ik kreeg echt geen lucht. We stonden op dat moment onderaan de trap in de hal van mijn woning. Ik moest naar boven toe en ik liep de trap op. Hij liep achter mij aan. Ik liep naar mijn slaapkamer toe en hij zei: "Je werkt mee [slachtoffer 1]". Ik liep naar mijn slaapkamer en moest mijn kleding uit doen van [verdachte]. Ik deed mijn broek en onderbroek uit. Ik hield verder mijn bovenkleding aan, dus mijn shirt, hemdje en beha. Ik moest op het bed gaan liggen en mijn knieën omhoog doen. Ik moest mijn benen uit elkaar doen. [verdachte] twee vingers in mijn vagina en draaide met die vingers.
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 120, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 22 juli 2022 waren wij verbalisanten belast met de noodhulpsurveillance in [plaats].
Omstreeks 18.25 uur, kregen wij het verzoek van het Operationele Centrum om te gaan
naar de [adres 1].
Kort daarop kwamen wij ter plaatse in de [adres 1]. Binnen bij perceel 42 aangekomen zagen wij een bebloede vrouw, naar later bleek slachtoffer [slachtoffer 1]. Wij zagen dat [slachtoffer 1] een bloedende wond op haar hoofd had, wij hoorden dat ze meteen verklaarde dat haar ex [verdachte] haar met een steen op haar hoofd had geslagen. Wij zagen dat [slachtoffer 1] enkel een onderbroek en een grijs shirt droeg.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], pagina 130, voor zover inhoudend als de verklaring van de getuige, zakelijk weergegeven:
Ik woon aan de [adres 2]. Ik hoorde omstreeks 18.15 uur
gegil. Ik hoorde ook: "help me dan, help me dan!" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat mijn buurvrouw [slachtoffer 1] hevig bloedend de poort uit kwam strompelen. Ik zag dat [slachtoffer 1] van top tot teen onder het bloed zat. Ze had alleen een shirt aan en een onderbroek, geen normale broek.
11.
Het proces-verbaal van buurtonderzoek, pagina 180, voor zover inhoudend als relaas van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 23 juli 2022 stelden wij een buurtonderzoek in aan de [adres 1] te [plaats].
De bewoner van perceel 31. Zat in huis zicht op voordeur overbuurvrouw en zag de buurvrouw in paniek naar buiten rennen in T-shirt in onderbroek. Helemaal onder het bloed.
12.
Een deskundigenverslag, te weten een letselrapportage forensische geneeskunde van GGD Twente opgemaakt op 23 juli 2022, opgemaakt door drs. J. Dekker, forensisch arts KNMG, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven:
Onderzoekgegevens
Naam: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 4]-1982
Datum letselonderzoek 23-07-2022
Samenvatting letsel: er zijn door mij een scheurwond, diverse schaafletsels, een kneuzing en een bloeduitstorting geconstateerd.
Lichaamsdeel: hoofd
Beschrijving: op de linker wang is een min of meer ovale diffuse zwelling zichtbaar met een wat vaag begrensde blauwige gloed. De afmetingen bedragen ca 3x5 cm.
Soort: kneuzing.
Algemene ontstaanswijze: kneuzingen kunnen ontstaan door stomp botsend en drukkend geweld zoals stoten, slaan, stompen, knijpen, schoppen of vallen.
Bloeduitstortingen zijn een uiting van een kneuzing. Kneuzingen kunnen ontstaan door stomp botsend en drukkend geweld zoals stoten, slaan, stompen, knijpen, schoppen of vallen.
Toelichting: er is sprake van een kneuzing gecombineerd met een bloeduitstorting.
Beschrijving: op de huid op de linker onderkaak is een matig scherp begrensde, bandvormig, rozerood zeer oppervlakkig huidletsel zichtbaar met enkele puntvormige korstjes verdeeld over het letsel. De afmetingenbedragen ca 2x0,5 cm.
Soort: oppervlakkig schaafletsel
Gemelde toedracht bij het letsel: bij de keel grijpen en/of nekklem.
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk (zeer goed, goed, mogelijk, niet goed, niet)
Lichaamsdeel hals
Beschrijving: rechts in de hals, min of meer circulair om de hals verlopend bevindt zich een streep- tot bandvormige, onregelmatige, vaag begrensde, rozerode, huidverkleuring met een aantal puntvormige bloedinkjes. De afmetingen bedragen ca 4,5x 0,1-0,5 cm.
Soort: kneuzing
Gemelde toedracht bij het letsel: bij de keel gegrepen en/of nekklem
Past gemelde toedracht bij letsel: goed
13.
Een deskundigenverslag, te weten een Forensisch Medische Letselrapportage opgemaakt op 23 juli 2022, opgemaakt door G. Reijnen, forensisch arts, voor zover inhoudend zakelijk weergegeven:
verdachte: [slachtoffer 1]
Geboortedatum: [geboortedatum 4]-1982
Verklaring van verdachte wordt medisch ondersteund door een letsel in de hals (letsel 5) dat kan passen bij verwurging.
Het opgelopen letsel is niet potentieel levensbedreigend en zal naar verwachting binnen vier weken spontaan hersteld zijn. Ook onbehandeld zou het letsel niet levensbedreigend zijn geweest.
Aannemende de verklaarde toedracht lijkt verdachte binnen de gevaarsetting wel een risico te hebben gelopen op (potentieel) levensbedreigend letsel. Binnen de verklaarde toedacht is er relevant risico geweest op een hersenbloeding/bloeding tussen de hersenvliezen (slaan met steen op hoofd) en op zuurstoftekort van de hersenen en beschadiging van de halsvaten (verwurging).
Letsel 5: (circulaire kneuzing/bloeduitstorting in de hals): kneuzingen ontstaan door stomp botsend of drukken geweld zoals stoten, slaan, stompen, knijpen, schoppen of vallen. Een bloeduitstorting is veelal een uiting van een kneuzing.
Hypothese toets 2
H0: Letsel 5 is ontstaan door verwurging door het aanleggen van een nekklem of door het (hardhandig) grijpen bij de keel
H1: Letsel 5 is ontstaan door een accidentele oorzaak (b.v. vallen)
Uitkomst: H0 is waarschijnlijker dan H1
Toelichting: letsel 5 betreft een bandvormig dan wel circulair lopende huidverkleuring. Het circulaire verloop in de hals kan gezien worden bij omstrengeling van de hals met een voorwerp/hand/arm. Een omstrengeling van de hals kent zelden een accidentele oorsprong
Hoe ernstig is een letsel met dit ontstaansmechanisme als het letsel nabij gelegen structuren had geraakt?
Bij de beantwoording van deze vraag doe ik een aanname:
2) Letsel 5 heeft als ontstaansmechanisme dat verdachte is verwurgd met een nekklem en/of doordat haar keel met de hand is dichtgeknepen.
Omstrengeling van de hals kan leiden tot het dichtdrukken van de halsvaten waardoor de hersenen minder zuurstof krijgen, waardoor een persoon bewusteloos kan raken. Een samendrukking van de halsslagaders gedurende 1 tot ca. 3 minuten kan leiden tot ademstilstand. Via prikkeling van een bepaald deel in de halsslagaderen (carotislichaampje) kan er ook een hartritmestoornis optreden.
Naast “uitwendig” letsel kunnen puntbloedingen worden waargenomen bij slachtoffers van samendrukkend geweld op de hals. Deze kunnen met name worden aangetroffen op het
oogbindvlies (oogwit), de binnenzijde van de oogleden, op plaatsen in/op het gelaat/hoofd waar de huid dun is zoals rond de ogen en achter de oren en op de slijmvliezen van de mond
(binnenzijde lippen en wang). De ernst van een verwurging wordt in de medische literatuur ingedeeld in “light strangulation”, “moderate strangulation” en “severe (life threatening)
strangulation”.
Met de aanwezigheid van puntbloedingen kan mede gedifferentieerd worden of er sprake is geweest van een levensbedreigende verwurging.