4.4.1Poging liquidatie van [slachtoffer] (feit 1)
4.4.1.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 januari 2022, omstreeks 13:30 uur, reed [slachtoffer] in een witte Hyundai Tucson, met het kenteken [kenteken], door de Calle Duarte in Las Terrenas (Dominicaanse Republiek), waar hij werd achtervolgd door twee mannen op een motorscooter. Tijdens die achtervolging werd er op het voertuig van [slachtoffer] geschoten. Het voertuig van [slachtoffer] kwam in botsing en raakte op zijn kant, waarna [slachtoffer] uit de auto klom en een steeg in rende. Hij werd achtervolgd door één van de mannen op de motorscooter en deze man schoot meermaals op [slachtoffer]. Volgens getuigen ter plaatse was de schutter een witte, magere, lange man met zwart haar en leek hij op een buitenlander. [slachtoffer] zelf heeft verklaard dat de schutter een heel erg jonge witte man was, met bruin haar en een gouden tand.
[slachtoffer] arriveerde in hypovolemische shock in het ziekenhuis als gevolg van bloedverlies. Hij was in ademnood door een ingeklapte linkerlong en bloedde hevig uit zijn linkerhand en uit het kogelgat in de linker zesde intercostale ruimte, aan de voorkant. Hij had meervoudige schotwonden, waaronder twee in de linkerhemithorax, beide perforerend, een wond in de linkerhand, met botbreuk en waarschijnlijk sectie van de elleboogzenuw van de linkerhand, en veel wonden op de armen met in totaal zeven openingen. Onderzoek wees uit dat een kogel de linkerlong had geperforeerd en een aantal ribben en het linkerschouderblad waren gebroken. [slachtoffer] werd met spoed geopereerd, waarmee zijn leven kon worden gered.
Voorafgaand aan het incident is op camerabeelden te zien dat twee mannen op een motorscooter achter de Hyundai van [slachtoffer] aan rijden. Op de beelden is te zien dat de Hyundai met hoge snelheid door een straat rijdt. Negen seconden later rijdt de motorscooter voorbij met daarop twee mannen. Terwijl de mensen in de richting blijven kijken waar de Hyundai en motorscooter heen zijn gereden, valt het op dat er vanuit de tegengestelde richting geen verkeer komt, behalve de motorscooter met daarop twee mannen.
Op de Google Pixel telefoon van [medeverdachte 1] werd op 11 november 2021 een foto opgeslagen waarop het paspoort van zijn (ex-)zwager [naam 2] (hierna: [naam 2]) is te zien. Diezelfde dag werd er een screenshot opgeslagen van de Google-zoekopdracht “Waar vraag ik een toeristenkaart Dominicaanse Republiek”.
Op 12 november 2021 werd er op de telefoon van [medeverdachte 1] een foto opgeslagen waarop is te zien dat er via de website Vliegtickets.be twee tickets zijn geboekt voor [medeverdachte 2] en [naam 2] voor een vlucht van Düsseldorf (Duitsland) naar Punta Cana (Dominicaanse Republiek) op 15 november 2021.
In een screenshot van een gesprek is te lezen dat op 15 november 2021 aan “Mister [naam 3]” wordt gestuurd: “We kunnen niet vertrekken we hebben alleen een heen ticket we moeten kunnen aan tonen dat we terug komen door een retour ticket te hebben”. Deze Mister [naam 3] wordt aangesproken met “sir”.
Op 15 november 2021 stuurt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1]: “Alles word nu gereboekt. Zijn ermee bezig”, “Sir is er van op de hoogte. Hij is blij” en “Ik regel het”, waarop [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] stuurt: “Bro regel het bro”.
Op een foto van een notitie die op 12 november 2021 in de telefoon van [medeverdachte 1] is opgeslagen is een lijstje te zien met daarin kosten voor tickets van € 1.335,--, een spoedpaspoort van € 350,--, PCR-testen van in totaal € 200,-- en treinreiskosten van in totaal ongeveer € 110,--. Verder staat op de foto dat er na aftrek van de kosten nog € 1.105,-- van de € 3.000,-- over is.
[naam 2] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan hem hadden gevraagd om met [medeverdachte 2] op vakantie te gaan naar de Dominicaanse Republiek. [medeverdachte 2] had de vliegtickets gekocht. Toen ze op het vliegveld aankwamen, bleek dat er nieuwe tickets gekocht moesten worden. Hiervan heeft [naam 2] afgezien en is teruggegaan naar Nederland.
In de telefoon van [medeverdachte 1] worden foto’s van een gesprek met de gebruiker van het account ‘[alias 1]’ aangetroffen met als opslagdatum 16 november 2021, waarin deze [alias 1] stuurt: “Ja juist en die ticket is omgezet na retour nu tog. Oké is daar ook wat voor bij gekomen? (…) stuurt iemand met u mee inshallah. Maar u kunt dan alvast beginnen. Ik heb alles klaar daar voor u. Ja ik geloof u mr maar ik bedoel zodat julie ook kunnen afwisselen”. De andere deelnemer van het gesprek stuurt hierop: “Sir, ik heb niemand nodig ik ga alleen als het moet. Ik weet exact wat ik moet doen & wat me te wachten staat”.
Uit vluchtgegevens is gebleken dat [medeverdachte 2] op 18 november 2021 vanaf Düsseldorf naar de Dominicaanse Republiek is gevlogen. [medeverdachte 2] houdt [medeverdachte 1] op 17 november 2021 op de hoogte waar hij is en hoe laat hij op het vliegveld in Düsseldorf aankomt. [medeverdachte 1] zegt op zijn beurt tegen [medeverdachte 2] dat hij tot half 9 moet wachten tot hij kan inchecken, dat [medeverdachte 2] moet gaan rusten en zijn telefoon moet opladen.
[medeverdachte 2] heeft ter zitting als getuige verklaard dat hij naar de Dominicaanse Republiek moest om [slachtoffer] te vinden, zodat [slachtoffer] geliquideerd kon worden. Hij wist niet wie [slachtoffer] was, maar het was hem wel duidelijk wat hij moest doen en hoe hij dat moest doen. Zodra [medeverdachte 2] [slachtoffer] zou hebben gelokaliseerd, moest hij doorgeven waar [slachtoffer] was. Als de schutters dan zouden komen, zou hij doen alsof hij er niet bij hoorde. Op enig moment heeft [medeverdachte 2] vernomen dat er op [slachtoffer] was geschoten. Hem werd verteld dat [slachtoffer] het wel had overleefd, maar dat hij in kritieke toestand in het ziekenhuis lag. Dit heeft [medeverdachte 2] vervolgens aan [medeverdachte 1] bericht.
Op 19 november 2021 is op de telefoon van [medeverdachte 1] een foto van [slachtoffer] opgeslagen die afkomstig is van politie.nl.
In chats van 20 november 2021 houdt [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] op de hoogte van de locaties waar hij is, waar hij “hem” ziet en beschrijft hij zijn uiterlijke kenmerken. [medeverdachte 2] stuurt [medeverdachte 1] dat hij “gelijk kkr veel stewss” heeft. [medeverdachte 1] zegt hierop tegen [medeverdachte 2] dat hij geen stress moet hebben, dat hij “prof” moet zijn, dat hij alles goed moet regelen en daarna “loesos” moet gaan. [medeverdachte 2] stuurt dat hij in een groep met de jongens zit en dat alles wordt besproken. Hij probeert één dag van tevoren “loesoe” te gaan, maar stuurt dat dat moeilijk wordt en dat hij denkt dat hij zelf bij die actie zal zijn. Verder stuurt [medeverdachte 2] dat als hij hem ziet op het feest bij zijn tafel en hij zegt dat hij het is, dat hij dan weg stapt “en dan ja…”. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] ervoor moet zorgen dat hij niet op camera’s teveel in zijn buurt moet worden gezien en als hij wordt “gekierd” dan moet [medeverdachte 2] schrikken en wegrennen. [medeverdachte 2] geeft hierop aan dat hij goed die “comedy” kan doen.
Op 20 november 2021 wordt om 21.39 uur € 2.500,-- contant gestort op de bankrekening van [verdachte] en om 22.24 uur nogmaals € 450,--. Vervolgens wordt er € 2.970,95 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf] ten behoeve van twee retourtickets voor [verdachte] en [medeverdachte 3]. Deze tickets zijn bestemd voor een heenvlucht op 23 november 2021 van Brussel (België) naar Santo Domingo (Dominicaanse Republiek) en een retourvlucht op 18 december 2021 van Santo Domingo (Dominicaanse Republiek), via Madrid (Spanje), naar Brussel (België). Op 22 november 2021 worden er met de rekening van [verdachte] twee treintickets van in totaal € 104,60 geboekt voor een treinrit van Lelystad naar Brussel (België) op 23 november 2021.
[getuige 1] (hierna: [getuige 1]), ex-vriendin van [medeverdachte 3], heeft verklaard dat [verdachte] [medeverdachte 3] heeft gevraagd voor een klus in de Dominicaanse Republiek. Zij moesten daarheen omdat [slachtoffer] daar zat. Een dag voordat [medeverdachte 3] en [verdachte] naar de Dominicaanse Republiek vertrokken heeft [getuige 1] [medeverdachte 3] naar de woning van de oma van [verdachte] toe gebracht. [verdachte] en [medeverdachte 3] hebben die nacht bij de oma van [verdachte] gelogeerd, waarna ze de volgende ochtend naar het vliegveld in Brussel zijn vertrokken.
Op 25 november 2021 zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] dat hij duidelijk moet zijn en vraagt of ze hem nu gaan “klaren” en hoe laat [medeverdachte 2] de boys ziet. [medeverdachte 2] geeft hierop aan dat hij er nu naartoe gaat en ze een foto laat zien en als zij zeggen dat het hem is dan gaan ze hem klaren. [medeverdachte 1] stuurt hierop: “Laat me wetem ?!!!?”. [medeverdachte 2] stuurt dat hij ze drie keer gaat vragen of ze het zeker weten en als ze ja zeggen, dan schieten ze vuurwerk af.
[medeverdachte 2] stuurt op 27 november 2021 aan [medeverdachte 1] dat ze hem gaan vinden, waarop [medeverdachte 1] vraagt waar ze hem gaan tegenkomen en waar [medeverdachte 2] nu is. [medeverdachte 2] geeft hierop aan dat ze nu bij chique restaurants en bars zijn en dat ze daar gaan rondlopen. Om 21:00 uur gaat [medeverdachte 2] bij de gym kijken, want dan is het meestal heel rustig daar. [medeverdachte 2] geeft aan dat ze hem moeten tegenkomen op straat en dat hij dan de locatie moet doorgeven, hem beschrijven en weggaan. Bij zijn verblijf is het niet mogelijk en hij wisselt constant van auto. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 2] wanneer er resultaat komt en vraagt of dit voor zondag is. [medeverdachte 2] hoopt het, want hij wordt zelf ongeduldig. [medeverdachte 1] reageert hierop door te zeggen dat het lang duurt.
In de tijd dat [verdachte] en [medeverdachte 3] in de Dominicaanse Republiek waren, hadden [getuige 1] en [medeverdachte 3] contact via Wickr. [medeverdachte 3] vertelde aan [getuige 1] dat ze naar plekken toe gingen waar ze dachten dat [slachtoffer] zou zijn. Ook vertelde hij haar dat ze [slachtoffer] een keer eerder hadden gezien, maar dat [slachtoffer] hun toen ook heeft gezien. [slachtoffer] had door dat hij in de gaten werd gehouden. Uiteindelijk hebben ze [slachtoffer] gevonden en op hem geschoten. Op die dag waren [medeverdachte 3] en [verdachte] op een scooter aan het rondrijden en toen kwamen ze [slachtoffer] toevallig tegen in de stad. [getuige 1] verklaarde dat [medeverdachte 3] eigenlijk zou schieten, maar dat [verdachte] het ook een keer wilde doen. [verdachte] heeft daarom geschoten. Er is een ongeluk gebeurd met de auto en op het moment dat [medeverdachte 3] en [verdachte] kwamen aanrijden heeft [verdachte] op [slachtoffer] geschoten. [verdachte] trilde, waardoor hij heeft gemist. [medeverdachte 3] heeft [getuige 1] over het schietincident verteld toen hij nog in de Dominicaanse Republiek was.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] wordt op 3 januari 2022 een foto opgeslagen die zeer vermoedelijk is gemaakt in Las Terrenas. Op 5 januari 2022 wordt er een afbeelding opgeslagen met daarop een witte auto die op zijn kant ligt en een Spaanstalige titel die luidt: “Onbekenden hebben een man van vreemde nationaliteit verwond door kogels in Las Terrenas”.
[medeverdachte 1] stuurt op 5 januari 2022 naar een onbekend gebleven persoon: “Secario in opleiding. Is [naam 4] zijn land hij voelt zicg thuis maar familie en vrouw wachten ook. En [naam 4] is soldaat. Maar is [naam 4] ze fout niet toch broeder hij moest hem plaatsen toch niet geven. Maar als hij daar gaat blijven levert het hem wat op buiten dat die top secario word” en “Snap het kankee ook niet. Wat bezielt hem om met H SAMEN. DAT is zijn kk taak niet eens.”
[medeverdachte 2] stuurt op 6 januari 2022 aan [medeverdachte 1]: “Kritieke. Levens. Gevaar. Toestand weer”, waarop [medeverdachte 1] vraagt hoe dat kan. Hierop stuurt [medeverdachte 2]: “Bloedingen. Inwendig. Fatale schot wonden”. [medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 2]: “Ga weg daar. Dus je mag weg. Dus is gelukt”. [medeverdachte 2] stuurt hierop: “Hij is in kritieke toestand nu. Hun zeggen. We bidden tot Jezus Josef Maria dat hij naar Diablo gaat hehe.” [medeverdachte 1] vraag aan [medeverdachte 2] waar hij nu naar toe gaat, waarop [medeverdachte 2] stuurt dat hij in een safehouse is.
Op 8 januari 2022 vraagt [medeverdachte 1] aan een onbekend gebleven persoon of het is gelukt en of hij safe is. Later stuurt hij: “Oke bro Dan zal ik hem van zelf bij mij zien”.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn met dezelfde vlucht op 9 januari 2022 vanaf de Dominicaanse Republiek, via Madrid (Spanje), naar Amsterdam Schiphol gereisd. Daar kwamen zij op
10 januari 2022, omstreeks 17.40 uur aan. De vliegtickets van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zijn beide op 9 januari 2022 om 13.14 uur geboekt en zijn beide contant betaald.
[getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 3] en een andere jongen zijn teruggevlogen naar Nederland, maar dat [verdachte] nog wat langer moest blijven. Dit was omdat ze boos op hem waren omdat hij niet goed had geschoten. [getuige 1] heeft, samen met [naam 5] (hierna: [naam 5]), [medeverdachte 3] en de andere jongen opgehaald van Schiphol. Deze jongen had een spijkerjasje aan met een witte bontkraag. Ze hebben de jongen bij een tankstation in de bebouwde kom in Amersfoort afgezet.
[medeverdachte 2] is op 10 januari 2022 om 20.04 uur de woning van [medeverdachte 1] binnen gegaan. [medeverdachte 1] heeft op 10 januari 2022 om 20.08 uur aan een onbekend gebleven persoon gestuurd dat [naam 4] nu naast hem zit, waarop de onbekend gebleven persoon aan [naam 4] vraagt hoe alles is verlopen en wat ze tegen hem zeiden op het vliegveld.
Op 18 oktober 2022 werden de beelden van de twee mannen op de motorscooter getoond in het programma Opsporing Verzocht. Getuigen hebben bij de politie verklaard dat zij een of meer personen op de scooter herkennen.
In de telefoon van [medeverdachte 3] is een notitie aangetroffen, met (onder meer) de volgende tekst:
“(…) Beter houden we deze notitie voor altijd kunnen we terugk ijken
Wist je nog broeder toen je een huurmodenasr was voor het kartel
Dat waren pas gekke tijden
Met de Dominicaanse patron en dtje
[medeverdachte 2] derde partij hij was helemaal kanker gek wallah die woede aanvallen waren lijp met die adhd van die man
(…)
kon ik maar terug naar die tijd en die man door ze vieze kanker kop schieten (…)”
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij het in de notitie heeft over [verdachte] en [medeverdachte 2].
Op 3 december 2022 belde [medeverdachte 3] met zijn neef, [naam 6]. Tijdens dit gesprek vertelde [medeverdachte 3] dat hij een keer in “Domi” heeft geschoten met een Glock die de “patron” altijd bij zich had.
Op de Google Pixel telefoon van [medeverdachte 1] is een chatgesprek van 12 januari 2022 aangetroffen tussen [medeverdachte 1], iemand met de gebruikersnaam ‘[alias 3]’ en iemand met de gebruikersnaam ‘[alias 2]’. In dit gesprek wordt besproken dat de zwager van [medeverdachte 1] aangepakt moet worden omdat die zwager nog € 1.500,-- schuldig is. [alias 3] geeft hierop aan dat als [medeverdachte 1] zijn zwager niet aanpakt, [alias 3] het zijn eigen team laat doen, op kosten van [medeverdachte 1]. [alias 3] eist het adres van de zwager op, maar [medeverdachte 1] wil dit adres niet geven, omdat zijn schoonmoeder daar ook woont. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij het gaat regelen. [alias 3] wil dat de zwager klappen krijgt en eist van [medeverdachte 1] dat hij kiest tussen zijn zwager en [alias 3]. [alias 3] geeft aan dat [medeverdachte 1] € 3.000,-- moet betalen aan het team van [alias 3] om de zwager aan te pakken. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij dat niet wil betalen. [alias 3] kan dat niet waarderen en vindt [medeverdachte 1] een ondankbare hond. Vervolgens eist [alias 3] dat [medeverdachte 1] nu € 10.000,-- terug betaalt. Op een gegeven moment biedt [medeverdachte 1] zijn excuses aan [alias 3] aan en geeft daarbij aan dat hij stress heeft. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij geregeld heeft dat zijn zwager het geld gaat betalen. [alias 3] eist dat het geld uit de zak van de zwager zelf betaald moet worden en heeft het over "ticket geld" dat terugbetaald moet worden. [medeverdachte 1] biedt nogmaals zijn excuses aan voor zijn grote bek en geeft aan dat het geld vandaag bij hem opgehaald kan worden.
4.4.1.2 De bewijsoverwegingen
De vraag die de rechtbank voor een bewezenverklaring van (het medeplegen van) poging tot moord moet beantwoorden is of er sprake was van opzet op het (met voorbedachte raad) doden van [slachtoffer] en zo ja, of [verdachte] daar betrokkenheid bij heeft gehad in de vorm van medeplegen, dan wel medeplichtigheid, of dat hij daartoe voorbereidingshandelingen heeft getroffen.
Nog voordat de rechtbank toekomt aan het beantwoorden van die vragen zal zij eerst beoordelen of de motorscooter met daarop twee mannen, die is te zien op de camerabeelden, dezelfde motorscooter is als de motorscooter met daarop twee mannen die [slachtoffer] hebben achtervolgd en beschoten.
Vervolgens zal de rechtbank toekomen aan de beoordeling wie de mannen waren die op de motorscooter zaten en welke man op [slachtoffer] heeft geschoten.
De rechtbank zal dan beoordelen of het schieten op [slachtoffer] kan worden gekwalificeerd als poging tot moord en tot slot zal de rechtbank toekomen aan de vraag of [verdachte] hier enige betrokkenheid bij heeft gehad.
Welke motorscooter was betrokken bij het schietincident?
De verdediging heeft aan de hand van een aantal stills van de camerabeelden aangevoerd dat er sprake zou zijn van een alternatief scenario, waarin de motorscooter die betrokken was bij de aanslag op [slachtoffer] een andere motorscooter is dan de motorscooter die op de beelden van Opsporing Verzocht is getoond. Zij betrekken in dat scenario verschillende motorscooters met daarop één persoon of twee personen die op de camerabeelden te zien zijn. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging niets heeft aangevoerd en uit het dossier niets naar voren is gekomen op basis waarvan dit alternatieve scenario aannemelijk is geworden.
Op basis van de hiervoor beschreven beelden, de verklaring van verbalisant [verbalisant] en de verklaring van [slachtoffer] stelt de rechtbank vast dat de motorscooter met daarop twee mannen betrokken was bij het schietincident. Verbalisant [verbalisant] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op de camerabeelden heeft gezien dat, op het moment dat de motorscooter de bocht om gaat, de man die achterop de motorscooter zit een beweging maakt alsof er een wapen wordt getrokken. Verder heeft hij verklaard dat hij op camerabeelden heeft gezien dat de auto botst, waarna het slachtoffer het steegje in rent, achtervolgd door de man die achterop de motorscooter zat, met een zwart T-shirt en een pistool in zijn rechterhand. Dit hebben getuigen ook gezien. Het signalement dat door de getuigen en [slachtoffer] wordt gegeven van de schutter, te weten een jonge witte, magere, lange man met zwart of bruin haar, die leek op een buitenlander (waarbij de rechtbank opmerkt dat dit is vanuit Dominicaans perspectief), komt overeen met de man die op de beelden achterop de motorscooter zit.
Het dossier bevat ook overigens geen aanwijzingen dat er sprake zou zijn van een andere motorscooter met daarop twee personen die betrokken zouden zijn geweest bij het schietincident.
Wie zaten er op de motorscooter en wie was de schutter?
De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 3] en [verdachte] op 23 november 2021 samen naar de Dominicaanse Republiek zijn gevlogen. [medeverdachte 3] is daar tot 9 januari 2022 gebleven en [verdachte] tot 13 januari 2022. Zij waren aldus in de Dominicaanse Republiek ten tijde van de beschieting van [slachtoffer]. Over hun verblijf in de Dominicaanse Republiek heeft [verdachte] geen verklaring willen afleggen. [medeverdachte 3] heeft hierover minimaal verklaard.
Naar aanleiding van de beelden in Opsporing Verzocht, zoals hiervoor vermeld, komen zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] in beeld als betrokkenen bij de schietpartij.
-
[verdachte]
De oma van [verdachte], [naam 7] (hierna: [naam 7]), en [naam 8] (hierna: [naam 8]) hebben aan de hand van de beelden [verdachte] herkend als de persoon die achterop de motorscooter zat.
Naar aanleiding van de kwaliteit van de beelden heeft de rechtbank nader onderzoek gelast naar de betrouwbaarheid van de herkenningen. Dit onderzoek is verricht door rechtspsycholoog dr. A. Vredeveldt (hierna: Vredeveldt). Zij heeft onderzoek gedaan naar de herkenningen door diverse getuigen op basis van videobeelden.
Over de herkenning van [verdachte] door [naam 7] schrijft Vredeveldt dat zij enige steun vond voor het scenario dat de herkenning van [verdachte] door [naam 7] juist was (namelijk dat zij hem goed kende en dat zij haar herkenning op een holistische manier omschreef), maar ook enige steun voor het scenario dat de herkenning onjuist was (namelijk dat haar herkenning kan zijn beïnvloed door een verwachtingseffect en een mogelijk motief om te liegen).
Vredeveldt vond voor de herkenning van [verdachte] door [naam 8] enige steun voor het scenario dat de herkenning van [verdachte] door [naam 8] juist was (namelijk dat hij op zijn minst ‘redelijk bekend’ voor haar was en dat zij haar herkenning op een holistische manier omschreef), maar ook enige steun voor het scenario dat de herkenning onjuist was (namelijk dat haar herkenning kan zijn beïnvloed door een verwachtingseffect en een mogelijk motief om te liegen).
De rechtspsycholoog heeft over de herkenning door [naam 7] gezegd dat zij steun vond voor zowel het scenario dat de herkenning juist was als dat de herkenning onjuist was. Volgens Vredeveldt kan de herkenning namelijk zijn beïnvloed door een verwachtingseffect en een mogelijk motief om te liegen. Dat motief zou erin liggen dat ze veel problemen met hem heeft gehad. Voor de herkenning van [verdachte] door [naam 8] vond de rechtspsycholoog enige steun voor het scenario dat de herkenning juist was, maar ook enige steun voor het scenario dat de herkenning onjuist was. Dat laatste zou worden veroorzaakt door een verwachtingseffect en een mogelijk motief om te liegen.
De rechtbank beoordeelt de verklaring van [naam 7] als authentiek en consistent en de rechtbank ziet in het dossier geen aanknopingspunten voor het scenario dat zij zou liegen over de herkenning van haar kleinzoon. Weliswaar zou [naam 7] hebben gezegd dat ze het niet erg vindt dat [verdachte] nu voor langere tijd vast zou zitten, maar daaruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat [naam 7] een leugenachtige verklaring heeft afgelegd met de bedoeling dat [verdachte] een jarenlange gevangenisstraf zou moeten uitzitten voor een poging liquidatie waar hij geen enkele betrokkenheid bij zou hebben gehad. Van bijzondere omstandigheden waaruit een dergelijke bedoeling van [naam 7] kan worden afgeleid is de rechtbank niet gebleken. De verdediging heeft verder aangevoerd dat [naam 7] onjuist heeft verklaard over beelden en/of foto’s die zij bij de politie heeft gezien, waardoor haar verklaring niet kan worden gebruikt als bewijs. De rechtbank is echter van oordeel dat, enkel de omstandigheid dat [naam 7] een onjuiste herinnering heeft aan de aan haar getoonde beelden en/of foto’s, niet wil zeggen dat [naam 7] [verdachte] daarom niet heeft kunnen herkennen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Ook de verklaring van [naam 8] vindt de rechtbank authentiek en consistent en de rechtbank ziet ook in dit geval onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat [naam 8] zou liegen over haar herkenning. Op het moment dat door de politie aan haar de foto’s en beelden van de twee mannen op de motorscooter werden getoond, wist zij niet dat [verdachte] naar de Dominicaanse Republiek was geweest, zei de naam [slachtoffer] haar niets en had zij de uitzending van Opsporing Verzocht ook niet gezien. De rechtbank ziet geen motief om te liegen over de herkenning in de berichten die vier maanden voor het verhoor van [naam 8] zijn gestuurd, waarin [verdachte] een dreigende toon aanneemt tegenover [naam 8]. Helemaal nu ze sindsdien geen contact meer hebben gehad. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het verweer van de verdediging, dat de hersenen van [naam 8] mogelijk zouden zijn aangetast door haar drugsverslaving, waardoor haar verklaring niet kan worden meegenomen als bewijs, feitelijke grondslag mist. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
De verklaringen van [naam 7] en [naam 8] worden bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen. Getuigen ter plaatse hebben een signalement gegeven van de schutter. Zij spreken over een heel jonge witte, magere, lange man met zwart of bruin haar en een gouden tand, die leek op een buitenlander. De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat [verdachte] twee gouden tanden heeft. [verdachte] past aldus in dat signalement. Het enkele feit dat [slachtoffer] slechts één gouden tand zou hebben gezien doet daar niet aan af. Het is immers heel goed mogelijk en denkbaar dat [slachtoffer] in alle snelheid en hectiek niet goed heeft gezien dat de schutter twee gouden tanden had. Daarnaast blijkt de betrokkenheid van [verdachte] uit de notitie die op de telefoon van [medeverdachte 3] is aangetroffen, waarin [medeverdachte 3] aangeeft dat hij, samen met de “Dominicaanse patron” en [verdachte], een huurmoordenaar was voor het kartel.
De rechtbank is van oordeel dat, op basis van het voorgaande, wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] degene was die achterop de motorscooter zat en degene die op [slachtoffer] heeft geschoten.
-
[medeverdachte 3]
[getuige 1] heeft [medeverdachte 3] in die uitzending herkend als de persoon die de motorscooter bestuurt.
[getuige 1] had in die periode al enige tijd een relatie met [medeverdachte 3]. Zij wist dat [medeverdachte 3] en [verdachte] naar de Dominicaanse Republiek gingen voor een klus. [getuige 1] en [medeverdachte 3] hadden via de applicatie Wickr contact op het moment dat [medeverdachte 3] in de Dominicaanse Republiek verbleef. [medeverdachte 3] heeft haar verteld dat [verdachte] en hij met z’n tweeën en reden op een scooter, er was een ongeluk gebeurd en [verdachte] heeft op [slachtoffer] geschoten. Omdat [verdachte] heel erg trilde heeft hij gemist. Daarover waren ze boos op [verdachte] en om die reden moest hij wat langer in de Dominicaanse Republiek blijven.
Ook [getuige 2] heeft [medeverdachte 3] op de beelden van Opsporing Verzocht herkend als de persoon die voorop de scooter zat.
De rechtbank ziet verder bewijs in de notitie die [medeverdachte 3] heeft opgesteld en die hij op zijn telefoon had staan. Uit deze notitie blijkt naar het oordeel van de rechtbank ondubbelzinnig dat [medeverdachte 3], samen met de “Dominicaanse patron” en [verdachte], een huurmoordenaar was voor het kartel. Verder schrijft [medeverdachte 3] dat hij terug in de tijd zou willen om die man “door ze vieze kanker kop te schieten”. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dat dit gaat over het schieten op [slachtoffer].
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [medeverdachte 3] de bestuurder is geweest van de motorscooter die [slachtoffer] heeft achtervolgd.
Poging tot moord op [slachtoffer]
Door met een vuurwapen meermaals op het lichaam van [slachtoffer] te schieten hebben verdachten vol opzet gehad op de dood van [slachtoffer].
Voor moord is daarnaast vereist dat er sprake is van voorbedachte raad. Voor een bewezenverklaring van “voorbedachte raad” dient vast komen te staan dat verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en zij niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat sprake was van voorbedachte raad. Immers zijn [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3] naar de Dominicaanse Republiek gevlogen voor een klus. Zij waren daar om [slachtoffer] te vinden met het doel om hem te liquideren.
Tot slot dient de rechtbank te beoordelen of [verdachte] de poging tot liquidatie van [slachtoffer] samen met anderen heeft gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
[medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte] zijn met hetzelfde doel naar de Dominicaanse Republiek gevlogen. Zij moesten [slachtoffer] vinden, zodat hij kon worden geliquideerd. [medeverdachte 2] zou [slachtoffer] daar opsporen (spotten) en als hij [slachtoffer] had gevonden, moest hij de locatie van [slachtoffer] doorgeven aan anderen, zodat zij vervolgens [slachtoffer] konden liquideren. In gesprekken met [medeverdachte 1], waarin [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] op de hoogte hield van alle ontwikkelingen, vertelde hij op 25 november 2021 dat hij naar de “boys” toe ging om een foto aan ze te laten zien, zodat ze vuurwerk konden afschieten (de rechtbank begrijpt: op [slachtoffer] konden schieten). Dit is twee dagen nadat [medeverdachte 3] en [verdachte] naar de Dominicaanse Republiek zijn gevlogen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat met “de boys” [medeverdachte 3] en [verdachte] worden bedoeld. [medeverdachte 2] moest [medeverdachte 1] hiervan op de hoogte houden. Uiteindelijk is [slachtoffer] gevonden en door [verdachte] beschoten waarbij [medeverdachte 3] de motorscooter bestuurde waarop zij [slachtoffer] achtervolgden en vervolgens zijn weggevlucht. Uit de verklaring van [getuige 1] is gebleken dat het min of meer een toevalligheid is geweest dat [verdachte] op [slachtoffer] heeft geschoten, omdat hij het graag een keer wilde proberen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hielden, afzonderlijk van elkaar, contact met onbekend gebleven personen die, zoals uit de chats blijkt, hoger in de hiërarchie stonden. Voor en na het schietincident legden zij verantwoording af aan deze personen.
Uiteindelijk zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] met dezelfde vlucht teruggegaan naar Nederland. In Nederland zijn ze door [getuige 1] en [naam 5] opgehaald en is [medeverdachte 2] bij een tankstation in de buurt van de woning van [medeverdachte 1] afgezet. [medeverdachte 2] is toen gelijk naar [medeverdachte 1] toegegaan. [verdachte] is vanwege het mislukken van de aanslag een paar dagen later teruggevlogen naar Nederland.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een rolverdeling, waarbij de verdachten in georganiseerd verband samenwerkten. De rollen die zij hadden bij de opdracht om [slachtoffer] te liquideren sloten op elkaar aan en ieder van hen vervulde een cruciale rol in het geheel, te weten het aansturen, het spotten en het uitvoeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [verdachte] en [medeverdachte 3], die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering door [verdachte] en [medeverdachte 3]. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich, samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer].
4.4.2Handelen in harddrugs (feit 2)
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of [verdachte] zich gedurende de ten laste gelegde periode met – kort gezegd – cocaïne handel heeft bezig gehouden.
Vanaf 1 januari 2023 werd het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van [verdachte] getapt. Uit tapgesprekken en nummervergaring komt naar voren dat [verdachte] ook gebruikmaakte van een ander telefoontoestel, te weten een Nokia met IMEI nummer [nummer 2] (hierna: [nummer 2]). Uit mastgegevens kwam naar voren dat beide telefoons gezamenlijk bewogen en vaak dezelfde mast aanstraalden als de mast die in het dekkingsgebied van het verblijfadres van [verdachte] viel. Verder bleek uit uitgeluisterde tapgesprekken en stemherkenning dat [nummer 2], welke vanaf 24 januari 2023 werd getapt, in gebruik was bij [verdachte].
In het telefoontoestel dat bij [nummer 2] werd gebruikt, werd in de periode van 24 januari 2023 tot en met 3 februari 2023 gebruik gemaakt van het nummer [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2]). Dit telefoonnummer is vanaf 14 februari 2023 getapt. Uit tapgesprekken, terugkomende tegencontacten en stemherkenning is komen vast te staan dat [verdachte] de gebruiker is van dat telefoonnummer.
Van [nummer 2] zijn de historische verkeersgegevens over de periode van 25 augustus 2022 tot en met 19 januari 2023 opgevraagd. Vanaf 25 augustus 2022 tot 9 december 2022 werd dit toestel gebruikt door het nummer [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3]) en vanaf 13 december 2022 tot 19 januari 2023 door [telefoonnummer 2]. De contacten bleven ondanks de wisseling van telefoonnummers hetzelfde. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] ook de gebruiker is geweest van [telefoonnummer 3]. Dit volgt ook uit het feit dat hetzelfde telefoontoestel werd gebruikt, te weten het toestel met [nummer 2], welke in gebruik was bij [verdachte].
Uit onderzoek naar [nummer 2] volgt dat [verdachte] in de perode van 25 augustus 2022 tot en met 19 januari 2023 veelvuldig contact heeft gehad met telefoonnummers van personen welke bij de politie bekend stonden als gebruikers van drugs.
[telefoonnummer 2] is in de periode van 24 januari 2023 tot en met 18 april 2023 (uitgezonderd de periode van 3 februari 2023 14 februari 2023) getapt en ook daaruit volgt dat [verdachte] handelde in harddrugs. Zo belde iemand op 31 januari 2023 naar [verdachte] met het verzoek om een grammetje snuifcoke voor € 30,--, waarop [verdachte] aangaf dat hij eraan kwam. Ook op 21 februari 2023 kreeg [verdachte] van een beller het verzoek om “30 snuif”, waarop hij beloofde dat hij eraan zou komen. Diezelfde dag zei [verdachte] tegen een beller dat hij op dat moment geen coke had, maar alleen rauwe, niet klaargemaakte. Hij gaf aan dat die avond alles verpakt en gekookt zou worden en dat het rond 19:00 uur klaar zou zijn. Op 21 maart 2023 wilde een beller zeven bolletjes voor € 50,-- van [verdachte] afnemen, waarop [verdachte] aangaf dat hij nieuwe moet halen en dat hij wil afspreken bij de basisschool.
Uit de historische gegevens van [telefoonnummer 2] komt naar voren dat [verdachte] in de periode van 18 april 2023 tot en met 22 juni 2023 veelvuldig contact heeft gehad met telefoonnummers welke in gebruik waren bij de politie bekende drugsgebruikers. Zo heeft [verdachte] in de periode van 24 januari 2023 tot en met 22 juni 2023 172 keer contact met [naam 9], die voorkomt in meerdere drugsonderzoeken en heeft verklaard cocaïne te gebruiken, en 234 keer contact met [naam 10], die bij de politie meerdere keren is genoemd en gehoord als afnemer/gebruiker in drugsonderzoeken. Met [naam 11], die ook in verband wordt gebracht met drugsgebruik, heeft [verdachte] in die periode 254 keer contact.
Verder volgt het handelen in harddrugs ook uit sms-berichten die [verdachte] stuurde. Zo gebruikte [verdachte] verschillende momenten waarop hij vermoedelijk drugs aanbood voor ‘happy hour’ prijzen. Hij stuurde onder andere op 27 februari 2023 berichten met de tekst: “Vanaf 13:00 t/m 15:00 happy hour 20€ 4stks” en op 1 maart 2023 berichten met de tekst: “Weer Actie!! voor "vandaag 8v 50!”.
Op 28 juni 2023 is een telefoon van [verdachte] in beslag genomen. In die telefoon stonden minimaal 30 drugsgerelateerde chats. Zo werd er in die chats door [verdachte] op 19 februari 2023 gestuurd dat hij die avond weer actief is voor rook en rauw, maar dat hij dit nog moet maken en het nu nog aan het koken is. Daarbij stuurt [verdachte] een foto van onder andere een kopje met daarin een witte substantie. Ook stuurt [verdachte] op 18 maart 2023 een afbeelding met daarop: “[naam 12]’s menukaart”, waarop onder meer collo (de rechtbank begrijpt: cocaïne) wordt aangeboden.
Uit een chatgesprek met het nummer [telefoonnummer 4] dat staat opgeslagen als ‘[alias 4]’ volgt dat er ook daadwerkelijk wordt geleverd door [verdachte]. Zo stuurt [verdachte] op 27 februari 2023 om 13:05 uur dat [alias 4] hem zo ziet. Om 15:29 uur die dag vraagt [alias 4] aan [verdachte] of [alias 4] nog een keer hetzelfde kan krijgen voor 40, waaruit volgt dat [verdachte] eerder die dag al iets heeft geleverd. Ook uit een bericht van [alias 4] van 2 maart 2023 volgt dat ze net al een keer hebben gehaald, waarna [alias 4] vraagt of ze nu één extra krijgen. Tot slot volgt dit uit het bericht van 3 maart 2023, waarin [alias 4] vraagt of [verdachte] 20 kan bezorgen en dat [alias 4] “de pof” (de rechtbank begrijpt: de schuld) van de dag ervoor zal inlossen. Ook in de dagen voor 31 mei 2023 is er blijkbaar op de pof geleverd door [verdachte] en [alias 4] had verzaakt die levering te betalen. [verdachte] geeft hierop aan dat als [alias 4] niet betaalt, hij op huisbezoek komt.
[naam 7] heeft verklaard dat [verdachte] handelde in drugs en dat dit zijn inkomen was. [naam 8] verklaarde dat [verdachte] handelde in cocaïne en dat zij zelf één of twee keer per week cocaïne van hem kocht.
De verklaring van [naam 8] dat het om cocaïne ging wordt ondersteund door de getapte gesprekken en andere informatie uit de telefoons. Daarin wordt gesproken over “snuifcoke”, “snuif” en “coke”. Daarnaast stond er op een via de chat rondgestuurde afbeelding met daarop “[naam 12]’s menukaart” dat onder andere “collo” te koop werd aangeboden. Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank woorden die doorgaans worden gebruikt voor cocaïne. Dit alles, in combinatie met de context van de aangetroffen gesprekken, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van cocaïne. Cocaïne staat op lijst I van de Opiumwet (OW).
Tot slot dient de rechtbank te beoordelen of met die cocaïne de onder 2 ten laste gelegde gedragingen zijn begaan, te weten het telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren, dan wel het aanwezig hebben van die cocaïne.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] de cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. Alle berichten die [verdachte] met de telefoons stuurde en de gesprekken die hij voerde waren erop gericht om harddrugs, waaronder cocaïne, te verkopen. [verdachte] stuurde zelfs een zogenaamde menukaart rond waarop alle producten en prijzen stonden en bracht zijn contacten op de hoogte van speciale acties. Daarnaast hebben zowel [naam 7] als [naam 8] verklaard dat [verdachte] drugs/cocaïne verkocht en heeft [naam 8] verklaard dat zij één of twee keer per week cocaïne van [verdachte] kocht.
Dat de cocaïne ook daadwerkelijk door [verdachte] werd verstrekt aan de kopers, blijkt uit de hierboven weergegeven berichten.
Ook het bereiden en bewerken van de cocaïne acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, zoals onder meer volgt uit het chatgesprek van 19 februari 2023 zoals hiervoor aangehaald.
De rechtbank is verder van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om te komen tot een bewezenverklaring van de overige onder 2 ten laste gelegde gedragingen en spreekt hem daarvan vrij.