ECLI:NL:RBOVE:2024:3793

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
71.326060.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord met ernstige verwondingen en schadevergoeding

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot moord. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van de poging tot moord op een slachtoffer, die op 4 januari 2022 in de Dominicaanse Republiek werd beschoten. De verdachte en zijn medeverdachten waren naar de Dominicaanse Republiek gereisd met de intentie om het slachtoffer te liquideren. Tijdens de achtervolging op het slachtoffer werd er met een vuurwapen op hem geschoten, wat resulteerde in ernstige verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten een nauwe en bewuste samenwerking hadden en dat er sprake was van voorbedachte raad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaren en heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 75.627,--, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen behandeld en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.326060.22 (P)
Datum vonnis: 16 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7, 13 en 27 mei 2024 en 2 juli 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. A. Ҫinar, advocaat in Heerlen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat namens de benadeelde partij [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) door mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat te Haarlem, is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 4 januari 2022, althans in de periode van 1 november 2021 tot en met 4 januari 2022, in Nederland en/of de Dominicaanse Republiek, samen met (een) ander(en) of alleen, heeft geprobeerd [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
(primair), dan wel dat verdachte daaraan medeplichtig is geweest
(subsidiair), althans dat verdachte de (poging tot) moord/doodslag op [slachtoffer] samen met (een) ander(en) heeft voorbereid
(meer subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 4 januari 2022, althans in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 4 januari 2022 te Lelystad, Rotterdam en/of (elders) in Nederland en/of in de Dominicaanse Republiek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] (Nederlandse nationaliteit) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven die [slachtoffer] heeft/hebben (op)gezocht/benaderd en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op/in het lichaam/hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
dat een of meer onbekende perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 4 januari 2022 te Lelystad, Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in de Dominicaanse Republiek tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter uitvoering van het door die onbekende perso(o)n(en) voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] (Nederlandse nationaliteit) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven die [slachtoffer] heeft/hebben (op)gezocht/benaderd en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen op/in het lichaam/hoofd van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 november 2021 tot en met 4 januari 2022 te Lelystad, Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in de Dominicaanse Republiek opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen, inlichtingen heeft verschaft door
- een (vuur)wapen en/of een scooter en/of een auto aan te schaffen en/althans/(vervolgens) dat (vuur)wapen en/of die scooter en/of die auto aan die onbekende perso(o)n(en) ter beschikking te stellen en/of
- ( de verblijfplaats van) die [slachtoffer] op te zoeken en/of (vervolgens) die [slachtoffer] te volgen en/of te observeren en/of die aldus verkregen informatie aan die onbekende perso(o)n(en) te verstrekken, en/of
- die onbekende perso(o)n(en) naar en/of van de plaats van het misdrijf te vervoeren/brengen;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de periode van 1 november 2021 tot en met 4 januari 2022 te Lelystad, Rotterdam en/of elders in Nederland en/of in de Dominicaanse Republiek tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten een (poging tot) moord/doodslag op [slachtoffer] (als bedoeld in de artikelen 287/289 Wetboek van Strafrecht) opzettelijk een of meer voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:
(in de Dominicaanse Republiek) een (vuur)wapen en/of een (vlucht)auto en/of een scooter heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden gehad.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Gelet op de samenhang tussen de strafzaken van verdachte en zijn medeverdachten zal, met het oog op de leesbaarheid van het vonnis, verdachte hierna telkens worden aangeduid met verdachte of [verdachte] . De medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en
[medeverdachte 3] zullen worden aangeduid met hun achternamen.
Voornoemde verdachten zijn betrokken bij het opsporingsonderzoek van de landelijke recherche genaamd ‘26Woltz’. In november 2021 werd een proces-verbaal verstrekt door het Team Criminele Inlichtingen (TCI) waarin onder meer stond dat [medeverdachte 1] de nieuwe moordmakelaar is uit de groep van [naam 1] (hiermee zou bedoeld worden [naam 1] ). [medeverdachte 1] zou in het bezit zijn van een groot geldbedrag en een lijst van mensen die geliquideerd moesten worden. Volgens de informatie zou [medeverdachte 1] al zijn begonnen met “de voorbereiding van iemand op die lijst” en zou hij op zoek zijn naar “hitters” en “spotters”. Naar aanleiding van deze informatie werd onderzoek 26Redcar gestart.
Tijdens een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 13 januari 2022 werd zijn Google Pixel telefoon aangetroffen en in beslag genomen. Uit onderzoek naar deze telefoon ontstond bij het onderzoeksteam het vermoeden dat [medeverdachte 1] betrokken was bij het voorbereiden en (mede)plegen van meerdere misdrijven, waaronder de poging tot liquidatie van [slachtoffer] . Verder volgde uit berichten in de in beslag genomen telefoon van [medeverdachte 2] dat hij mogelijk ook betrokken was bij de aanslag op [slachtoffer] .
Ten behoeve van het onderzoek naar de aanslag op [slachtoffer] werden op 18 oktober 2022 camerabeelden van twee mannen op een motorfiets (hierna ook wel motorscooter genoemd) in de Dominicaanse Republiek getoond in het programma Opsporing Verzocht. Op 25 oktober 2022 ontving het onderzoeksteam een TCI proces-verbaal waarin [naam 2] werd herkend als de persoon die achterop de motorscooter zat.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.3
De standpunten van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring op het standpunt gesteld dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Ten aanzien van een aantal bewijsmiddelen heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van vormverzuimen, waardoor deze bewijsmiddelen niet bruikbaar zijn voor het bewijs. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) niet kan worden gebruikt voor het bewijs, omdat die onbetrouwbaar en op essentiële punten innerlijk tegenstrijdig is en wordt weersproken door objectief bewijs. De verklaringen van [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ), [getuige 3] (hierna: [getuige 3] ) en [getuige 4] (hierna: [getuige 4] ) kunnen niet worden gebruikt voor het bewijs, omdat zij [verdachte] hebben herkend nadat zij hierover van [getuige 1] hebben gehoord.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman het standpunt ingenomen dat [verdachte] dient te worden vrijgesproken vanwege het ontbreken van zowel objectief en betrouwbaar bewijs als het ontbreken van dubbele opzet ten aanzien van de medeplichtigheid. Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde het standpunt ingenomen dat [verdachte] ook daarvan dient te worden vrijgesproken, omdat het dossier geen enkel objectief en betrouwbaar bewijsmiddel bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben, verwerven, vervaardigen, uitvoeren dan wel doorvoeren van die goederen.
Tot slot heeft de raadsman een aantal voorwaardelijke verzoeken gedaan.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vormverzuim bij de doorzoekingen
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er op grond van onjuiste informatie toestemming is gevraagd en verkregen van de rechter-commissaris voor het doen van de doorzoekingen van de woningen aan de [adres 1] , zijnde de woning van [verdachte] , en de [adres 2] , zijnde de woning van zijn oma, in [plaats]. De daaruit voortgekomen onderzoeksresultaten moeten, om die reden, worden uitgesloten van het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman verzocht te constateren dat er een vormverzuim heeft plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Hetgeen de raadsman aanvoert als onjuiste informatie is slechts een klein onderdeel van de informatie die aan de aanvraag tot doorzoeking ten grondslag ligt. Vaststaat dat [verdachte] en [medeverdachte 2] beiden het contact ‘ [alias 1] ’ in hun telefoon hadden opgeslagen. Deze ‘ [alias 1] ’ wordt in verband gebracht met ernstige geweldsmisdrijven. Verder staat ook vast dat er foto’s in de telefoon van [verdachte] stonden van een woning van (vermoedelijk) een beoogd slachtoffer. Dat daar abusievelijk niet bij is vermeld dat niet duidelijk is op welke datum en tijdstip deze foto is gemaakt en/of is opgeslagen doet daaraan niet af. De rechtbank is van oordeel dat dit onvoldoende is om te kunnen spreken van een (onherstelbaar) vormverzuim en verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
Getuigenverklaringen
De raadsman heeft aangevoerd dat een aantal verklaringen in het dossier onbetrouwbaar is dan wel moet worden uitgesloten van het bewijs vanwege vormverzuimen. Verder heeft de raadsman gesteld dat de getuigenverklaring van [getuige 4] moet worden uitgesloten van het bewijs, omdat die in strijd met de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten niet is opgenomen dan wel dat die opname is zoekgeraakt, waardoor sprake is van een onherstelbaar vormverzuim.
Ook de verklaring van [getuige 1] dient te worden uitgesloten van het bewijs, omdat de audio van het verhoor niet overeenkomt met de schriftelijke verklaring en er daarnaast sturende vragen zijn gesteld, wat een onherstelbaar vormverzuim oplevert en een schending van de behoorlijke procesorde.
De rechtbank overweegt het volgende
-
Getuige [getuige 1]
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de verklaring die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd er geen sprake is van een (onherstelbaar) vormverzuim. [getuige 1] heeft, na het doorlezen van haar verklaring, de verklaring ondertekend en is het dus eens met de inhoud en formulering van die verklaring. Bovendien is [getuige 1] op 11 maart 2024 nogmaals als getuige gehoord bij de rechter-commissaris. De raadsman van [verdachte] was hierbij aanwezig en heeft de gelegenheid gehad om vragen te stellen aan [getuige 1] over de inhoud van haar eerder afgelegde verklaring bij de politie. De raadsman heeft echter nagelaten vragen te stellen over de door haar gegeven antwoorden op de, in zijn ogen, sturende vragen, Ook heeft hij haar geen vragen gesteld over de, in zijn ogen, onjuiste schriftelijke weergave van het verhoor. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer van de raadsman.
Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1] overweegt de rechtbank als volgt. De raadsman stelt dat de herkenning zoals die door [getuige 1] is gedaan onjuist is en bovendien in strijd met objectieve bewijsmiddelen. Hiermee doelt de raadsman mogelijk op het proces-verbaal van 4 januari 2023, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , waarin de verbalisant relateert dat hij ziet dat de bestuurder van de scooter sterke gelijkenis vertoont met [medeverdachte 2] en op basis van die sterke gelijkenis tot de conclusie komt dat hij de bestuurder is geweest.
Naar aanleiding van de kwaliteit van de beelden heeft de rechtbank nader onderzoek gelast naar de betrouwbaarheid van de herkenningen. Dit onderzoek is verricht door rechtspsycholoog dr. A. Vredeveldt (hierna: Vredeveldt). Zij heeft onderzoek gedaan naar de herkenningen door diverse getuigen op basis van videobeelden.
Met betrekking tot de herkenning door [getuige 1] heeft zij geconcludeerd dat [verdachte] voor [getuige 1] een bekende was en dat de holistische manier waarop zij de herkenning omschreef beter passen past bij het scenario dat de herkenning juist was, maar dat het feit dat zij [verdachte] verwachtte te zien op de beelden beter past bij het scenario dat de herkenning onjuist was. Vredeveldt vond in het dossier geen aanwijzingen dat [getuige 1] op het moment dat [getuige 3] haar de foto stuurde een motief had om te liegen over de betrokkenheid van [verdachte] .
De rechtbank overweegt dat de verklaring van [getuige 1] gedetailleerd is en informatie bevat waarover zij op dat moment nog niet kon beschikken uit de uitzending van Opsporing Verzocht of andere mediaberichtgeving. De rechtbank is, met inachtneming van de conclusies van Vredeveldt, van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] authentiek en betrouwbaar is. De omstandigheid dat [getuige 1] verwachtte [verdachte] te zien op de beelden, wat volgens Vredeveldt beter zou kunnen passen bij het scenario dat de herkenning onjuist is, weegt naar het oordeel van de rechtbank niet zwaarder dan de omstandigheden waarin Vredeveldt aanleiding ziet voor een juiste herkenning door [getuige 1] . [getuige 1] heeft een lange tijd een relatie gehad met [verdachte] en kende zijn uiterlijk en lichaamsbewegingen daarom goed. [getuige 1] was daardoor goed in staat om [verdachte] te kunnen herkennen van de beelden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de verklaring van [getuige 1] uit te sluiten van het bewijs.
-
Getuigen [getuige 2] en [getuige 4]
De raadsman stelt dat er ook ten aanzien van de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 4] sprake is van een vormverzuim. Dit verweer zal de rechtbank onbesproken laten nu zij deze verklaringen niet voor het bewijs gebruikt.
-
Getuige [getuige 3]
Het verweer met betrekking tot getuige [getuige 3] zal de rechtbank hierna bespreken.
3.4.2
Poging liquidatie van [slachtoffer]
3.4.2.1 Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het behandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 4 januari 2022, omstreeks 13:30 uur, reed [slachtoffer] in een witte Hyundai Tucson, met het kenteken [kenteken] , door de Calle Duarte in Las Terrenas (Dominicaanse Republiek), waar hij werd achtervolgd door twee mannen op een motorscooter. Tijdens die achtervolging werd er op het voertuig van [slachtoffer] geschoten. Het voertuig van [slachtoffer] kwam in botsing en raakte op zijn kant, waarna [slachtoffer] uit de auto klom en een steeg in rende. Hij werd achtervolgd door één van de mannen op de motorscooter en deze man schoot meermaals op [slachtoffer] . Volgens getuigen ter plaatse was de schutter een witte, magere, lange man met zwart haar en leek hij op een buitenlander. [slachtoffer] zelf heeft verklaard dat de schutter een heel erg jonge witte man was, met bruin haar en een gouden tand.
[slachtoffer] arriveerde in hypovolemische shock in het ziekenhuis als gevolg van bloedverlies. Hij was in ademnood door een ingeklapte linkerlong en bloedde hevig uit zijn linkerhand en uit het kogelgat in de linker zesde intercostale ruimte, aan de voorkant. Hij had meervoudige schotwonden, waaronder twee in de linkerhemithorax, beide perforerend, een wond in de linkerhand, met botbreuk en waarschijnlijk sectie van de elleboogzenuw van de linkerhand, en veel wonden op de armen met in totaal zeven openingen. Onderzoek wees uit dat een kogel de linkerlong had geperforeerd en een aantal ribben en het linkerschouderblad waren gebroken. [slachtoffer] werd met spoed geopereerd, waarmee zijn leven kon worden gered.
Voorafgaand aan het incident is op camerabeelden te zien dat twee mannen op een motorscooter achter de Hyundai van [slachtoffer] aan rijden. Op de beelden is te zien dat de Hyundai met hoge snelheid door een straat rijdt. Negen seconden later rijdt de motorscooter voorbij met daarop twee mannen. Terwijl de mensen in de richting blijven kijken waar de Hyundai en motorscooter heen zijn gereden, valt het op dat er vanuit de tegengestelde richting geen verkeer komt, behalve de motorscooter met daarop twee mannen.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op de camerabeelden heeft gezien dat, op het moment dat de motorscooter de bocht om gaat, de man die achterop de motorscooter zit een beweging maakt alsof er een wapen wordt getrokken. Verder heeft hij verklaard dat hij op camerabeelden heeft gezien dat de auto botst, waarna het slachtoffer het steegje in rent, achtervolgd door de man die achterop de motorscooter zat, met een zwart T-shirt en een pistool in zijn rechterhand. Dit hebben getuigen ook gezien.
Op de Google Pixel telefoon van [medeverdachte 1] werd op 11 november 2021 een foto opgeslagen waarop het paspoort van zijn (ex-)zwager [naam 3] (hierna: [naam 3] ) is te zien. Diezelfde dag werd er een screenshot opgeslagen van de Google-zoekopdracht “Waar vraag ik een toeristenkaart Dominicaanse Republiek”.
Op 12 november 2021 werd er op de telefoon van [medeverdachte 1] een foto opgeslagen waarop is te zien dat er via de website Vliegtickets.be twee tickets zijn geboekt voor [medeverdachte 2] en [naam 3] voor een vlucht van Düsseldorf (Duitsland) naar Punta Cana (Dominicaanse Republiek) op 15 november 2021.
In een screenshot van een gesprek is te lezen dat op 15 november 2021 aan “Mister [naam 4] ” wordt gestuurd: “We kunnen niet vertrekken we hebben alleen een heen ticket we moeten kunnen aan tonen dat we terug komen door een retour ticket te hebben”. Deze Mister [naam 4] wordt aangesproken met “sir”.
Op 15 november 2021 stuurt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] : “Alles word nu gereboekt. Zijn ermee bezig”, “Sir is er van op de hoogte. “Hij is blij” en “Ik regel het”, waarop [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] stuurt: “Bro regel het bro”.
Op een foto van een notitie die op 12 november 2021 in de telefoon van [medeverdachte 1] is opgeslagen is een lijstje te zien met daarin kosten voor tickets van € 1.335,--, een spoedpaspoort van € 350,--, PCR-testen van in totaal € 200,-- en treinreiskosten van in totaal ongeveer € 110,--. Verder staat op de foto dat er na aftrek van de kosten nog € 1.105,-- van de € 3.000,-- over is.
[naam 3] heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan hem hadden gevraagd om met [medeverdachte 2] op vakantie te gaan naar de Dominicaanse Republiek. [medeverdachte 2] had de vliegtickets gekocht. Toen ze op het vliegveld aankwamen, bleek dat er nieuwe tickets gekocht moesten worden. Hiervan heeft [naam 3] afgezien en is teruggegaan naar Nederland.
In de telefoon van [medeverdachte 1] worden foto’s van een gesprek met de gebruiker van het account ‘ [alias 2] ’ aangetroffen met als opslagdatum 16 november 2021, waarin deze [alias 2] stuurt: “Ja juist en die ticket is omgezet na retour nu tog. Oké is daar ook wat voor bij gekomen? (…) stuurt iemand met u mee inshallah. Maar u kunt dan alvast beginnen. Ik heb alles klaar daar voor u. Ja ik geloof u mr maar ik bedoel zodat julie ook kunnen afwisselen”. De andere deelnemer van het gesprek stuurt hierop: “Sir, ik heb niemand nodig ik ga alleen als het moet. Ik weet exact wat ik moet doen & wat me te wachten staat”.
Uit vluchtgegevens is gebleken dat [medeverdachte 2] op 18 november 2021 vanaf Düsseldorf naar de Dominicaanse Republiek is gevlogen. [medeverdachte 2] houdt [medeverdachte 1] op 17 november 2021 op de hoogte waar hij is en hoe laat hij op het vliegveld in Düsseldorf aankomt. [medeverdachte 1] zegt op zijn beurt tegen [medeverdachte 2] dat hij tot half 9 moet wachten tot hij kan inchecken, dat [medeverdachte 2] moet gaan rusten en zijn telefoon moet opladen.
[medeverdachte 2] heeft ter zitting als getuige verklaard dat hij naar de Dominicaanse Republiek moest om [slachtoffer] te vinden, zodat [slachtoffer] geliquideerd kon worden. Hij wist niet wie [slachtoffer] was, maar het was hem wel duidelijk wat hij moest doen en hoe hij dat moest doen. Zodra [medeverdachte 2] [slachtoffer] zou hebben gelokaliseerd, moest hij doorgeven waar [slachtoffer] was. Als de schutters dan zouden komen, zou hij doen alsof hij er niet bij hoorde. Op enig moment heeft [medeverdachte 2] vernomen dat er op [slachtoffer] was geschoten. Hem werd verteld dat [slachtoffer] het wel had overleefd, maar dat hij in kritieke toestand in het ziekenhuis lag. Dit heeft [medeverdachte 2] vervolgens aan [medeverdachte 1] bericht.
Op 19 november 2021 is op de telefoon van [medeverdachte 1] een foto van [slachtoffer] opgeslagen die afkomstig is van politie.nl.
In chats van 20 november 2021 houdt [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] op de hoogte van de locaties waar hij is, waar hij “hem” ziet en beschrijft hij zijn uiterlijke kenmerken.
[medeverdachte 2] stuurt [medeverdachte 1] dat hij “gelijk kkr veel stewss” heeft. [medeverdachte 1] zegt hierop tegen [medeverdachte 2] dat hij geen stress moet hebben, dat hij “prof” moet zijn, dat hij alles goed moet regelen en daarna “loesos” moet gaan. [medeverdachte 2] stuurt dat hij in een groep met de jongens zit en dat alles wordt besproken. Hij probeert één dag van tevoren “loesoe” te gaan, maar stuurt dat dat moeilijk wordt en dat hij denkt dat hij zelf bij die actie zal zijn. Verder stuurt [medeverdachte 2] dat als hij hem ziet op het feest bij zijn tafel en hij zegt dat hij het is, dat hij dan weg stapt “en dan ja…”. [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 2] ervoor moet zorgen dat hij niet op camera’s teveel in zijn buurt moet worden gezien en als hij wordt “gekierd” dan moet [medeverdachte 2] schrikken en wegrennen. [medeverdachte 2] geeft hierop aan dat hij goed die “comedy” kan doen.
Op 20 november 2021 wordt om 21.39 uur € 2.500,-- cash gestort op de bankrekening van [medeverdachte 3] en om 22.24 uur nogmaals € 450,--. Vervolgens wordt er € 2.970,95 overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf] ten behoeve van twee retourtickets voor [medeverdachte 3] en [verdachte] . Deze tickets zijn bestemd voor een heenvlucht op 23 november 2021 van Brussel (België) naar Santo Domingo (Dominicaanse Republiek) en een retourvlucht op 18 december 2021 van Santo Domingo (Dominicaanse Republiek), via Madrid (Spanje), naar Brussel (België). Op 22 november 2021 worden er met de rekening van [medeverdachte 3] twee treintickets van in totaal € 104,60 geboekt voor een treinrit van Lelystad naar Brussel (België) op 23 november 2021.
[getuige 1] , ex-vriendin van [verdachte] , heeft verklaard dat [medeverdachte 3] [verdachte] heeft gevraagd voor een klus in de Dominicaanse Republiek. Zij moesten daarheen omdat [slachtoffer] daar zat. Een dag voordat [verdachte] en [medeverdachte 3] naar de Dominicaanse Republiek vertrokken heeft [getuige 1] [verdachte] naar de woning van de oma van [medeverdachte 3] toe gebracht. [medeverdachte 3] en [verdachte] hebben die nacht bij de oma van [medeverdachte 3] gelogeerd, waarna ze de volgende ochtend naar het vliegveld in Brussel zijn vertrokken.
Op 25 november 2021 zegt [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] dat hij duidelijk moet zijn en vraagt of ze hem nu gaan “klaren” en hoe laat [medeverdachte 2] de boys ziet. [medeverdachte 2] geeft hierop aan dat hij er nu naartoe gaat en ze een foto laat zien en als zij zeggen dat het hem is dan gaan ze hem klaren. [medeverdachte 1] stuurt hierop: “Laat me wetem ?!!!?”. [medeverdachte 2] stuurt dat hij ze drie keer gaat vragen of ze het zeker weten en als ze ja zeggen, dan schieten ze vuurwerk af.
[medeverdachte 2] stuurt op 27 november 2021 aan [medeverdachte 1] dat ze hem gaan vinden, waarop [medeverdachte 1] vraagt waar ze hem gaan tegenkomen en waar [medeverdachte 2] nu is. [medeverdachte 2] geeft hierop aan dat ze nu bij chique restaurants en bars zijn en dat ze daar gaan rondlopen. Om 21:00 uur gaat [medeverdachte 2] bij de gym kijken, want dan is het meestal heel rustig daar. [medeverdachte 2] geeft aan dat ze hem moeten tegenkomen op straat en dat hij dan de locatie moet doorgeven, hem beschrijven en weggaan. Bij zijn verblijf is het niet mogelijk en hij wisselt constant van auto. [medeverdachte 1] vraagt aan [medeverdachte 2] wanneer er resultaat komt en vraagt of dit voor zondag is. [medeverdachte 2] hoopt het, want hij wordt zelf ongeduldig. [medeverdachte 1] reageert hierop door te zeggen dat het lang duurt.
In de tijd dat [medeverdachte 3] en [verdachte] in de Dominicaanse Republiek waren, hadden [getuige 1] en [verdachte] contact via Wickr. [getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] haar vertelde dat ze naar plekken toe gingen waar ze dachten dat [slachtoffer] zou zijn. Ook vertelde hij haar dat ze [slachtoffer] een keer eerder hadden gezien, maar dat [slachtoffer] hun toen ook heeft gezien. [slachtoffer] had door dat hij in de gaten werd gehouden.
Uiteindelijk hebben ze [slachtoffer] gevonden en op hem geschoten. Op die dag waren [verdachte] en [medeverdachte 3] op een scooter aan het rondrijden en toen kwamen ze [slachtoffer] toevallig tegen in de stad. [getuige 1] verklaarde dat [verdachte] eigenlijk zou schieten, maar dat [medeverdachte 3] het ook een keer wilde doen. [medeverdachte 3] heeft daarom geschoten. Er is een ongeluk gebeurd met de auto en op het moment dat [verdachte] en [medeverdachte 3] kwamen aanrijden heeft [medeverdachte 3] op [slachtoffer] geschoten. [medeverdachte 3] trilde, waardoor hij heeft gemist. [verdachte] heeft [getuige 1] over het schietincident verteld toen hij nog in de Dominicaanse Republiek was.
Op de telefoon van [medeverdachte 1] wordt op 3 januari 2022 een foto opgeslagen die zeer vermoedelijk is gemaakt in Las Terrenas. Op 5 januari 2022 wordt er een afbeelding opgeslagen met daarop een witte auto die op zijn kant ligt en een Spaanstalige titel die luidt: “Onbekenden hebben een man van vreemde nationaliteit verwond door kogels in Las Terrenas”.
[medeverdachte 1] stuurt op 5 januari 2022 naar een onbekend gebleven persoon: “Secario in opleiding. Is [naam 5] zijn land hij voelt zicg thuis maar familie en vrouw wachten ook. En [naam 5] is soldaat. Maar is [naam 5] ze fout niet toch broeder hij moest hem plaatsen toch niet geven. Maar als hij daar gaat blijven levert het hem wat op buiten dat die top secario word” en “Snap het kankee ook niet. Wat bezielt hem om met H SAMEN. DAT is zijn kk taak niet eens.”
[medeverdachte 2] stuurt op 6 januari 2022 aan [medeverdachte 1] : “Kritieke. Levens. Gevaar. Toestand weer”, waarop [medeverdachte 1] vraagt hoe dat kan. Hierop stuurt [medeverdachte 2] : “Bloedingen. Inwendig. Fatale schot wonden”. [medeverdachte 1] stuurt [medeverdachte 2] : “Ga weg daar. Dus je mag weg. Dus is gelukt”. [medeverdachte 2] stuurt hierop: “Hij is in kritieke toestand nu. Hun zeggen. We bidden tot Jezus Josef Maria dat hij naar Diablo gaat hehe.” [medeverdachte 1] vraag aan [medeverdachte 2] waar hij nu naar toe gaat, waarop [medeverdachte 2] stuurt dat hij in een safehouse is.
Op 8 januari 2022 vraagt [medeverdachte 1] aan een onbekend gebleven persoon of het is gelukt en of hij safe is. Later stuurt hij: “Oke bro Dan zal ik hem van zelf bij mij zien”.
[verdachte] en [medeverdachte 2] zijn met dezelfde vlucht op 9 januari 2022 vanaf de Dominicaanse Republiek, via Madrid (Spanje), naar Amsterdam Schiphol gereisd. Daar kwamen zij op 10 januari 2022, omstreeks 17.40 uur aan. De vliegtickets van [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn beide op 9 januari 2022 om 13.14 uur geboekt en zijn beide contant betaald.
[getuige 1] heeft verklaard dat [verdachte] en een andere jongen zijn teruggevlogen naar Nederland, maar dat [medeverdachte 3] nog wat langer moest blijven. Dit was omdat ze boos op hem waren omdat hij niet goed had geschoten. [getuige 1] heeft, samen met [naam 6] (hierna: [naam 6] ), [verdachte] en de andere jongen opgehaald van Schiphol. Deze jongen had een spijkerjasje aan met een witte bontkraag. Ze hebben de jongen bij een tankstation in de bebouwde kom in Amersfoort afgezet.
[medeverdachte 2] is op 10 januari 2022 om 20.04 uur de woning van [medeverdachte 1] binnen gegaan. [medeverdachte 1] heeft op 10 januari 2022 om 20.08 uur aan een onbekend gebleven persoon gestuurd dat [naam 5] nu naast hem zit, waarop de onbekend gebleven persoon aan [naam 5] vraagt hoe alles is verlopen en wat ze tegen hem zeiden op het vliegveld.
Op 18 oktober 2022 werden de beelden van de twee mannen op de motorscooter getoond in het programma Opsporing Verzocht. Getuigen hebben bij de politie verklaard dat zij een of meer personen op de scooter herkennen.
In de telefoon van [verdachte] is een notitie aangetroffen, met (onder meer) de volgende tekst:
“ (…) Beter houden we deze notitie voor altijd kunnen we terugk ijken
Wist je nog broeder toen je een huurmodenasr was voor het kartel
Dat waren pas gekke tijden
Met de Dominicaanse patron en dtje
[medeverdachte 2] derde partij hij was helemaal kanker gek wallah die woede aanvallen waren lijp met die adhd van die man
(…)
kon ik maar terug naar die tijd en die man door ze vieze kanker kop schieten (…)”
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij het in de notitie heeft over [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Op 3 december 2022 belde [verdachte] met zijn neef, [naam 7] . Tijdens dit gesprek vertelde [verdachte] dat hij een keer in “ [alias 3] ” heeft geschoten met een Glock die de “patron” altijd bij zich had.
Op de Google Pixel telefoon van [medeverdachte 1] is een chatgesprek van 12 januari 2022 aangetroffen tussen [medeverdachte 1] , iemand met de gebruikersnaam ‘ [alias 4] ’ en iemand met de gebruikersnaam ‘ [alias 5] ’. In dit gesprek wordt besproken dat de zwager van [medeverdachte 1] aangepakt moet worden omdat die zwager nog € 1.500,-- schuldig is. [alias 4] geeft hierop aan dat als [medeverdachte 1] zijn zwager niet aanpakt, [alias 4] het zijn eigen team laat doen, op kosten van [medeverdachte 1] . [alias 4] eist het adres van de zwager op, maar [medeverdachte 1] wil dit adres niet geven, omdat zijn schoonmoeder daar ook woont. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij het gaat regelen. [alias 4] wil dat de zwager klappen krijgt en eist van [medeverdachte 1] dat hij kiest tussen zijn zwager en [alias 4] . [alias 4] geeft aan dat [medeverdachte 1] € 3.000,- moet betalen aan het team van [alias 4] om de zwager aan te pakken. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij dat niet wil betalen. [alias 4] kan dat niet waarderen en vindt [medeverdachte 1] een ondankbare hond. Vervolgens eist [alias 4] dat [medeverdachte 1] nu € 10.000,- terug betaalt. Op een gegeven moment biedt [medeverdachte 1] zijn excuses aan [alias 4] aan en geeft daarbij aan dat hij stress heeft. [medeverdachte 1] geeft aan dat hij geregeld heeft dat zijn zwager het geld gaat betalen. [alias 4] eist dat het geld uit de zak van de zwager zelf betaald moet worden en heeft het over "ticket geld" dat terugbetaald moet worden. [medeverdachte 1] biedt nogmaals zijn excuses aan voor zijn grote bek en geeft aan dat het geld vandaag bij hem opgehaald kan worden.
3.4.2.2 De bewijsoverwegingen
De vragen die de rechtbank voor een bewezenverklaring van (het medeplegen van) poging tot moord moet beantwoorden zijn of er sprake was van opzet op het (met voorbedachte raad) doden van [slachtoffer] en zo ja, of [verdachte] daar betrokkenheid bij heeft gehad in de vorm van medeplegen, dan wel medeplichtigheid, of dat hij daartoe voorbereidingshandelingen heeft getroffen.
Nog voordat de rechtbank toekomt aan het beantwoorden van die vragen zal zij eerst beoordelen wie de mannen waren die op de motorscooter zaten en welke man op [slachtoffer] heeft geschoten.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen of het schieten op [slachtoffer] kan worden gekwalificeerd als poging tot moord en tot slot zal de rechtbank toekomen aan de vraag of [verdachte] hier enige betrokkenheid bij heeft gehad.
Wie zaten er op de motorscooter en wie was de schutter?
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] en [medeverdachte 3] op 23 november 2021 samen naar de Dominicaanse Republiek zijn gevlogen. [verdachte] is daar tot 9 januari 2022 gebleven en [medeverdachte 3] tot 13 januari 2022. Zij waren aldus in de Dominicaanse Republiek ten tijde van de beschieting van [slachtoffer] . Over hun verblijf in de Dominicaanse Republiek heeft [verdachte] minimaal verklaard. [medeverdachte 3] heeft geen verklaring willen afleggen.
Naar aanleiding van de beelden in Opsporing Verzocht, zoals hiervoor vermeld, komen zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] in beeld als betrokkenen bij de schietpartij.
-
[verdachte]
[getuige 1] heeft [verdachte] op de beelden van die uitzending herkend als de persoon die de motorscooter bestuurt. Zij had in die periode al enige tijd een relatie met [verdachte] en wist dat [verdachte] en [medeverdachte 3] naar de Dominicaanse Republiek gingen voor een klus. [getuige 1] en [verdachte] hadden via de applicatie Wickr contact op het moment dat [verdachte] in de Dominicaanse Republiek verbleef. [verdachte] heeft haar verteld dat [medeverdachte 3] en hij met z’n tweeën reden op een scooter, dat er een ongeluk was gebeurd en dat [medeverdachte 3] op [slachtoffer] heeft geschoten. Omdat [medeverdachte 3] heel erg trilde heeft hij gemist. Daarover waren “ze” boos op [medeverdachte 3] en om die reden moest hij wat langer in de Dominicaanse Republiek blijven.
Ook [getuige 3] heeft [verdachte] op de beelden van Opsporing Verzocht herkend als de persoon die voorop de scooter zat. [getuige 3] is op verzoek van de raadsman ter zitting van 27 mei 2024 als getuige, onder ede, gehoord, naar aanleiding van een door de verdediging verstrekte foto waaruit zou kunnen volgen dat [getuige 3] zich in zijn verklaring bij de politie had vergist. Onder ede heeft [getuige 3] – kort gezegd – verklaard dat hij door een vriend van [verdachte] is benaderd en onder druk is gezet om op te schrijven dat zijn verklaring bij de politie onjuistheden zou bevatten, maar dat dit in werkelijkheid niet het geval is. Dit vormt dus geen aanleiding om de verklaring van [getuige 3] niet te gebruiken voor het bewijs. [getuige 3] heeft ter zitting bij het tonen van foto’s van de beelden verklaard dat de persoon voorop de scooter op [verdachte] lijkt. Het verweer van de raadsman, dat [getuige 3] [verdachte] pas na bevestiging van [getuige 1] zou hebben herkend, mist feitelijke grondslag. [getuige 3] heeft namelijk verklaard dat hij [verdachte] zelf herkende toen hij naar de uitzending van Opsporing Verzocht keek, waarna hij aan [getuige 1] heeft gevraagd om een bevestiging van die herkenning. Gelet hierop verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.
De rechtbank overweegt verder nog dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] steun vinden in andere bewijsmiddelen. Onder meer in het telefoongesprek tussen [verdachte] en zijn neef, [naam 7] , van 3 december 2022 waarin [verdachte] vertelde dat hij een keer in “ [alias 3] ” heeft geschoten met een Glock die de “patron” altijd bij zich had. Verder volgt uit de notitie in de telefoon van [verdachte] dat [verdachte] , samen met de “Dominicaanse patron” en [medeverdachte 3] , een huurmoordenaar was voor het kartel. Het eerder genoemde proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] van 4 januari 2023 vindt daarentegen geen steun in andere bewijsmiddelen.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] de bestuurder is geweest van de motorscooter die [slachtoffer] heeft achtervolgd.
-
[medeverdachte 3]
De oma van [medeverdachte 3] , [naam 8] (hierna: [naam 8] ), en [naam 9] (hierna: [naam 9] ) hebben aan de hand van de beelden [medeverdachte 3] herkend als de persoon die achterop de motorscooter zat.
De verklaringen van [naam 8] en [naam 9] worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Getuigen ter plaatse hebben een signalement gegeven van de schutter. Zij spreken over een heel jonge witte, magere, lange man met zwart of bruin haar en een gouden tand, die leek op een buitenlander. De rechtbank heeft ter zitting vastgesteld dat [medeverdachte 3] twee gouden hoektanden heeft. [medeverdachte 3] past aldus in dat signalement. Het enkele feit dat [slachtoffer] slechts één gouden tand zou hebben gezien doet daar niet aan af. Het is immers heel goed mogelijk en denkbaar dat [slachtoffer] in alle snelheid en hectiek niet goed heeft gezien dat de schutter twee gouden tanden had. Daarnaast blijkt de betrokkenheid van [medeverdachte 3] uit de notitie die op de telefoon van [verdachte] is aangetroffen, waarin [verdachte] aangeeft dat hij, samen met de “Dominicaanse patron” en [medeverdachte 3] , een huurmoordenaar was voor het kartel.
De rechtbank is van oordeel dat, op basis van het voorgaande, wettig en overtuigend is bewezen dat [medeverdachte 3] degene was die achterop de motorscooter zat en degene die op [slachtoffer] heeft geschoten.
Poging tot moord op [slachtoffer]
Door met een vuurwapen meermaals op het lichaam van [slachtoffer] te schieten hebben verdachten vol opzet gehad op de dood van [slachtoffer] .
Voor moord is daarnaast vereist dat er sprake is van voorbedachte raad. Voor een bewezenverklaring van “voorbedachte raad” dient vast komen te staan dat verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en zij niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat sprake was van voorbedachte raad. Immers zijn [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] naar de Dominicaanse Republiek gevlogen voor een klus. Zij waren daar om [slachtoffer] te vinden met het doel om hem te liquideren.
Medeplegen
Tot slot dient de rechtbank te beoordelen of [verdachte] de poging tot liquidatie van [slachtoffer] samen met anderen heeft gepleegd.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
[medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] zijn met hetzelfde doel naar de Dominicaanse Republiek gevlogen. Zij moesten [slachtoffer] vinden, zodat hij kon worden geliquideerd. [medeverdachte 2] zou [slachtoffer] daar opsporen (spotten) en als hij [slachtoffer] had gevonden, moest hij de locatie van [slachtoffer] doorgeven aan anderen, zodat zij vervolgens [slachtoffer] konden liquideren. In gesprekken met [medeverdachte 1] , waarin [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] op de hoogte hield van alle ontwikkelingen, vertelde hij op 25 november 2021 dat hij naar de “boys” toe ging om een foto aan ze te laten zien, zodat ze vuurwerk konden afschieten (de rechtbank begrijpt: op [slachtoffer] konden schieten). Dit is twee dagen nadat [verdachte] en [medeverdachte 3] naar de Dominicaanse Republiek zijn gevlogen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat met “de boys” [verdachte] en [medeverdachte 3] worden bedoeld. [medeverdachte 2] moest [medeverdachte 1] hiervan op de hoogte houden. Uiteindelijk is [slachtoffer] gevonden en door [medeverdachte 3] beschoten, waarbij [verdachte] de motorscooter bestuurde waarop zij [slachtoffer] achtervolgden en vervolgens zijn weggevlucht. Uit de verklaring van [getuige 1] is gebleken dat het min of meer een toevalligheid is geweest dat [medeverdachte 3] op [slachtoffer] heeft geschoten, omdat hij het graag een keer wilde proberen. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hielden, afzonderlijk van elkaar, contact met onbekend gebleven personen die, zoals uit de chats blijkt, hoger in de hiërarchie stonden. Voor en na het schietincident legden zij verantwoording af aan deze personen.
Uiteindelijk zijn [medeverdachte 2] en [verdachte] met dezelfde vlucht teruggegaan naar Nederland. In Nederland zijn ze door [getuige 1] en [naam 6] opgehaald en is [medeverdachte 2] bij een tankstation in de buurt van de woning van [medeverdachte 1] afgezet. [medeverdachte 2] is toen gelijk naar [medeverdachte 1] toegegaan. [medeverdachte 3] is vanwege het mislukken van de aanslag een paar dagen later teruggevlogen naar Nederland.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een rolverdeling, waarbij de verdachten in georganiseerd verband samenwerkten. De rollen die zij hadden bij de opdracht om [slachtoffer] te liquideren sloten op elkaar aan en ieder van hen vervulde een cruciale rol in het geheel, te weten het aansturen, het spotten en het uitvoeren. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] , die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering door [medeverdachte 3] en [verdachte] . Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [verdachte] zich, samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer] .
Voorwaardelijke verzoeken
Indien de rechtbank de verklaring van [getuige 1] zal gebruiken voor het bewijs, heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden om een verbatim uitwerking te laten opmaken van de verklaring van [getuige 1] en aan rechtspsycholoog Vredeveldt, opdracht te geven om zich uit te laten over de betrouwbaarheid van de gehele verklaring van [getuige 1] , en dan met name gericht op de voorbereiding, het spotten en het schieten.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om de zaak aan te houden, zodat er van de Dominicaanse autoriteiten kopieën kunnen worden verkregen van de (aanvullende) originele camerabeelden, en, indien de rechtbank enige getuigenverklaring gebruikt voor het bewijs, om (opnieuw) alle mediaberichten over de poging liquidatie van [slachtoffer] toe te voegen aan het dossier, om vast te kunnen stellen dat de getuigen daar geen informatie uit hebben verkregen.
Tot slot heeft de raadsman gepersisteerd in zijn verzoek om [naam 10] (een Somalische jongen), [naam 11] , [naam 7] en een onbekend gebleven persoon (die tegen [getuige 2] heeft gezegd dat [verdachte] niet betrokken is bij de poging liquidatie) te horen als getuigen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van deze voorwaardelijke verzoeken als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de verdediging de gelegenheid heeft gehad om de geluidsopnamen te beluisteren en daarvan gebruik heeft gemaakt. Naar aanleiding van het beluisteren van de geluidsopnamen heeft de raadsman meermaals verzocht om het verbatim uitwerken van het gehele verhoor. Het Openbaar Ministerie heeft meermaals de verdediging verzocht aan te geven om welke stukken het exact gaat. De verdediging heeft telkens gesteld dat zij dit niet konden. Daarnaast is de verdediging in de gelegenheid geweest om alle (relevante) vragen die zij nog had tijdens het verhoor door de rechter-commissaris aan [getuige 1] te stellen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het recht op een eerlijk proces. De rechtbank ziet gelet op al hetgeen hiervoor reeds is overwogen geen noodzaak om een verbatim uitwerking van het verhoor van [getuige 1] op te laten maken en wijst dit verzoek dan ook af.
Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om de deskundige Vredeveldt opdracht te geven om zich uit te laten over de betrouwbaarheid van de gehele verklaring van [getuige 1] . De beoordeling van de betrouwbaarheid van een getuige is aan de rechtbank en de rechtbank acht zich op basis van het dossier voldoende voorgelicht. De rechtbank wijst dat verzoek dan ook af.
Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om de Dominicaanse autoriteiten nogmaals om aanvullende beelden te verzoeken. Het kabinet van de rechter-commissaris heeft alle mogelijke inspanningen verricht om eventuele andere beelden te verkrijgen. Verder is de rechtbank van oordeel dat de raadsman onvoldoende heeft onderbouwd waarom de ontbrekende beelden, als die er al zouden zijn, een beter beeld zouden kunnen geven. De rechtbank wijst daarom het verzoek af.
De rechtbank ziet geen aanleiding om opnieuw onderzoek te doen naar alle mediaberichten over het schietincident. De verdediging heeft onvoldoende onderbouwd waarom het door de rechter-commissaris gedane onderzoek onvolledig zou zijn en wijst het verzoek dan ook af.
Tot slot heeft de raadsman verzocht om [naam 10] , [naam 11] , [naam 7] en een onbekend gebleven persoon te horen als getuige. De rechtbank heeft deze verzoeken eerder afgewezen en er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die zouden moeten leiden tot een ander oordeel. De rechtbank wijst daarom ook dat verzoek af.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 23 november 2021 tot en met 4 januari 2022 in de Dominicaanse Republiek tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, genaamd [slachtoffer] (Nederlandse nationaliteit) opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven die [slachtoffer] heeft (op)gezocht/benaderd en/of (vervolgens) meermalen met een vuurwapen op/in het lichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 289 juncto 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van poging tot moord.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ten aanzien van het bewezenverklaarde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van de tijd die [verdachte] in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het standpunt ingenomen dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), de beperkte rol van [verdachte] , het reclasseringsrapport, het rapport van Bureau Strafrechtadvies Peeters en de Bekker en de jeugdige leeftijd van [verdachte] . Verder heeft de raadsman verzocht het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het strafbare feit
[verdachte] heeft, samen met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , in opdracht van een of meer onbekend gebleven personen, geprobeerd [slachtoffer] te vermoorden. [medeverdachte 1] heeft de moordopdracht aangenomen en [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte] bereid gevonden om naar de Dominicaanse Republiek af te reizen om [slachtoffer] te vinden en hem vervolgens te liquideren. Uiteindelijk hebben [medeverdachte 3] en [verdachte] [slachtoffer] gevonden. Na een wilde achtervolging, waarbij [medeverdachte 3] op de auto van [slachtoffer] schoot en die auto verongelukte, heeft [medeverdachte 3] op klaarlichte dag, terwijl hij achter [slachtoffer] aanrende en er veel mensen op straat waren, meerdere keren op [slachtoffer] geschoten. Dat er die dag niet meer slachtoffers zijn gevallen, is een kwestie van geluk en op geen enkele wijze aan [verdachte] en zijn mededaders te danken. [slachtoffer] is door meerdere kogels geraakt, waarbij één van de kogels zijn linkerlong heeft geperforeerd. Dat hij deze aanslag op zijn leven heeft overleefd, is uitsluitend te danken aan snel medisch ingrijpen.
Persoon van de verdachte
Uit het strafblad van 23 mei 2024 van [verdachte] blijkt dat hij op 23 september 2023 voor gevaarlijk rijgedrag en het verlaten van de plaats van het ongeval is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, een taakstraf van 40 uren een rijontzegging voor de duur van zes maanden. Ook is aan [verdachte] op 14 december 2022 een strafbeschikking opgelegd, te weten een geldboete van € 700,--, voor het hebben van een vals kenteken. Artikel 63 Sr is daarom van toepassing.
In het reclasseringsadvies van 13 december 2023 komt naar voren dat [verdachte] zijn leefgebieden in praktische zin op orde heeft. Voordat hij in voorlopige hechtenis kwam volgde hij een opleiding of had hij werk. Daarnaast heeft hij een steunend familiair netwerk, stabiele huisvesting en zijn er geen problemen ten aanzien van het middelengebruik. Er kan volgens de reclassering niet gesproken worden over duidelijk aanwijsbare criminogene factoren. Nu [verdachte] niet functioneert op verstandelijk beperkt niveau en niet meer ontvankelijk lijkt voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen, adviseert de reclassering het volwassenenstrafrecht toe te passen. De rechtbank sluit zich daarbij aan.
Strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat, vanwege de ernst van het gepleegde strafbare feit en wat zij hiervoor heeft overwogen, alleen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur passend en geboden is.
Het plegen van een (poging tot) moord behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent. De maximale gevangenisstraf voor een poging tot moord is 20 jaar. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak, waarbij sprake is van het (georganiseerd) medeplegen van een poging tot moord, een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren de ondergrens is. In het geval van [verdachte] weegt de rechtbank in strafverzwarende zin het volgende mee.
[verdachte] heeft zich op zeer jonge leeftijd laten inhuren om aan de andere kant van de wereld iemand met wie hij geen enkele binding lijkt te hebben, te liquideren. Het behoeft geen betoog dat een (poging) liquidatie voor grote onrust en een groot gevoel van onveiligheid zorgt in de samenleving en ongekend leed veroorzaakt bij slachtoffers dan wel nabestaanden.
De rechtbank vindt het uitermate zorgwekkend hoe koelbloedig [verdachte] en zijn mededaders te werk zijn gegaan. Uit het dossier komt een beeld naar voren van een jongen die zich waarschijnlijk in ruil voor geld in laat huren om een moord te plegen. Het lijkt een kwestie van toeval te zijn dat [medeverdachte 3] degene is geweest die op [slachtoffer] heeft geschoten. Als [medeverdachte 3] niet een keer had willen schieten, dan had [verdachte] het gedaan. Het is niet alleen zorgwekkend maar ook ronduit schokkend dat een mensenleven in de ogen van [verdachte] kennelijk niks waard is.
De op te leggen straf dient ter vergelding van het feit dat [verdachte] heeft geprobeerd [slachtoffer] het meest fundamentele recht van een mens, het leven, te ontnemen.
[verdachte] heeft op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden of berouw getoond. In de genoemde notitie in zijn telefoon uit [verdachte] zelfs de wens terug te willen naar die tijd om, zoals de rechtbank begrijpt, “die man” door zijn “vieze kanker kop” te schieten. Dat doet vrezen voor herhaling en de rechtbank vindt dan ook dat de maatschappij langdurig beschermd moet worden tegen [verdachte] .
De rechtbank is van oordeel dat, alles overwegend, een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren voor dit feit passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Gelet op de bewezenverklaring en omdat aan verdachte een straf wordt opgelegd van aanzienlijk langere duur dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal de rechtbank het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis afwijzen. Ook het verzoek om schorsing zal worden afgewezen. De rechtbank is van oordeel dat de strafvorderlijke belangen voor het toepassen van voorlopige hechtenis zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van verdachte.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
Bij [verdachte] zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
2 1 STK GSM
(Omschrijving: PL2600-LERBC22002_775553, zwart, merk: iphone)
5 1 STK GSM
(Omschrijving: PL2600-LERBC22002_775555, zwart)
6 1 STK GSM
(Omschrijving: PL2600-LERBC22002_775554, wit, merk: iphone)
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de onder de nummers 2 en 6 in beslag genomen telefoons moeten worden verbeurdverklaard, omdat in de eerste telefoon de notitie werd aangetroffen en in de tweede telefoon screenshots stonden van de vlucht vanaf de Dominicaanse Republiek en een selfie van [verdachte] in de Dominicaanse Republiek. De onder nummer 5 in beslag genomen telefoon kan worden geretourneerd aan [verdachte] .
De raadsman heeft betoogd dat de onder nummer 6 in beslag genomen telefoon moet worden geretourneerd aan [verdachte] , omdat er geen grond is voor verbeurdverklaring, nu een selfie op die telefoon geen relatie heeft met de strafbare gedraging. Ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen heeft de raadsman geen standpunt ingenomen.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder nummer 6 vermelde telefoon moet worden verbeurdverklaard. Gelet op de aangetroffen screenshots van de vlucht vanaf de Dominicaanse Republiek, die onmiskenbaar verband houden met het bewezen verklaarde feit, is dit een voorwerp met behulp van welke het bewezen verklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan [verdachte] gelasten van de aan [verdachte] toebehorende op de beslaglijst onder nummer 2 en 5 vermelde voorwerpen, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. De rechtbank overweegt daarbij dat de in de onder nummer 2 in beslag genomen telefoon aangetroffen notitie weliswaar verband houdt met het bewezen verklaarde feit, maar geruime tijd later is opgesteld (de notitie is aangemaakt op 5 december 2022), zodat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een voorwerp met behulp van welke het bewezen verklaarde feit is begaan.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 105.651,90 [honderdvijfduizend zeshonderdeenenvijftig euro en negentig eurocent], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- ziekenhuisvergoeding ad € 527,--;
- medische kosten ad € 10.000,--;
- auto ad € 8.800,--;
- kleding/sieraden ad € 1.324,90;
- toekomstige schade ad € 10.000,--.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 75.000,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering wat betreft de vergoeding van de kosten voor de beschadigde kleding en schoeisel, met uitzondering van de gouden ketting en het gouden amulet, kan worden toegewezen. Voor het overige dient de vordering volgens de officier van justitie te worden afgewezen, omdat de schadeposten niet, althans onvoldoende, zijn onderbouwd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de gehele vordering tot schadevergoeding af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het bewezen verklaarde feit. Op grond van artikel 361 lid 2 onder b Sv jo artikel 6:98 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een benadeelde partij een vordering indienen als aan haar rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Voor vergoeding aan de benadeelde partij komt overeenkomstig de regels van het materiële burgerlijk recht slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte, voor zover deze schade op de voet van artikel 6:98 BW aan de verdachte kan worden toegerekend. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade en, voor zover de wet daarop aanspraak geeft, ander nadeel (artikel 6:95, eerste lid, BW).
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat [verdachte] door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer] .
Ziekenhuisvergoeding
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij vanwege het herstel van zijn verwondingen van 4 januari 2022 tot en met 20 januari 2022 in het ziekenhuis moest verblijven en dat deze kosten dan ook voor vergoeding in aanmerking komen. Voor het bepalen van de omvang van het bedrag kan worden aangesloten bij de Letselschade Richtlijn Ziekenhuis- en Revalidatiedaggeldvergoeding 2022, waarbij wordt uitgegaan van € 31,-- per dag. Nu de benadeelde partij zeventien dagen in het ziekenhuis is verbleven, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 527,-- toewijzen.
Medische kosten
De benadeelde partij heeft vergoeding van de kosten van de zorg in het ziekenhuis, waaronder de bloedtransfusies, gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij heeft niet in enige vorm bewijs geleverd dat hij de gevorderde medische kosten zelf heeft gedragen. Niet gebleken is welke kosten aan de benadeelde partij in rekening zijn gebracht, of en zo ja, door wie die kosten zijn betaald en of de benadeelde partij voor deze kosten is verzekerd. Deze schadeposten zijn daarom niet aannemelijk geworden. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren voor dit deel van de vordering.
Schade auto
De benadeelde partij heeft gevorderd dat de kosten van het herstel van de auto worden vergoed, nu de benadeelde partij door de beschieting met de auto is verongelukt en de auto daardoor is beschadigd. De kosten voor herstel zijn begroot op € 8.800,--. De raadsvrouw heeft ter zitting aangegeven dat de auto niet van [slachtoffer] was, maar dat de eigenaar van de auto de kosten op [slachtoffer] heeft verhaald.
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd welke kosten aan de benadeelde partij in rekening zijn gebracht, of en zo ja, door wie die kosten zijn betaald en of de benadeelde partij voor deze kosten is verzekerd. De schade is daarom niet aannemelijk geworden en de rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren voor dit deel van de vordering.
Kleding/sieraden
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde kosten voor de kapotte kleding en schoeisel kunnen worden toegewezen. De kosten zijn onderbouwd en aannemelijk en zijn als rechtstreekse schade aan te merken.
De raadsvrouw heeft wat betreft de hoogte van het bedrag aangevoerd dat de spullen minder dan een jaar oud zijn, waardoor ze de nieuwwaarde van de spullen vordert. De raadsvrouw heeft daarbij geen aankoopbon van de goederen overgelegd. De rechtbank kan hierdoor niet vaststellen hoe oud de goederen waren, waardoor de rechtbank gebruik zal maken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank stelt de omvang van de schade aan de kleding en schoenen vast op € 100,-- en verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit is anders voor de gevorderde schade voor de verdwenen gouden ketting. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd en daarom niet aannemelijk is geworden. Zo is bijvoorbeeld niet gebleken dat de benadeelde partij de ketting om had op het moment dat hij werd beschoten. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Toekomstige schade
De rechtbank is van oordeel dat opgevoerde toekomstige schade onvoldoende is komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ook voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft € 75.000,-- aan immateriële schade gevorderd. De benadeelde partij heeft in de toelichting op de vordering samengevat aangegeven dat hij als gevolg van het schietincident lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen, dat hij daarvan tot op heden niet volledig is hersteld en dat het onzeker is of er in de toekomst volledig herstel zal optreden.
De rechtbank stelt voorop dat de benadeelde partij op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b BW recht heeft op vergoeding van immateriële schade indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. In dit geval staat niet ter discussie dat de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van de poging tot moord in de Dominicaanse Republiek, waarbij hij onder andere meerdere schotwonden heeft opgelopen. Er bestaat dus recht op vergoeding van immateriële schade.
De begroting van immateriële schade geschiedt naar billijkheid met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede, in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel en de leeftijd van het slachtoffer. Voorts dient de rechter bij de begroting, indien mogelijk, te letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Dit alles afwegende acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 75.000,-- in dit geval billijk en zal zij de vordering in zoverre toewijzen.
Resumerend
De rechtbank wijst de gevorderde materiële schade toe tot een bedrag van € 627,--. Daarnaast wijst de rechtbank de gevorderde immateriële schade van € 75.000,-- toe.
De rechtbank bepaalt dat dit bedrag van in totaal € 75.627,-- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2022 tot aan de dag dat het gehele bedrag is voldaan.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om dit deel van de vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Hoofdelijkheid
[verdachte] is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien [verdachte] jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 365 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en de artikelen 33, 33a en 47 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van poging tot moord;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
toetot een bedrag van
€ 75.627,--(bestaande uit € 627,-- materiële schade en € 75.000,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 75.627,--(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2022) met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 75.627,--(zegge: vijfenzeventig duizend zeshonderdzevenentwintig), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van
365 dagenkan worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 30.024,90 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het op de beslaglijst genoemde voorwerp onder nummer 6;
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 2 en 5 aan [verdachte] ;
voorlopige hechtenis
- wijst het verzoek om opheffing en het verzoek om schorsing van de voorlopige hechtenis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Folkerts, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.