ECLI:NL:RBOVE:2024:3790

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
08.000904.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in rijdende trein

Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden en een schadevergoeding van € 714,- aan de benadeelde partij. De verdachte was betrokken bij een gewelddadige diefstal in een rijdende trein op 31 december 2023, waarbij hij samen met anderen een horloge en een armband van een slachtoffer heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij het slachtoffer door het geweld op de grond werd gedrukt en niet in staat was om zich te verzetten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een tweede tenlastegelegde poging tot beroving, omdat hiervoor onvoldoende bewijs was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, en de rechtbank volgde deze eis, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd voor zowel materiële als immateriële schade, welke door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.000904.24 (P)
Datum vonnis: 16 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de [locatie] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 juni 2024 en 2 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. M.I. L’Ghdas, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de benadeelde partij [slachtoffer 1] is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 25 juni 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met één of meer anderen, met geweld [slachtoffer 1] van zijn horloge en/of armband heeft beroofd;
feit 2:heeft geprobeerd met geweld [slachtoffer 2] te beroven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Nijverdal, in elk geval in Nederland,
in een rijdende trein op het traject van Zwolle naar Nijverdal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een horloge (imitatie Rolex Yachtmaster) en/of een armband, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te
maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan
het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of diens mededader(s)
zich van de plek waar hij/zij aanvankelijk zat/zaten, heeft/hebben verplaatst naar
de zitplekken in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en/of
gedurende langere tijd aandachtig naar de arm en/of het horloge van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben gekeken en/of
onderling met elkaar hebben gesproken in een voor die [slachtoffer 1] onverstaanbare
taal en/of
de arm/pols en/of het horloge van die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of de
sluiting daarvan heeft/hebben open gemaakt en/of het horloge uitvoerig
heeft/hebben bekeken en/of
vervolgens onverhoeds en met kracht aan het horloge heeft/hebben getrokken
en/of het horloge met kracht van de pols heeft/hebben getrokken, waardoor die
[slachtoffer 1] op de grond van de treincoupe terecht kwam en/of (vervolgens) die
[slachtoffer 1] op de grond gedrukt heeft/hebben gehouden en/of
die [slachtoffer 1] (daardoor) heeft/hebben belet op enige weerstand te kunnen bieden
en/of op te kunnen staan;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2023 te Nijverdal, in elk geval in
Nederland,
in een trein, welke op dat moment stilstond langs een perron van het
station,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
uit een tas (rugzak, kleur zwart), een of meerdere goederen en/of een
geldbedrag van verdachtes gading, in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te
nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en
deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen
en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die
[slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of
gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren,
voornoemde tas, welke op een stoel stond, heeft vastgepakt en/of
daarvan de rits(en) heeft geopend en/of
zijn hand in voornoemde tas heeft gestoken en/of deze tas heeft
doorzocht en/of
toen hij, verdachte, daarop door die [slachtoffer 2] werd aangesproken en/of door
die [slachtoffer 2] werd vastgepakt,
(vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] , eenmaal of meerdere malen, met kracht
met de vuist(en) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft
gestompt/geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. De bewijsmotivering
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en de camerabeelden. Voor het onder 2 ten laste gelegde is onvoldoende wettig bewijs, zodat verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van het onder 2 ten laste gelegde heeft hij vrijspraak bepleit omdat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is, overeenkomstig het standpunt van de officier van justitie, van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank komt een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. [1]
1. Het proces-verbaal van de zitting van 25 juni 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 31 december 2023, pagina’s 17 tot en met 19.
Feit 2
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit niet bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. Verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend. Nu de aangifte van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2023 te Nijverdal, in een rijdende trein op het traject van Zwolle naar Nijverdal, tezamen en in vereniging met anderen, een horloge (imitatie Rolex Yachtmaster) en een armband, die aan [slachtoffer 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld hierin bestond dat verdachte en diens mededaders zich van de plek waar zij aanvankelijk zaten, hebben verplaatst naar de zitplekken in de directe nabijheid van die [slachtoffer 1] en gedurende langere tijd aandachtig naar de arm en het horloge van die [slachtoffer 1] hebben gekeken en onderling met elkaar hebben gesproken in een voor die [slachtoffer 1] onverstaanbare taal en de arm/pols en het horloge van die [slachtoffer 1] hebben vastgepakt en de sluiting daarvan hebben open gemaakt en het horloge uitvoerig hebben bekeken en vervolgens onverhoeds en met kracht aan het horloge hebben getrokken en het horloge met kracht van de pols hebben getrokken, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond van de treincoupe terecht kwam en vervolgens die [slachtoffer 1] op de grond gedrukt hebben gehouden en die [slachtoffer 1] (daardoor) hebben belet om enige weerstand te kunnen bieden en/of op te kunnen staan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel niet langer is dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht en daarbij een fors voorwaardelijk deel.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in een rijdende trein. Verdachte en zijn mededaders hebben [slachtoffer 1] beroofd van zijn horloge en armband. Daarbij hebben zij het gebruik van geweld niet geschuwd. Dit getuigt van een volkomen gebrek aan respect voor anderen en hun bezittingen. Een dergelijk brutaal feit veroorzaakt gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en in de maatschappij.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij deze roof heeft gepleegd om aan geld te komen en zich er niets van heeft aangetrokken dat het slachtoffer (maar ook zijn vriendin) hierdoor enorm geschrokken is, bang is geweest en zich nog steeds niet veilig voelt in de trein.
De rechtbank houdt rekening met wat over verdachte in het reclasseringsrapport van 11 januari 2024 van [reclasseringswerker] , reclasseringswerker is geschreven. De reclassering is niet met verdachte in gesprek gegaan, omdat hij onrechtmatig in Nederland verblijft. Verdachte is in beeld bij instanties en er loopt een aanvraag om hem in een VRIS-inrichting (penitentiaire inrichting voor vreemdelingen in het strafrecht) te plaatsen, waarna de mogelijkheden van uitzetting naar zijn land van herkomst zullen worden onderzocht. De reclassering ziet daarom geen aanknopingspunten om met interventies of toezicht de (recidive)risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen en adviseert aan hem een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 14 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft rekening gehouden met een veroordeling door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 15 februari 2024 en het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 maart 2024, op de voet van het bepaalde in artikel 63 Sr.
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht conform de eis van de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en gebonden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 714,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bedraagt € 114,-- en bestaat uit de post ‘permanente armband’.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 600,-- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering in zijn geheel en hoofdelijk toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter zitting verklaard bereid te zijn de schade te vergoeden en door de raadsman is geen verweer gevoerd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
Materiële schade
De opgevoerde schadepost ‘permanente armband’ is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 114,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 31 december 2023.
Immateriële schade
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is eveneens komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Aan het geweld waarmee verdachte en zijn mededaders het horloge van zijn pols hebben getrokken, heeft de benadeelde partij een blauwe linkerpols en rechterhand overgehouden met schaafwonden en schrammen. Hij is door de huisarts doorverwezen naar het ziekenhuis voor beeldvormend onderzoek. Er bleken geen breuken aanwezig te zijn.
Nu vaststaat dat de benadeelde partij aan de diefstal met geweld lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft de benadeelde partij op de voet van art. 6:106 lid 1, onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding heeft de rechtbank rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval en acht geslagen op de bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend. De rechtbank stelt de immateriële schadevergoeding naar billijkheid vast op een bedrag van € 600,--, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, te weten 31 december 2023.
Hoofdelijkheid
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met veertien dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1
het misdrijf:diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 714,-- (bestaande uit € 114,-- materiële schade en € 600,-- immateriële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 714,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2023, met dien verstande dat als en voor zover al door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 714,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2023 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 14 dagen kan worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P. Heisterkamp, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam West met nummer PL0600-2023601105. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.