ECLI:NL:RBOVE:2024:379

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
08.257205.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met zwaar lichamelijk letsel in Zwolle

Op 23 januari 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en bedreiging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het meermalen steken van [slachtoffer 1] met een mes, wat resulteerde in snijwonden aan het hoofd en gezicht. Dit gebeurde op 9 oktober 2022 in Zwolle, na een verkeersruzie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1] heeft aanvaard, wat leidde tot de kwalificatie van poging tot doodslag. Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bedreigd met het mes, wat ook wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moet melden bij de reclassering en zich moet laten behandelen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], voor de geleden schade door de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.257205.22 (P)
Datum vonnis: 23 januari 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 12 september 2023, 5 december 2023 en van 9 januari 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Veelders en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. J.P. Plasman, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de namens [slachtoffer 1] voorgedragen slachtofferverklaring en van wat namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door mevrouw [naam 1] van Slachtofferhulp Nederland is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 9 januari 2024, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 9 oktober 2022 in Zwolle
Feit 1: primair[slachtoffer 1] opzettelijk heeft geprobeerd van het leven te beroven
subsidiairhem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht
meer subsidiairgeprobeerd heeft hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een mes of haak in/op zijn gezicht/hoofd te steken/snijden.
feit 2:[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd door een mes of een haak te tonen en/of voor te houden en/of met dat voorwerp stekende bewegingen te maken in hun richting.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 9 oktober 2022 te Zwolle (op/ aan de Ceintuurbaan thv kruising Boerendanserdijk /Brederostraat) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht, met een (groot) mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp of een haak in de kin en/of de zijkant van het hoofd (te weten de slaap) en/of boven op het hoofd, althans op/in het hoofd gestoken en/of gesneden,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 oktober 2022 te Zwolle (op/ aan de Ceintuurbaan thv kruising Boerendanserdijk /Brederostraat) aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steekwond en/of litteken in de kin en/of een steekwond en/of litteken aan de zijkant van het hooft(te weten de slaap) en/of een steek/snijwond en/of litteken bovenop het hoofd, in iedergeval een of meer al dan niet ontsierende littekens heeft toegebracht, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht, met een (groot) mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp of een haak in de kin en/of de zijkant van het hoofd (te weten de slaap) en/of boven op het hoofd, althans op/in het hoofd gestoken en/of gesneden;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden
:
hij op of omstreeks 9 oktober 2022 te Zwolle (op/ aan de Ceintuurbaan thv kruising Boerendanserdijk /Brederostraat) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met kracht, met een (groot) mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp of een haak in de kin en/of de zijkant van het hoofd (te weten de slaap) en/of boven op het hoofd, althans op/in het hoofd gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 9 oktober 2022 te Zwolle (op/ aan de Ceintuurbaan thv kruising Boerendanserdijk /Brederostraat) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] een (groot) mes, althans een daarop gelijkend scherp en/of puntig en/of snijdend voorwerp of een haak, getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] .

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag en de onder 2 tenlastegelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend bewezen. Er is sprake geweest van het meermalen steken met een mes op het hoofd en in het gezicht van [slachtoffer 1] , waarbij er een aanmerkelijke kans was op het intreden van de dood.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. De raadsman heeft gewezen op belangrijke verschillen in de verklaringen van [slachtoffer 1] en de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
De raadsman heeft er voorts op gewezen dat het letsel van [slachtoffer 1] is gekwalificeerd als licht letsel. Het letsel bestaat uit snijverwondingen en geen steekverwondingen. Er is geen sprake geweest van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood en een door verdachte bewuste aanvaarding daarvan. De subsidiair tenlastegelegde zware mishandeling kan volgens de raadsman evenmin bewezen worden, aangezien er geen zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Ook is er geen sprake geweest van een poging tot zware mishandeling. De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
BeoordelingDe rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het aan hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. [1]
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegdeOp 9 oktober 2022 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij die dag met twee vrienden, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , in zijn Volkswagen Fox over de Ceintuurbaan in Zwolle reed. Op enig moment zag [slachtoffer 1] in zijn binnenspiegel dat een zwarte Audi A3 hen naderde, die vervolgens meerdere weggebruikers slalommend inhaalde en daarbij asociaal rijgedrag vertoonde. [2] [slachtoffer 1] en de bestuurder van de Audi stopten voor de verkeerslichten ter hoogte van de Boerendanserdijk. [slachtoffer 1] bracht zijn auto tot stilstand voor de Audi. [3]
Vervolgens stapte [slachtoffer 1] uit en liep naar de bestuurderskant van de Audi. Het raam aan de bestuurderszijde stond een stukje open. [slachtoffer 1] zag dat de bestuurder van de Audi voorover bukte en met zijn rechterhand iets van de grond pakte. [slachtoffer 1] zag dat de rechterhand van de bestuurder vervolgens uit het raam kwam, waarbij hij werd geraakt op zijn kin. [4]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zag dat de bestuurder van de Audi vanuit de kier van het autoraam met een zwartkleurig mes in de richting van [slachtoffer 1] stak en dat [slachtoffer 1] hierbij geraakt werd ter hoogte van de kaak. [5] [slachtoffer 3] heeft ook verklaard dat hij zag dat de bestuurder van de Audi vanuit het raam in het gezicht van [slachtoffer 1] stak. [6]
Hierna draaide [slachtoffer 1] zich om en liep terug naar zijn eigen auto. [slachtoffer 1] hoorde vervolgens dat de bestuurder van de Audi uitstapte. [7] De man liep op hem af met een zwart mes in zijn rechterhand. [slachtoffer 1] had onvoldoende tijd om in te stappen en stond vast tegen zijn autodeur. [8] [slachtoffer 1] zag dat de man zijn rechterhand omhoog haalde en met kracht naar beneden haalde over de afwerende armen van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] voelde dat hij boven op het hoofd werd geraakt. [9] De man haalde vervolgens nogmaals met zijn rechterhand zijwaarts uit naar het gezicht van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] probeerde de uithaal met zijn hoofd te ontwijken en voelde dat hij ter hoogte van zijn linkerslaap aan de zijkant van zijn hoofd werd geraakt. [10]
[slachtoffer 2] heeft verklaard gezien te hebben dat [slachtoffer 1] door de man met kracht werd gestoken boven op het hoofd en eenmaal iets boven de linker slaap, nadat die man was uitgestapt. [11] [slachtoffer 3] heeft verklaard gezien te hebben dat, nadat de bestuurder van de Audi was uitgestapt, die man een mes met een zwart handvat in zijn rechterhand vast had. [12] Hij zag vervolgens dat de uitgestapte man [slachtoffer 1] in zijn hoofd stak. [13]
Uit de forensisch-geneeskundige letselbeschrijving van 13 januari 2023 blijkt dat er bij [slachtoffer 1] sprake was van een drietal snijverwondingen: boven op het hoofd, aan de linkerzijde van het gelaat boven de slaap en aan de rechterzijde van de kin. [14] Door de forensisch arts is geconcludeerd dat in het geval gesteld kan worden dat een mes een scherprandig voorwerp betreft en een haak een halfscherp voorwerp, het letsel veel waarschijnlijker door een mes is toegebracht. [15]
Verdachte heeft bekend dat hij op 9 oktober 2022 de bestuurder van de Audi was en meermalen met een scherp voorwerp van zich af heeft geslagen en hierbij [slachtoffer 1] heeft geraakt. [16]
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Op 9 oktober 2022 heeft [slachtoffer 3] verklaard gezien te hebben dat de bestuurder van de Audi met het mes stekende bewegingen richting zijn neef [slachtoffer 2] maakte. [17] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat die man ook stekende bewegingen richting hem heeft gemaakt toen hij zijn neef probeerde mee te nemen de auto in. [18] [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij erg bang was. [19] [slachtoffer 2] heeft op diezelfde datum verklaard ook te zijn bedreigd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de man die [slachtoffer 1] vanuit de auto heeft gestoken op hem af kwam lopen en dat de man hem aanviel en hem wilde steken met een mes, waarop [slachtoffer 2] gesmeekt heeft dit niet te doen. [20] [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de man ook zijn vrienden heeft bedreigd met het mes. [21]
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] haaks staan op de verklaring van verdachte en diens partner over de gang van zaken op 9 oktober 2022. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zoals bij de politie afgelegd, nu deze consistent zijn en vrijwel direct na het incident, los van elkaar, zijn afgelegd. De verklaringen van verdachte en diens partner zijn daarentegen niet eenduidig vanaf het begin. Ook het beschreven letsel, zoals omschreven in het dossier, past bij de verklaringen van aangever en de getuigen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 9 oktober 2022 op de Ceintuurbaan in Zwolle [slachtoffer 1] meermalen met kracht in zijn gezicht en op zijn hoofd heeft gestoken/gesneden met een mes.
In het gezicht bevinden zich kwetsbare plekken, zoals de ogen en de slapen. Het met kracht steken/snijden met een mes in het gezicht levert naar algemene ervaringsregels een niet onwaarschijnlijke mogelijkheid op dat als gevolg daarvan iemand overlijdt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer 1] (potentieel) dodelijk letsel zou toebrengen.
Het met kracht met een mes steken/snijden in het gezicht en op het hoofd is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood, dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Daarmee heeft verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] gehad.
De rechtbank kwalificeert dit handelen van verdachte dan ook als een poging tot doodslag, zoals primair ten laste gelegd.
Het gebruikte wapen
De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een mes heeft gebruikt bij de tenlastegelegde feiten. De drie slachtoffers verklaren eenduidig dat de bestuurder van de Audi een zwartkleurig mes vast had en daarmee ook heeft gestoken en gedreigd. Aangever [slachtoffer 1] heeft gedetailleerd beschreven dat hij verdachte dit mes heeft zien oppakken toen verdachte nog in de auto zat. Het letsel lijkt bovendien eerder door een scherprandig voorwerp te zijn toegebracht dan door een halfscherp voorwerp, zo blijkt uit de forensisch-geneeskundige letselbeschrijving. De verklaring van verdachte op de terechtzitting dat hij een haakvormig object in zijn kontzak had dat hij maanden eerder in zijn autoband heeft aangetroffen, waar hij het bestaan van vergeten was tot het moment van confrontatie, welke haak hij heeft gebruikt om zich te verweren, acht de rechtbank onaannemelijk.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen onder 3.3.1 ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde blijkt dat verdachte aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] een mes heeft getoond en stekende bewegingen heeft gemaakt in hun richting. Zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] voelden zich hierdoor bedreigd. Dergelijk handelen is een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 9 oktober 2022 te Zwolle (op de Ceintuurbaan ter hoogte van de kruising Boerendanserdijk) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer 1] meermalen, met kracht, met een mes in de kin en de zijkant van het hoofd (te weten de slaap) en boven op het hoofd gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 9 oktober 2022 te Zwolle (op de Ceintuurbaan ter hoogte van de kruising Boerendanserdijk) [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij -verdachte- die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] een mes, getoond en met voornoemd mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair:
het misdrijf: poging tot doodslag.
feit 2:
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, onder meer rekening houdende met de ernst van de feiten, het strafblad van verdachte en het moeizame contact tussen verdachte en de reclassering, gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, het eigen aandeel van de slachtoffers en het al gestarte traject bij de reclassering. Om behandeling mogelijk te maken, is verzocht om geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen dan de ondergane tijd in voorarrest. Een straf gelijk aan het voorarrest en een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf al dan niet in combinatie met een (maximale) taakstraf zou passend zijn, aldus de raadsman.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich na een verkeersruzie schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door [slachtoffer 1] meermalen met kracht met een mes te steken in diens gezicht en op diens hoofd. Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het bedreigen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door met datzelfde mes stekende bewegingen in hun richting te maken. Dit alles vond plaats op de openbare weg. Verdachte heeft door zijn buitengewoon agressieve handelen een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Verdachte heeft daarbij bewust het risico genomen dat [slachtoffer 1] dodelijk gewond zou raken. Slachtoffers van dergelijk geweld ondervinden niet alleen pijn en letsel, maar gaan vaak nog lang gebukt onder de psychische gevolgen daarvan.
Alle drie de slachtoffers zijn erg geschrokken van het agressieve gedrag van verdachte. De littekens die [slachtoffer 1] heeft overgehouden aan de steekpartij maken bovendien dat [slachtoffer 1] blijvend herinnerd zal worden aan het gedrag van verdachte. Dat het agressieve gedrag van verdachte impact heeft gehad op de slachtoffers blijkt ook uit de toelichtingen bij het schadevergoedingsformulier van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] heeft aangegeven dat hij last kreeg van nachtmerries en herbelevingen en dat het feit de gevolgen van een eerder opgelopen trauma hebben getriggerd. [slachtoffer 1] heeft hiervoor ook hulp gehad van een psycholoog. [slachtoffer 2] heeft aangegeven dat de nare herinneringen die hij heeft overgehouden aan zijn onveilige jeugd in Syrië als gevolg hiervan opnieuw naar boven zijn gekomen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 3 november 2023. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen jaren meermalen is veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank houdt hiermee rekening bij de strafoplegging.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 27 december 2023, opgemaakt door [naam 2] , reclasseringswerker.
Uit het rapport komt naar voren dat er bij verdachte problemen lijken te zijn op het gebied van emotie -en agressieregulatie, waardoor verdachte in verhitte situaties (fysieke) agressie inzet als coping. De reclassering signaleert bij verdachte vaardigheidstekorten op het gebied van coping en probleemoplossend vermogen. Eerder opgelegde sancties blijken onvoldoende schrikeffect te hebben gehad om nieuw delictgedrag te voorkomen. De reclassering vindt het daarom noodzakelijk om onderzoek te doen naar de nog onbekende problematiek die ten grondslag ligt aan de terugkerende geweldsdelicten. Zonder het opstellen van een plan van aanpak zal verdachte naar verwachting blijven recidiveren in geweldsdelicten. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Eerder is in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte geprobeerd om een behandeling bij de forensische polikliniek Transfore op te starten, maar dit is mislukt omdat verdachte hier niet goed aan mee werkte. Verdachte geeft aan dit te betreuren en een nieuwe kans te willen aangrijpen. Hij staat open voor behandeling. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling bij Transfore of een soortgelijke zorgverlener.
Strafmodaliteit en de hoogte daarvan
Bij het bepalen van de aard en hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op het advies van de reclassering zal de rechtbank een deel daarvan voorwaardelijk opleggen om het recidiverisico zoveel als mogelijk in te perken.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en met een proeftijd van drie jaren passend en geboden is. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte de voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

7.De schade van benadeelden

7.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partijen gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partijen vorderen verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot totaalbedragen van respectievelijk € 5.150,65 en € 500,00;, beide te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
[slachtoffer 1]
De gevorderde materiële schade bestaat ten aanzien van [slachtoffer 1] uit de volgende posten:
  • een jas (met bloedvlekken): € 62,50;
  • een polo (met bloedvlekken): € 37,38;
  • een broek (met bloedvlekken): € 32,88;
  • reiskosten: € 17,89.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt door [slachtoffer 1] een bedrag van € 5.000,00 gevorderd. Daarbij heeft [slachtoffer 1] erop gewezen dat hij letsel heeft opgelopen (snijwonden) en psychische gevolgen heeft ondervonden. Zo heeft hij last gehad van angsten, herbelevingen aan het incident en herbelevingen van eerdere trauma’s in Syrië. [slachtoffer 1] is doorverwezen naar een psycholoog, waar hij drie behandelingen heeft ondergaan. Ook is er gewezen op relevante jurisprudentie.
[slachtoffer 2]
Ter vergoeding van immateriële schade wordt door [slachtoffer 2] een bedrag van € 500,00 gevorderd. Daarbij heeft [slachtoffer 2] erop gewezen dat hij psychische gevolgen heeft ondervonden. Zo heeft hij last gehad van herbelevingen en stress, waardoor hij problemen had met slapen. Ook heeft [slachtoffer 2] gewezen op relevante jurisprudentie.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen in zijn geheel inclusief wettelijke rente toewijsbaar zijn.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, waardoor de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen zouden moeten worden. In geval van bewezenverklaring refereert de raadsman zich voor wat betreft de vordering van [slachtoffer 2] aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] heeft hij verzocht het bedrag aan immateriële schade te matigen gezien de civiele component ‘eigen schuld’ van de benadeelde partij door het klemrijden van verdachte. De raadsman heeft verzocht om de gevorderde materiële schade voor wat betreft de kleding af te wijzen, aangezien het weggooien van de kleding een eigen keuze is geweest en er geen bescheiden zijn aangeleverd van de gemaakte kosten. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat ten onrechte de nieuwprijs van de kleding wordt gevorderd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte met de onder 1 primair en onder 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks materiële schade aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] en immateriële schade aan zowel [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft toegebracht.
7.4.1.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier afdoende blijkt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de kleding tijdens het incident heeft gedragen en door het incident onherstelbaar beschadigd is geraakt. De bedragen zijn voldoende onderbouwd en komen de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het gevorderde bedrag aan reiskosten is niet betwist.
Het gevorderde totaalbedrag aan materiële schade is daarmee voldoende onderbouwd en komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat de vordering voor de materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van € 150,65, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
7.4.2.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b BW heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] immateriële schade hebben geleden: er is een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] en op de geestelijke integriteit van beide benadeelden.
[slachtoffer 1]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 1] . De rechtbank houdt rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend. Dit geeft aanleiding tot het lager vaststellen van het aan hem toe te kennen bedrag aan immateriële schade. Dat neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat de benadeelde partij schade heeft geleden. De exacte omvang staat niet vast. De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid om de omvang van de schade naar billijkheid vast te stellen. Zij stelt de schade vast op € 2.000,00. De rechtbank zal de vordering voor dat deel toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
[slachtoffer 2]
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 2] . De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [slachtoffer 2] toegewezen kan worden voor het gehele bedrag. Deze vordering is niet gemotiveerd betwist en is voor toewijzing vatbaar. Daarbij komt de rechtbank de vergoeding van de gevorderde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De rechtbank houdt verder rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden toegekend.
De rechtbank wijst de vorderingen wat betreft de immateriële schade toe tot de gevorderde bedragen van respectievelijk:
- € 2.000,00 ten aanzien van [slachtoffer 1] ;
- € 500,00 ten aanzien van [slachtoffer 2] ;
te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De raadsman heeft zich hier niet tegen verzet.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met respectievelijk:
  • 31 (eenendertig) dagen gijzeling ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] ;
  • 10 (tien) dagen gijzeling ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] ;
waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:
het misdrijf:
poging tot doodslag.
feit 2:
het misdrijf:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
zich meldt bij de reclassering op het adres de Dobbe 72, 8032JX te Zwolle. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
zich laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
Ten aanzien van feit 1, primair:
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 1]toe tot een bedrag van € 2.150,65, bestaande uit € 150,65 aan materiële schade en € 2.000,00 aan immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 2.150,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 primair verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 2.150,65, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
31 (eenendertig) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor
het overige deelvan de vordering
aan immateriële schade niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Ten aanzien van feit 2:
- wijst de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 2]toe tot een bedrag van € 500,00, bestaande uit immateriële schade;
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2022;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van
€ 500,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2022 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat
gijzelingvoor de duur van
10 (tien) dagenkan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing schorsing voorlopige hechtenis
-
heft opde
schorsingvan het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.E. Schaap, voorzitter, mr. C.J. Sangers-de Jong en mr. M. ter Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
Buiten staat
Mr. D.E. Schaap is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, onderzoek Kraagroos met registratienummer ON1R022077. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 9, de tweede alinea, de eerste en vijfde regel, de tweede alinea, de eerste en tweede regel.
3.Pagina 9, de vierde alinea, de eerste, derde en vijfde regel.
4.Pagina 9, de vijfde alinea, de eerste tot en met vierde regel.
5.Pagina 47, de eerste en tweede regel en de eerste alinea, de tweede en derde regel.
6.Pagina 43, de eerste alinea, de eerste en tweede regel.
7.Pagina 10, de eerste alinea, de eerste en tweede regel, de tweede alinea, de tweede regel.
8.Pagina 10, de derde alinea, de eerste tot en met derde regel en de vijfde regel.
9.Pagina 10, de vierde alinea, de eerste en tweede regel.
10.Pagina 10, de vijfde alinea, de eerste tot en met derde regel.
11.Pagina 47, de tweede alinea, de eerste regel, de derde alinea, de eerste regel.
12.Pagina 42, de vierde alinea, de eerste tot en met derde regel.
13.Pagina 43, de vijfde regel.
14.Pagina 29.
15.Pagina 30.
16.Zie het proces-verbaal van de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 9 januari 2024.
17.Pagina 42, de vierde alinea, de zevende regel.
18.Pagina 42, de vierde alinea, de zevende regel.
19.Pagina 43, de zesde alinea, de tweede regel.
20.Pagina 47, de tweede alinea, de achtste tot en met elfde regel.
21.Pagina 10, de vijfde alinea, de zevende regel.