ECLI:NL:RBOVE:2024:3784

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2024
Publicatiedatum
16 juli 2024
Zaaknummer
11203912 \ CV EXPL 24-2290
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding betreffende ontruiming huurovereenkomst na ontbinding

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 15 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser 1], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [eiser 2], en [gedaagde]. De vorderingen van [eiser 1] zijn afgewezen. Eiser vorderde een verbod voor gedaagde om het vonnis van de kantonrechter van 14 mei 2024 ten uitvoer te leggen, waarin de huurovereenkomst tussen partijen was ontbonden en gedaagde was gemachtigd om over te gaan tot ontruiming van de woning van [eiser 2]. De kantonrechter had geoordeeld dat de huur niet tijdig en volledig was voldaan, wat gedaagde het recht gaf om de ontruiming door te zetten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de huurpenningen over juli 2024 pas op 10 juli 2024 zijn betaald, terwijl de huur voor die maand op 1 juli 2024 voldaan had moeten zijn. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van recht door gedaagde, aangezien de huurachterstand en de omstandigheden rondom de onderbewindstelling van [eiser 2] niet voldoende waren om de ontruiming te voorkomen. De belangenafweging viel in het voordeel van gedaagde uit, omdat deze financieel afhankelijk was van de huurinkomsten.

De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser 1] afgewezen en hem veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 510,00. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 11203912 \ CV EXPL 24-2290
Vonnis in kort geding van 15 juli 2024
in de zaak van
[eiser 1],
h.o.d.n.
[bedrijf],
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over
[eiser 2], hierna te noemen: [eiser 2],
kantoorhoudende te [kantoorplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser 1],
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar,
advocaat te Den Haag,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: K. Wigger,
gerechtsdeurwaarder te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 11 juli 2024;
  • de van de zijde van [eiser 1] overgelegde producties;
  • de spreekaantekeningen van Scholten-Bruinsma;
 de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling d.d. 12 juli 2024, waarbij [eiser 2] is verschenen, bijgestaan door mr. IJpelaar. [gedaagde] is verschenen, bijgestaan door mw. Wigger.
[eiser 1] is niet ter mondelinge behandeling verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] huurt van [gedaagde], de woning staande en gelegen te [adres].
2.2.
[eiser 2] heeft zich in oktober 2023 gemeld bij de Stadsbank. Sindsdien is er sprake van budgetbeheer, uitgevoerd door de Stadsbank.
2.3.
Bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, van 14 mei 2024 van deze rechtbank is de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en is [eiser 2] veroordeeld om de woning te ontruimen en te verlaten. [eiser 2] is voorts veroordeeld tot betaling van de huurachterstand ad € 4.470,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en een bedrag van € 574,75 aan buitengerechtelijke kosten, alsmede veroordeeld in de kosten van de procedure.
2.4.
[gedaagde] heeft [eiser 2] bij exploot van 27 mei 2024 de ontruiming van de woning aangezegd tegen 18 juni 2024.
2.5.
[eiser 2] heeft op 10 juni 2024 een verzoek ex artikel 287b Fw ingediend bij deze rechtbank. Bij tussenbeschikking d.d. 12 juni 2024 heeft de rechtbank onder meer het navolgende overwogen:
[… .] vooruitlopende op de inhoudelijke behandeling van het verzoek ex artikel 287b Faillisementswet, zal de rechtbank verweerster[Ktr: [gedaagde])
tot en met 7 augustus 2024 verbieden over te gaan tot ontruiming van de woning aan de [adres].
De rechtbank wijst [eiser 2] er nadrukkelijk op dat als de huur vanaf de eerstvolgende vervaldatum, zijnde 1 juli 2024, niet tijdig en volledig wordt voldaan, verweerster tot ontruiming mag overgaan.
[… .]
2.6.
Bij beschikking d.d. 12 juni 2014 van deze rechtbank is het vermogen van [eiser 2] onder bewind gesteld, met de benoeming van [eiser 1] tot bewindvoerder.
2.7.
Bij exploot van 2 juli 2024 is [eiser 2] de ontruiming van de woning opnieuw aangezegd tegen 16 juli 2024.
2.8.
Op 10 juli 2024 heeft [eiser 1] en/of [eiser 2] de huurpenningen over de maand juli 2024 betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] vordert primair [gedaagde] te verbieden het vonnis van de kantonrechter d.d. 14 mei 2024 ten uitvoer te leggen, op straffe van een op te leggen dwangsom en subsidiair om [gedaagde] te veroordelen de tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter d.d. 14 mei 2024 minimaal drie maanden op te schorten, na betekening van dit vonnis, telkens met veroordeling van [gedaagde] in de kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de aard van de vordering is de spoedeisendheid een gegeven. Tegen het spoedeisend belang is bovendien door [gedaagde] geen verweer gevoerd.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat voor toewijzing van een vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat in een bodemprocedure de beslissing gelijkluidend zal zijn.
4.3.
Bij vonnis van deze rechtbank van 14 mei 2024 is door de kantonrechter de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst uitgesproken en [eiser 2] veroordeeld tot ontruiming van de woning. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ontruiming van de woning is [eiser 2] door [gedaagde] bij exploot aangezegd. Met succes heeft [eiser 2], na een daartoe ingesteld verzoek ex artikel 287b tweede lid Fw bij de rechtbank, deze ontruiming kunnen uitstellen tot en met 7 augustus 2024, waarbij [eiser 2] door de rechtbank nadrukkelijk op is gewezen dat als de huur vanaf de eerstvolgende vervaldatum, zijnde 1 juli 2024, niet tijdig en volledig wordt voldaan, [gedaagde] tot ontruiming mag overgaan.
4.4.
Vaststaat dat de huurpenningen over de maand juli 2024 niet tijdig zijn voldaan. Namens [eiser 1] wordt gesteld dat blijkbaar de Stadsbank eind juni 2024 het budgetbeheer heeft beëindigd nu er sprake is van bewind. Door de wisseling van de wacht is kennelijk de huur voor de maand juli betaald op 10 juli 2024.
4.5.
[eiser 1] stelt zich op het standpunt dat nu de huur over de maand juli 2024 gewoon betaald is, [gedaagde] geen enkele schade heeft geleden. Desondanks is de ontruiming van de woning aangezegd. [eiser 1] is primair van mening dat [gedaagde] door de ontruiming van de woning te willen doorzetten, misbruik van recht maakt en subsidiair -mede gelet op het belang van [eiser 2]- geen in redelijkheid te respecteren belang heeft om de ontruiming van de woning van [eiser 2] uit te voeren. Het is in de visie van [eiser 1] in strijd met de redelijkheid en billijkheid om de ontruiming door te zetten. [eiser 1] verwijst in dat kader naar Hoge Raad, 22 april 1988, ECLI:NL:PHR:1983:AG4575, en stelt dat schorsing van een vonnis onder meer aan de orde kan zijn als er door de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten sprake is van misbruik van recht. [eiser 1] stelt dat daarvan sprake kan zijn als zich een nieuwe omstandigheid heeft voorgedaan sinds het wijzen van het vonnis, hetgeen hier het geval is, namelijk de onderbewindstelling.
4.6.
[gedaagde] betwist dat er sprake is van misbruik van recht dan wel dat zij geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de ontruiming.
4.7.
De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. Hoofdregel is dat een vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, ten uitvoer kan worden gelegd ondanks een tegen dat vonnis ingesteld rechtsmiddel. [eiser 2] heeft de rechtbank een voorlopige voorziening verzocht om in afwachting van een verzoek ex artikel 287b Fw [gedaagde] te verbieden over te gaan tot ontruiming. De rechtbank heeft het verzoek van [eiser 2] gehonoreerd, onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de huur vanaf de eerstvolgende vervaldatum, zijnde 1 juli 2024, tijdig wordt voldaan. Indien aan deze voorwaarde niet wordt voldaan, mag [gedaagde] tot ontruiming van de woning overgaan, aldus staat in de beschikking vermeld. Vaststaat dat de huurpenningen niet op 1 juli 2024 zijn voldaan, zodat [gedaagde] op goede gronden tot ontruiming van de woning van [eiser 2] kan overgaan. Van misbruik van recht van de zijde van [gedaagde] is dan ook geen sprake. Het enkele feit dat na het vonnis van 14 mei 2024 bij beschikking van 12 juni 2024 het vermogen van [eiser 2] onder bewind is gesteld, maakt genoemd oordeel van de kantonrechter niet anders.
4.8.
Onweersproken is door [gedaagde] gesteld dat zij financieel afhankelijk is van de huurinkomsten van de door [eiser 2] bewoonde woning. In het vonnis van 14 mei 2024 heeft de kantonrechter overwogen dat de huurbetalingen vanaf november 2023 worden verricht uit een budgetbeheer van de Stadsbank, maar dat die de betalingen alleen verricht worden als daarvoor voldoende saldo aanwezig is. Gelet op het feit dat de huur over februari 2024 ook niet was betaald, geeft het feit dat er wordt betaald via de Stadsbank [gedaagde] dus geen zekerheid dat de huur voortaan zal worden betaald. De kantonrechter oordeelt vervolgens in voornoemd vonnis dat de belangenafweging in het voordeel van [gedaagde] uitvalt en dat zij de huurovereenkomst zal ontbinden. Ondanks dat op 12 juni 2024 het bewind is uitgesproken, is ook de huur over de maand juli niet tijdig voldaan. Pas enkele dagen na betekening van het vonnis is tot huurbetaling overgegaan. Niet valt uit te sluiten dat de reden van het niet betalen van de huur voor 1 juli 2024 is, dat er wederom geen saldo was. De bewindvoerder heeft dit niet gemotiveerd weersproken en de reden van het niet betalen niet zelf toegelicht. Dat er sprake is van een stabiele situatie en een moratoriumverzoek zal worden toegewezen is hiermee evenmin aannemelijk gemaakt. Gelet op de hoogte van het inkomen (circa € 1.200,00 na beslag) en de hoogte van de maandelijkse huurbetaling (€ 920,00) is aannemelijk dat de huur niet (steeds) kan worden betaald en dat bewind onvoldoende zekerheid geeft in het wel betalen van de huur in de toekomst. Als er geen saldo is, kan er geen huur worden voldaan, ook niet door de bewindvoerder. [eiser 2] wil graag worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Ook daarvoor is het van belang dat de inkomsten en uitgaven voldoende op elkaar zijn afgestemd, er sprake is van een stabiele situatie en er geen nieuwe schulden ontstaan. Niet uit te sluiten is dat [eiser 2] hiervoor, gelet op de hoogte van haar inkomen en de hoogte van de maandelijkse huur, sowieso op zoek moet naar andere woonruimte met een lagere huur. Gelet op de omvang van de huurachterstand en het feit dat het uitgesproken bewind over de financiën van [eiser 2] kennelijk geen garantie is dat de toekomstige huurpenningen op tijd worden betaald, maakt dat het belang dat [gedaagde] bij ontruiming van de woning heeft tegenover het belang van [eiser 2] bij het voortbestaan van de huurovereenkomst, in het voordeel van [gedaagde] doen uitvallen.
4.9.
De vordering van [eiser 1] zal worden afgewezen, met veroordeling van [eiser 1], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [eiser 2], in de (na-)kosten van het geding, welke tot op vandaag worden begroot op € 510,00, te weten:
  • salaris gemachtigde € 408,00 (twee punten x € 204,00)
  • nakosten
totaal € 510,00.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] af;
5.2.
veroordeelt [eiser 1], in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over [eiser 2], in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 510,00;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.