Op 16 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval op 14 november 2023. De rechtbank heeft geoordeeld dat niet bewezen kan worden dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar vrij. De verdachte was beschuldigd van het samen met anderen plegen van een gewapende overval op een juwelierszaak, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen slachtoffers aan de orde waren. Tijdens de zitting op 2 juli 2024 heeft de officier van justitie gevorderd om de verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde zou wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De verdediging heeft echter betoogd dat er geen sprake was van bewuste en nauwe samenwerking met de mededaders en dat het opzet op het gronddelict niet kon worden bewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren voor betrokkenheid van de verdachte, zoals het kopen van een moker en het besturen van de auto waarin de buit werd vervoerd. Echter, het bewijs was onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking bij de overval. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daarnaast zijn de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte van het ten laste gelegde feit is vrijgesproken. De rechtbank heeft ook beslist over het beslag en gelast de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte, terwijl het conservatoire beslag blijft rusten.