ECLI:NL:RBOVE:2024:3749
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel in het kader van recidiverisico en behandeling van de veroordeelde
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 15 juli 2024 uitspraak gedaan over de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was opgelegd. De veroordeelde, geboren in 1982 en verblijvend in een inrichting, had verzocht om een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de maatregel. De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapportage van de inrichting, waarin de voortgang van de veroordeelde werd besproken. De veroordeelde heeft verschillende therapieën gevolgd, maar er zijn nog steeds aanzienlijke risico's verbonden aan zijn terugkeer in de maatschappij, vooral gezien zijn verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek.
De officier van justitie heeft gevorderd om het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel af te wijzen, met het argument dat het recidiverisico hoog is en dat de veroordeelde niet alle aangeboden behandelingen heeft gevolgd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting, waar zowel de veroordeelde als de officier van justitie hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij, gezien de risico's van terugval in middelengebruik en het plegen van delicten.
De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek om beëindiging van de ISD-maatregel af te wijzen, omdat de risico's voor de maatschappij aanzienlijk zijn en er onzekerheid bestaat over de beschikbaarheid van een opvangplek voor de veroordeelde na beëindiging van de maatregel. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 juli 2024.