Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde was schuldig bevonden aan het meermaals plegen van valsheid in geschrift. De officier van justitie had gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 64.250,- bedraagt, gebaseerd op een rapport van een verbalisant waarin de opbrengsten van 1.285 RI&E-toetsingsrapporten zijn berekend. De rechtbank heeft de betalingsverplichting van de veroordeelde vastgesteld op € 29.435,-, na een matiging van het bedrag op basis van de kosten die de veroordeelde heeft gemaakt voor hertoetsingen. De rechtbank overweegt dat de veroordeelde niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn verweer dat hij € 100.000,- aan kosten heeft gemaakt. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en heeft de beslissing gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.