ECLI:NL:RBOVE:2024:3691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
84.316481.21 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift met betrekking tot toetsingsrapporten RI&E

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. De verdachte, geboren in 1951, werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een taakstraf van 180 uren. De zaak kwam aan het licht na een bedrijfsongeval waarbij een valselijk opgemaakt toetsingsrapport werd aangetroffen. De verdachte had in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 in totaal 1285 toetsingsrapporten risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) valselijk opgemaakt. Deze rapporten waren voorzien van de namen en handtekeningen van gecertificeerde veiligheidskundigen, zonder dat deze personen daadwerkelijk betrokken waren bij de opmaak van de rapporten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk valse namen en handtekeningen had geplaatst om de rapporten als echt en onvervalst te laten gebruiken. De verdachte ontkende opzettelijk valsheid te hebben gepleegd en stelde dat hij toestemming had gekregen van de aangevers, maar de rechtbank achtte zijn verklaringen ongeloofwaardig en niet onderbouwd. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op de maatschappij en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn pensioengerechtigde leeftijd en de gevolgen van de strafzaak voor hem en zijn partner.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.316481.21 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1951 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte ter zitting naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven,
op neer dat verdachte 1285 toetsingsrapporten risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) valselijk heeft opgemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 te [plaats], in elk geval in Nederland,
(telkens) één of meer geschriften, dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, in totaal ongeveer 1285, in elk geval een groot aantal, in elk geval een of meerdere toetsingsrapporten risico-inventarisatie en–evaluatie (RI&E), waaronder:
a. a) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 1] / [bedrijf 2] d.d. 12 juni 2019 (DOC-003-01);
b) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 3] d.d. 9 november 2019 (DOC-003-02);
c) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 4] B.V. d.d. 15 januari 2020 (DOC-002-01);
d) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 5] B.V. d.d. 7 maart 2020 (DOC-003-03;
e) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 6] B.V. d.d. 29 april 2020 (DOC 003-04);
f) een toetsingsrapport RI&E IE gericht aan [bedrijf 7] d.d. 13 juni 2020 (DOC-003-06);
g) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 8] B.V. d.d. 20 augustus 2020 (DOC-003-08);
h) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 9] d.d. 28 oktober 2020 (DOC-003-10);
i. i) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 10] B.V. d.d. 8 december 2020 (DOC-003-12);
j) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 11] d.d. 19 januari 2021 (DOC-003-13);
k) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 12] B.V. d.d. 16 maart 2021 (DOC-003-15);
l) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 13] d.d. 10 mei 2021 (DOC-003-17);
m) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 14] B.V. d.d. 1 juli 2021 (DOC-003-19);
n) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 15] d.d. 29 oktober 2021 (DOC-003-21), en/of
o)een toetsingsrapport RIE gericht aan [bedrijf 16] B.V. d.d. 6 december 2021 (DOC-003-23),
(telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door (telkens) valselijk en in strijd met de waarheid op/in die toetsingsrapporten RI&E de naam en/of de handtekening van Hoger Veiligheidskundigen [naam 1] en/of [naam 2] te vermelden, terwijl voornoemde personen deze toetsingsrapporten RI&E niet hadden opgemaakt en/of ondertekend, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door een ander of anderen te doen gebruiken.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het door haar op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij voornoemde toetsingsrapporten heeft opgemaakt en dat hij daarop de naam en handtekening van [naam 1] en [naam 2] (hierna: aangevers) heeft geplaatst.
Verdachte ontkent dat hij de toetsingsrapporten opzettelijk valselijk heeft opgemaakt. Hij heeft hiertoe – samengevat – aangevoerd dat hij de handtekening van aangever [naam 1] voor 100 euro heeft gekocht van een tussenpersoon genaamd [naam 3] (fonetisch). Via hem kwam verdachte per mail in contact met de aangevers en mocht hij (na 24 uur) zonder tegenbericht ervan uitgaan dat zij akkoord waren met de uitgevoerde toetsing. Vervolgens maakte verdachte in Word een toetsingsrapport op en plaatste hij daarop de naam en handtekening van aangever [naam 1] of [naam 2], waarna hij het rapport omzette naar een PDF-bestand en dit naar zijn opdrachtgever stuurde. In ruil voor de toestemming voor het gebruik van hun naam en handtekening heeft verdachte voor [naam 1] ongeveer acht keer een RI&E opgemaakt en mocht [naam 2] gedurende twee jaar de handboeken van verdachte gebruiken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1285 toetsingsrapporten RI&E valselijk heeft opgemaakt. Zij overweegt daartoe als volgt.
Verdachte is eigenaar van eenmanszaak [bedrijf 17] oftewel [bedrijf 17], die als bedrijfsactiviteit heeft het faciliteren van toetsingen van RI&E’s voor klanten. Volgens de Arbowet- en regelgeving moet een RI&E worden getoetst door een kerndeskundige, bijvoorbeeld een gecertificeerd veiligheidskundige. Verdachte is zelf geen kerndeskundige.
Vast staat dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode voornoemde toetsingsrapporten heeft opgemaakt en deze heeft ondertekend met de naam van aangevers met daarbij de aanduiding “Hoger Veiligheidskundige” en een (digitale/gescande) handtekening. Gelet op het verweer van verdachte - inhoudende dat hij er op mocht vertrouwen dat aangevers hiervan op de hoogte waren en (impliciet) daarvoor toestemming gaven - dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte de toetsingsrapporten RI&E opzettelijk valselijk heeft opgemaakt. De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de verklaringen van aangevers blijkt dat zij de toetsingsrapporten niet hebben ondertekend en dat hun handtekeningen vervalst zijn. De verklaring van verdachte – zoals hiervoor onder 3.2 weergegeven – is op geen enkele wijze onderbouwd met verifieerbare stukken en vindt geen enkele steun in het dossier. Zo heeft verdachte geen contactgegevens van de tussenpersoon of enig bewijs van (contact over) de contante betalingen van 100 euro en later nog eens 250 euro overhandigd. Bovendien zijn er geen e-mailberichten tussen verdachte enerzijds en de beweerdelijke tussenpersoon en/of aangevers anderzijds op zijn computer aangetroffen. Daarnaast is zijn verklaring op verschillende onderdelen inhoudelijk inconsistent. Verdachte heeft wisselend en innerlijk tegenstrijdig verklaard over onder meer de beweerdelijke contante betaling(en), zijn beweerdelijke contact met aangevers, of aangevers toestemming hebben verleend voor het gebruik van hun naam en handtekening, of zij expliciet een aantal RI&E-rapporten hebben goedgekeurd, van wie verdachte de (zogenaamde) handtekening van [naam 1] heeft ontvangen en het aantal opgemaakte rapporten. Gelet op deze oncontroleerbare, tegenstrijdige en naar het oordeel van de rechtbank bovendien onlogische verklaringen van verdachte, afgezet tegen de consistente, navolgbare verklaringen van de aangevers die lijnrecht tegenover de verklaringen verdachte staan, maakt dat de rechtbank de verklaring van verdachte op dit onderdeel volstrekt ongeloofwaardig acht.
Gelet op de ongeloofwaardige verklaringen van verdachte neemt de rechtbank als vaststaand aan dat verdachte bewust valse namen en handtekeningen plaatste op de rapporten. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met vol opzet 1285 valse rapporten heeft opgemaakt.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 in
elk geval inNederland,
telkens
één of meergeschriften,
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, in totaal
ongeveer1285,
in elk geval een groot aantal, in elk geval een of meerderetoetsingsrapporten risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E), waaronder:
a. a) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 1] / [bedrijf 2] d.d. 12 juni 2019;
b) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 3] d.d. 9 november 2019;
c) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 4] B.V. d.d. 15 januari 2020;
d) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 5] B.V. d.d. 7 maart 2020;
e) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 6] B.V. d.d. 29 april 2020;
f) een toetsingsrapport RI&E IE gericht aan [bedrijf 7] d.d. 13 juni 2020;
g) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 8] B.V. d.d. 20 augustus 2020;
h) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 9] d.d. 28 oktober 2020;
i. i) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 10] B.V. d.d. 8 december 2020;
j) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 11] d.d. 19 januari 2021;
k) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 12] B.V. d.d. 16 maart 2021;
l) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 13] d.d. 10 mei 2021;
m) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 14] B.V. d.d. 1 juli 2021;
n) een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 15] d.d. 29 oktober 2021, en
/of
o) een toetsingsrapport RIE gericht aan [bedrijf 16] B.V. d.d. 6 december 2021,
telkens valselijk heeft opgemaakt
en/of heeft vervalst, door telkens valselijk en in strijd met de waarheid op/in die toetsingsrapporten RI&E de naam en
/ofde handtekening van Hoger Veiligheidskundigen [naam 1] en
/of[naam 2] te vermelden, terwijl voornoemde personen deze toetsingsrapporten RI&E niet hadden opgemaakt en
/ofondertekend, zulks telkens met het oogmerk om
dat/die geschrift
(en
)als echt en onvervalst
te gebruiken en/ofdoor
een ander ofanderen te doen gebruiken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:
valsheid in geschrift,
meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren.
6.2
Het standpunt van verdachte
De verdachte heeft verzocht in geval van een bewezenverklaring een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Daarnaast heeft hij verklaard bereid te zijn om een taakstraf uit te voeren.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Tussen 2019 en 2021 heeft verdachte 1285 toetsingsrapporten RI&E valselijk opgemaakt. De toetsingsrapporten werden door hem opgesteld en voorzien van de naam en zogenaamde handtekening van aangevers, waarna de rapporten naar zijn opdrachtgevers werden verstuurd. Door zo te handelen heeft verdachte het vertrouwen ondermijnd dat burgers, bedrijven en de overheid in het maatschappelijk verkeer moeten kunnen hebben in de juistheid van dergelijke geschriften. Bovendien is zijn handelen ook gevaarzettend geweest omdat de rapporten niet daadwerkelijk zoals voorgeschreven waren getoetst door een kerndeskundige en bedrijven daardoor het risico liepen dat niet of onvoldoende was voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Arbeidsomstandighedenwet. Verdachte lijkt het kwalijke van zijn handelen niet te hebben ingezien. Pas nadat er een bedrijfsongeval bij [bedrijf 18] BV plaatsvond, waarbij een valselijk opgemaakt toetsingsrapport werd aangetroffen, kwam zijn strafbare handelen aan het licht. Verdachte heeft zich bij zijn handelen laten leiden door eigen financieel gewin: door de kosten voor een deskundige uit te sparen kon hij een laag tarief van € 50,00 per toetsingsrapport hanteren. Zodoende kreeg hij veel opdrachten en dit leidde tot oneerlijke concurrentie. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Gelet op de ernst, duur en omvang van het strafbaar handelen, zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend kunnen zijn. Kijkend naar de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) inzake fraude is bij een fraudebedrag van € 10.000,- tot € 70.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden dan wel een taakstraf van vergelijkbaar gewicht het uitgangspunt.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een uittreksel van het strafblad van verdachte van 5 maart 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoonlijke omstandigheden
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals ter zitting naar voren gebracht. Verdachte heeft verklaard dat de strafzaak grote impact heeft (gehad) op verdachte en zijn partner. Verdachte heeft een groot aantal van de valse rapporten voor eigen rekening opnieuw laten toetsen en dit heeft ertoe geleid dat verdachte ondanks zijn pensioengerechtigde leeftijd nog steeds moet werken om de hieruit voortgekomen schulden te kunnen voldoen. De rechtbank houdt hier in het voordeel van verdachte rekening mee.
Strafoplegging
Gezien voorgaande én het tijdsverloop zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van drie jaren.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
- dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenzich schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. M.S. de Waard en
mr. I.M. Schaafsma- Roukema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Vis, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Opsporingsdienst van de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) met nummer 6640-2021-0020. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 27 juni 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:

(…) Het klopt dat ik in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021 te [plaats] 1285 toetsingsrapporten RI&E heb opgemaakt. (…) Ik knipte en plakte (…) de naam en handtekening van [naam 1] en [naam 2] op genoemde rapporten (…)

2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 1 maart 2021, p. 52 en 53, zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) mijn beroep is Veiligheidskundige, bij SKO geregistreerd als Hoger Veiligheidskundige (…) Ieder bedrijf is (…) verplicht een Risico-Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) uit te voeren. Deze RI&E moet worden getoetst op volledigheid en betrouwbaarheid door een gecertificeerd kerndeskundige. (…) Ik heb daarbij een kopie gekregen van het toetsingsrapport dat onder mijn naam is ondertekend. Daarmee is voor mij bevestigd dat dit rapport niet door mij, of in opdracht van mij, is opgesteld (…) en komt de handtekening niet overeen met mijn handtekening (…)

3. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] van 20 januari 2022, p. 56 en 57, zover inhoudende, zakelijk weergegeven:

(…) aangever (…) is (…) hoger veiligheidskundige (…) ik heb aan niemand de toestemming gegeven om toetsingsbrieven op te maken, voorhanden te hebben of te gebruiken met mijn naam, functie of functiegegevens. Dit geldt voor alle toetsingsbrieven die door (…) [verdachte] op mijn naam zijn opgemaakt en gebruikt. (…) Dit is ook niet mijn handtekening (…)

4. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 1] / [bedrijf 2] van 12 juni 2019, p. 161.

5. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 3] van 9 november 2019, p. 169.

6. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 4] B.V. van 15 januari 2020, p. 165.

7. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 5] B.V. van 7 maart 2020, p. 170.

8. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 6] B.V. van 29 april 2020, p. 171.

9. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E IE gericht aan [bedrijf 7] van 13 juni 2020, p. 173.

10. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 8] B.V. van 20 augustus 2020, p. 175.

11. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 9] van 28 oktober 2020, p. 177.

12. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 10] B.V. van d.d. 8 december 2020, p. 179.

13. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 11] van 19 januari 2021, p. 180.

14. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 12] B.V. van 16 maart 2021, p. 182.

15. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 13] van 10 mei 2021, p. 184.

16. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 14] B.V. van 1 juli 2021, p. 186.

17. Een geschrift, te weten een toetsingsrapport RI&E gericht aan [bedrijf 15] van 29 oktober 2021, p. 188.

18. Een geschrift, te weten toetsingsrapport RIE gericht aan [bedrijf 16] B.V. van 6 december 2021, p. 190.