ECLI:NL:RBOVE:2024:3690

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
08-072395-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel een 54-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden en een schadevergoeding van € 5.996,76 aan Enexis B.V. De verdachte was medeplichtig aan het telen van hennepplanten en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, samen met anderen, opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten had geteeld in een door hem gehuurde woning in Hengelo. Daarnaast had hij elektriciteit gestolen door middel van een illegale aftakking. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte op de hoogte was van de criminele activiteiten in de woning en deze had gefaciliteerd door de woning beschikbaar te stellen voor de hennepkwekerij. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair tenlastegelegde feiten, maar achtte de subsidiaire tenlasteleggingen bewezen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat leidde tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-072395-23 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2024
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de BRP,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 27 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, al dan niet samen met een ander, opzettelijk een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een pand gelegen aan de [adres] (primair), dan wel medeplichtig is geweest aan dit misdrijf (subsidiair);
feit 2:in de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020 in Hengelo (O), al dan niet samen met een ander, elektriciteit heeft gestolen van Enexis B.V. door middel van verbreking (primair), dan wel medeplichtig is geweest aan dit misdrijf (subsidiair).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 april 2020 tot
en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O) in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2036 hennepplanten, althans een (grote)
hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde
feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene
maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (ongeveer)
2036 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of (een) ander(en) op één of meerdere tijdstippen in of
omstreeks de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O)
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres] )
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2036 hennepplanten, althans een (grote)
hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, terwijl dit gepleegde
feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op
de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a,
vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene
maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (ongeveer)
2036 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan
tot en/of bij welk misdrijf hij, verdachte, op één of meerdere tijdstip(pen) in de
periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O) in elk geval in
Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft door,
- in de door hem gehuurde woning een hennepkwekerij toe te laten en/of te laten
voortbestaan en/of
- in voornoemde woning te verblijven en/of (daardoor de kwekerij in de gaten te
houden) en/of te zorgen voor een bewoonde indruk en/of
- een huurcontract op zijn naam te ondertekenen en/of
- al dan niet namens een ander huur te betalen voor voornoemde woning en/of
- hennepplanten te verzorgen en/of oogsten;
2
Hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 april 2020 tot
en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O) in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een
hoeveelheid elektriciteit, te weten ongeveer 88094 kWh, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) , waarbij verdachte de/het weg
te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of (een) ander(en) op één of meerdere tijdstippen in of
omstreeks de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O)
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een
hoeveelheid elektriciteit, te weten ongeveer 88094 kWh, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of
anderen dan aan [medeverdachte] en/of zijn mededader(s), waarbij [medeverdachte]
en/of zijn mededaders de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van verbreking
tot en/of bij welk misdrijf hij, verdachte, op één of meerdere tijdstip(pen) in de
periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O) in elk geval in
Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid,
middelen of inlichtingen heeft verschaft door,
- een energiecontract af te sluiten en/of op naam te hebben en/of
- in voornoemde woning/het pand te verblijven en/of
- met derden te communiceren over de prijs die voor de energieafname moest
worden betaald.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 subsidiair, met uitzondering van het laatste gedachtestreepje, en onder 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Wat betreft feit 1 blijkt uit de verklaring van verdachte dat hij de woning als huurder ter beschikking heeft gesteld voor de hennepkwekerij.
Voor feit 2 geldt dat aan de hand van vaste rechtspraak kan worden aangenomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij hennepteelt energie wordt gestolen. Ook liep er zichtbaar een dikke kabel door de keuken. Verdachte is dus medeplichtig geweest aan de diefstal van elektriciteit.
Verdachte dient van het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, wegens onvoldoende bewijs voor het medeplegen.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 31 augustus 2020 heeft de politie een hennepkwekerij aangetroffen in het pand aan de [adres] . In het hele pand hing een hennepgeur. Er waren vijf kweekruimtes ingericht waar in totaal 1018 potten met aarde stonden. Hieruit bleek dat de hennepplanten kennelijk net waren geoogst. Er bevonden zich twee kweekruimtes op de eerste verdieping in de slaapkamers. De andere drie kweekruimtes waren gerealiseerd in de aangebouwde berging/schuur en waren via een tussendeur vanuit de keuken van de woning vrij bereikbaar. Deze schuur stond op het perceel met de huisnummers [huisnummer 1] en [huisnummer 2] . In elke kweekruimte was apparatuur aanwezig, waaronder ventilatoren, kachels, assimilatielampen met armaturen, koolstoffilters en slakkenhuizen. De kweekruimtes waren geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur. De luchtverversing en -afvoer werd geregeld door aan- en afzuiginstallaties. Vanuit de meterkast liep een dikke kabel over de vloer van de keuken naar de berging/schuur.
In het pand werden indicatoren aangetroffen voor in ieder geval twee eerdere oogsten van hennepplanten. Zo was onder meer sprake van behoorlijke stofafzetting, vervuiling, kalkaanslag en meerdere afdrukken van bodems van kweekpotten in het waterdichte bodemfolie. Ook werden resten van hennepplanten en met hennep vervuilde scharen aangetroffen. Voor de kweekruimtes 3, 4 en 5 lagen meerdere zakken met afgeknipte wortelvoeten van hennepplanten. Dit betroffen zowel resten van recent geoogste hennepplanten, die nog groen van kleur waren, als resten van nog eerder geoogste hennepplanten, die reeds waren verschimmeld. Uitgaande van twee eerdere oogsten, is aan de hand van de duur van een kweekcyclus, uitgerekend dat de hennepkwekerij in werking zou zijn geweest sinds 13 april 2020.
Verdachte stond tijdens de ten laste gelegde periode ingeschreven op het adres [adres] en was de huurder van dit pand. Van maart 2020 tot juni 2020 verbleef hij daar dagelijks. In de periode daarna woonde hij er slechts één a twee dagen per week. Verdachte betaalde de huur niet van zijn eigen geld. Hij ontving de te betalen huur contant van anderen en maakte de huur vervolgens over naar de eigenaar van de woning via zijn bankrekening. Ook kreeg hij van die anderen maandelijks geld voor eten. Verdachte wist dat deze personen “iets” van plan waren en hij was ook op de hoogte van het bestaan van de hennepkwekerij.
Verdachte was contractant bij Enexis B.V. voor het adres [adres] . Uit onderzoek door een fraude-inspecteur van netbeheerder Enexis is gebleken dat elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij werd gestolen door middel van een illegale aftakking buiten de elektriciteitsmeter om. Om deze aftakking te realiseren is het noodzakelijk geweest de verzegeling van de aansluitkast te verbreken en de kast te openen. De originele zegels zijn verwijderd, vervangen en/of gemanipuleerd. Verdachte heeft hierover onder meer verklaard dat hij zag dat er elektra en een schakelbord in de woning waren aangelegd.
Feiten 1 primair en 2 primair: medeplegen?
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om vast te kunnen stellen dat sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en één of meer anderen met betrekking tot het telen, dan wel aanwezig hebben van hennep en de diefstal van elektriciteit.
De rechtbank acht daardoor niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat zij hem van die feiten zal vrijspreken.
Feiten 1 subsidiair en 2 subsidiair: medeplichtigheid?
Op basis van de bovengenoemde redengevende feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode stond ingeschreven aan de [adres] en dat hij huurder was van de woning op dat adres. Verdachte verbleef ook daadwerkelijk in die woning gedurende de ten laste gelegde periode. Het energiecontract bij Enexis B.V. stond ook op zijn naam. Vanaf het moment dat verdachte de woning huurde, was hij er al van op de hoogte dat de personen die zijn huur voor hem betaalden de woning voor criminele doeleinden wilden gebruiken. Verdachte wist van het bestaan van de hennepkwekerij en heeft deze hennepkwekerij in de woning toegelaten in ruil voor betaling van de huur en zijn levensvoorziening.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee aan anderen opzettelijk de gelegenheid heeft verschaft tot het telen van hennep, door de woning die hij huurde welbewust beschikbaar te stellen voor de hennepkwekerij.
Met betrekking tot de periode en het aantal oogsten van de hennepkwekerij overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat de hennepkwekerij pas sinds juni 2020 in werking was en dat er slechts één oogst heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht dit onaannemelijk, nu uit het dossier volgt dat er aanwijzingen zijn gevonden voor in ieder geval twee eerdere oogsten. De rechtbank acht dan ook bewezen dat er twee keer 1018 hennepplanten zijn geoogst. In het rapport ter berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is aan de hand van de gemiddelde duur van een kweekcyclus berekend dat de hennepkwekerij – in het geval van die twee oogsten – in werking heeft moeten zijn vanaf
13 april 2020. De rechtbank acht daarom bewezen dat het telen, bereiden, bewerken en verwerken van hennep heeft plaatsgevonden gedurende de gehele ten laste gelegde periode.
Daarnaast is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij de diefstal van elektriciteit ten behoeve van die hennepkwekerij, door een energiecontract op zijn naam te laten afsluiten en in de woning te verblijven, wetende dat illegaal elektra werd afgenomen.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde onder 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de subsidiair ten laste gelegde feiten onder 1 en 2 heeft begaan, met dien verstande dat:
1
ander(en) in de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O)
(telkens) opzettelijk hebben geteeld en bereid en bewerkt en verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig hebben gehad (in een pand gelegen aan de [adres] , [huisnummer 1] en [huisnummer 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 2036 hennepplanten, zijnde hennep, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten (ongeveer) 2036 hennepplanten, tot en bij welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O), opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid, heeft verschaft door,
- in de door hem gehuurde woning een hennepkwekerij toe te laten en te laten voortbestaan en
- in voornoemde woning te verblijven en (daardoor de kwekerij in de gaten te houden) en te zorgen voor een bewoonde indruk en
- een huurcontract op zijn naam te ondertekenen en
- al dan niet namens een ander huur te betalen voor voornoemde woning;
2
ander(en) in de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, te weten ongeveer 88094 kWh, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij de dader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking tot en bij welk misdrijf hij, verdachte, in de periode van 13 april 2020 tot en met 31 augustus 2020, te Hengelo (O), opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door,
- een energiecontract af te sluiten en op naam te hebben en
- in voornoemd pand te verblijven en
- met derden te communiceren over de prijs die voor de energieafname moest worden betaald.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 3 juncto 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Hierbij is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan hennepteelt en het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten. Hij heeft de woning die hij huurde beschikbaar gesteld voor het in werking hebben van een hennepkwekerij. Door zijn handelen heeft verdachte een aandeel geleverd in de productie van hennep en daarmee ook in de handel in softdrugs. Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Hennep is een verslavende softdrug die bij langdurig gebruik een gevaar vormt voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien is het een feit van algemene bekendheid dat hennepteelt en de handel in hennep vaak gepaard gaan met andere vormen van (georganiseerde) criminaliteit, zoals geweldsdelicten en overtreding van de Wet wapens en munitie.
Ook is verdachte als medeplichtige betrokken geweest bij de diefstal van stroom door op zijn naam een energiecontract af te (laten) sluiten. Hierdoor is schade voor de energieleverancier ontstaan. Bovendien kan illegale afname van stroom leiden tot brandgevaar voor de directe omgeving en omwonenden. Verdachte is met zijn handelen aan dit risico voorbij gegaan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 21 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De schending van de redelijke termijn
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aanvangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere duur rechtvaardigen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling is verricht op grond waarvan bij verdachte de redelijke verwachting is gewekt dat hij strafrechtelijk zal worden vervolgd. Verdachte is op 21 september 2020 in verzekering gesteld. De rechtbank stelt vast dat op die datum de redelijke termijn is aangevangen. Op het moment dat in deze zaak vonnis wordt gewezen, op 11 juli 2024, heeft de vervolging van verdachte bijna vier jaren in beslag genomen. Dat betekent dat de redelijke termijn met één jaar en bijna tien maanden is overschreden, buiten de schuld van verdachte om.
De rechtbank is hierdoor van oordeel dat verdachte dient te worden veroordeeld tot een lagere straf dan zij in eerste instantie aan hem zou hebben opgelegd. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn geschonden, zou de rechtbank een gevangenisstraf conform de eis van de officier van justitie hebben opgelegd. Echter, gelet op de schending van de redelijke termijn zal de rechtbank de volgende straf aan verdachte opleggen.
De op te leggen straf
Gezien de ernst van het gepleegde feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt er in strafmatigende zin ook rekening mee dat in dit geval sprake is van medeplichtigheid.
Alles afwegende, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden. Dit met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
6.3
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de inbeslaggenomen Nokia telefoon, de Notebook en de USB-stick aan verdachte moeten worden teruggegeven. Het is voor het Openbaar Ministerie onduidelijk of reeds een beslissing is genomen ten aanzien van deze inbeslaggenomen goederen.
De rechtbank heeft op basis van de stukken in het dossier vastgesteld dat er geen sprake is van enig openstaand beslag en hoeft daarom geen beslissing te nemen op dit punt. Het staat de officier van justitie uiteraard vrij om de goederen terug te geven aan verdachte.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
Enexis Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 8.657,20 (achtduizend zeshonderd zevenenvijftig euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- € 395,08 administratiekosten;
- € 55,80 elektriciteitsmeter Slim;
- € 7.981,32 verbruik elektriciteit;
- € 225,00 uurtarief inspecteur.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk en hoofdelijk dient te worden toegewezen, met toepassing van de wettelijke rente. De kosten voor het elektriciteitsverbruik zijn door de benadeelde partij berekend op basis van drie eerdere oogsten. Nu het Openbaar Ministerie uitgaat van slechts twee eerdere oogsten dient het toe te wijzen schadebedrag verminderd te worden tot een bedrag van € 5.996,76. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk, met uitzondering van de schadepost die ziet op de kosten voor het verbruik van elektriciteit.
Over de hoogte van de schadepost ‘verbruik elektriciteit’ overweegt de rechtbank het volgende. Bij het berekenen van de elektriciteitskosten is de benadeelde partij uitgegaan van drie oogsten. De rechtbank is echter tot een bewezenverklaring gekomen van twee oogsten. Op grond van de berekening van de benadeelde partij zal de rechtbank de schadepost ‘verbruik elektriciteit’ vaststellen op een bedrag van € 5.320,88 in plaats van € 7.981,32.
De rechtbank zal de gevorderde schade gedeeltelijk en met toepassing van hoofdelijkheid toewijzen tot een totaalbedrag van € 5.996,76, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan, zijnde 31 augustus 2020. De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen.
7.4
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel, nu de benadeelde partij over zelfstandige invorderingsmogelijkheden beschikt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair
het misdrijf: medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
feit 2 subsidiair
het misdrijf: medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en onder 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij, Enexis Netbeheer B.V. (feit 2), gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 5.996,76 (vijfduizend negenhonderd zesennegentig euro en zesenzeventig eurocent), bestaande uit materiële schade;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte tot
betaling aande benadeelde partij,
Enexis Netbeheer B.V., van een bedrag van
€ 5.996,76(vijfduizend negenhonderd zesennegentig euro en zesenzeventig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2020, met dien verstande dat als en voor zover al door anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Ruiter, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. I.M. Schaafsma-Roukema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J. ten Brink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.
Buiten staat
Mr. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met dossiernummer 2020341481, onderzoek George, gesloten op 3 april 2023. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 subsidiair
1.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 2 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 46-48):
Aanleiding onderzoek
Op 31 augustus 2020 stelde ik een onderzoek in op het adres [adres] , vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Controle Basisregistratie Personen (BRP)
Op het genoemde adres staat de volgende persoon ingeschreven:
Ingangsdatum inschrijving adres : 13 maart 2020
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1969
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Binnentreden woning
In de woning op het adres [adres] werd op 31 augustus 2020 binnengetreden.
Omschrijving pand
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij aanwezig was, waarvan de planten kennelijk waren geoogst.
Omschrijving aanwijzingen hennepteelt buiten de kweekruimte(n)
De ruimtes in de woning en de aangrenzende schuur/berging waar de kweekruimtes waren ingericht, waren vanuit de woning vrij bereikbaar en in de hele woning hing een hennepgeur.
Kweekruimte 1
De eerste en tweede kweekruimte bevonden zich op de eerste verdieping van de woning in de slaapkamers.
In deze ruimte stonden 128 potten met aarde, 2 ventilatoren en een kachel. Aan het plafond hingen 6 assimilatielampen met armaturen, 1 koolstoffilter en 1 slakkenhuis.
De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur.
De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 2
In deze ruimte stonden 126 potten met aarde, 1 ventilatoren en een kachel. Aan het plafond hingen 6 assimilatielampen met armaturen, 1 koolstoffilter en 1 slakkenhuis.
De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur.
De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 3
De kweekruimtes 3, 4 en 5 bevonden zich in de aangebouwde berging/schuur, die via een tussendeur vrij vanuit de keuken van de woning bereikbaar waren.
Aan de linkerzijde voor de kweekruimtes hingen in totaal acht slakkenhuizen aan het plafond.
Vanuit de kweekruimtes liepen flexibele buizen naar de ruimtes ten behoeve van aan-/afzuiging.
In deze ruimte stonden 190 potten met aarde, 3 ventilatoren en een kachel. Aan het plafond hingen 12 assimilatielampen met armaturen en een koolstoffilter.
De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur.
De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 4
In deze ruimte stonden 200 potten met aarde, 2 ventilatoren en een kachel. Aan het plafond hingen 15 assimilatielampen met armaturen en een koolstoffilter.
De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur.
De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Kweekruimte 5
In deze ruimte stonden 374 potten met aarde, 3 ventilatoren en 2 kachels. Aan het plafond hingen 24 assimilatielampen met armaturen en 2 koolstoffilters.
De kweekruimte was geïsoleerd met betrekking tot daglicht en temperatuur.
De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen eerdere oogsten van 1 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 115, 117-118):
Perceel [adres] bestaat kadastraal uit de percelen 1, en [huisnummer 1] en [huisnummer 2] (berging/garage).
INDICATOREN EERDERE OOGST:
Tijdens het ingestelde onderzoek in perceel [adres] zag ik dat:
- er op de aangetroffen apparatuur sprake was van een behoorlijke stofafzetting;
- de filterdoeken van de koolstoffilters in kweekruimtes vervuild waren. Bij het verplaatsen van de ophangbevestiging bleek dat op de plaats waar deze ophangbevestiging was aangebracht, het filterdoek een lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van de overige filterdoek. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en veroorzaakt kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt en van het vrijkomende stof bij het oogsten van hennepplanten;
- er witte kalkaanslag zat op de onderzijde van de zwarte kunststof bloempotten kweekruimtes, en op het grondzeil;
- er sprake was van kalkafzetting in het watervat en in de dompelpomp;
- er werden resten van hennepplanten aangetroffen onder de kweekpotten in de kweekruimte;
- er werden met hennep vervuilde scharen aangetroffen;
- in het waterdichte bodemfolie van de kweekruimte (onder de kweekpotten) werden meerdere afdrukken van bodems van kweekpotten aangetroffen. Het betrof hier afdrukken door elkaar waarbij er afdrukken van minimaal 2 bodems van weekpotten door elkaar zichtbaar waren. Vorenstaande geeft aan dat er reeds 2 eerdere oogsten van hennepplanten zijn geweest;
- er was sprake van verkleuring van het houtwerk in de kweekruimte waaraan de assimilatielampen waren opgehangen. Verkleuring ontstaat door inwerking van licht en warmte gedurende langere tijd;
- er was sprake van een behoorlijke verkleuring van het purschuim in de kweekruimtes. Verkleuring van het purschuim ontstaat door inwerking van licht en warmte gedurende langere tijd;
- voor de kweekruimtes 3, 4 en 5 lagen meerdere zakken (zwarte sealbags) welke vaker in hennepkwekerijen worden aangetroffen. Deze sealbags werden in beslag genomen. Na inbeslagname werden de zakken op inhoud onderzocht. Hierbij bleek dat er in deze zakken resten van afgeknipte wortelvoeten van hennepplanten aanwezig waren, dat er resten van recente geoogste hennepplanten in de zakken aanwezig waren (nog groen van kleur) en dat er resten van nog eerder geoogste hennepplanten aanwezig waren (verschimmeld en reeds aan het rotten);
- er was sprake van een behoorlijke vervuiling van de jaloezieën achter het aanzuigraam voor verse lucht kweekruimte 4 en 5.
Gezien het vorenstaande in combinatie met de mate van vervuiling van de kweekruimtes, is het zeer aannemelijk dat er in de hennepkweekruimtes in perceel [adres] , [huisnummer 1] en [huisnummer 2] te [adres] twee eerdere oogsten zijn geweest van tezamen 2036 hennepplanten.
3.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 23 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 103-104):
Betreft : Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij [adres]
Gezien de aangetroffen situatie in de kwekerij is het aannemelijk dat hier tenminste twee oogsten zijn geweest.
In de aangetroffen hennepkwekerij waren op 31 augustus alle ruimtes geoogst en weer klaar gemaakt om nieuwe hennepplanten in te zetten.
31 augustus – 10 weken = 22 juni (tweede cyclus)
22 juni – 10 weken = 13 april (de rechtbank begrijpt: 13 april 2020) (eerste cyclus)
4.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 23 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 400, 403-404, 407-408):
V: Heb je nog met iemand contact gehad voordat je naar de politie ging?
A: Ik onderhield geen contact met deze mensen. Die mensen hebben mij beloofd dat ze mij tijdens de pandemie huur en geld zouden betalen voor eten. Die zouden af en toe gebruik maken van het huis. Ik weet niet wie dat zijn.
V: Wie is de hoofdbewoner van het pand?
A: Ik heb de huurovereenkomst getekend.
V: U bent dus de hoofdbewoner die daar woont?
A: In principe wel.
V: Hoe heeft u de betaling van de huur geregeld?
A: Via de bankpas.
V: Hoe komt dat geld op uw rekening? U kreeg toch alles contant?
A: Zij lieten het geld in het huis achter. Vervolgens stortte ik het geld op mijn bankrekening via een geldautomaat.
V: Wanneer verbleef u daar (de rechtbank begrijpt: aan de [adres] ) dan?
A: Ik verbleef dat één tot twee dagen per week. Ik ben daar in maart tot juni de hele tijd verbleven.
V: Wie is de eigenaar van dit pand: [adres] ?
A: Ik neem aan dat dit de man is waarnaar ik het geld (de rechtbank begrijpt: de huur) overmaak.
A: Ik nam ook aan dat er andere mensen waren geweest. Als ik er niet was moest dat allemaal wel doordraaien en dat kan niet als ik er niet was.
V: U komt dus thuis uit [buitenland] en u treft de kwekerij aan, wat deed u toen?
A: Niks, wat had ik moeten doen?
A: Ik ben bang, waarom zou ik bellen. Ik had een afspraak met de mensen. Nog voordat ik naar [buitenland] ging hebben ze mij wel gezegd dat ze iets van plan waren.
A: Voordat ik vertrok naar [buitenland] , dat was op 10 juni, had ik wat extra geld gekregen.
V: Sinds wanneer was de hennepkwekerij in bedrijf?
A: De 17e (de rechtbank begrijpt: 17 juni 2020) ontdekte ik de kwekerij. Hij was toen in bedrijf, want ik hoorde een bepaald geluid.
Feit 2 subsidiair
1. H
et proces-verbaal van aangifte namens Enexis B.V. van 5 oktober 2020, inclusief bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 58, 86, 88, 90):
Verklaring aangever, gemachtigde
Op 31 augustus 2020 werd een hennepkwekerij met diefstal energie aangetroffen in het pand op het adres [adres] .
Uit onze administratie blijkt dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) op het moment van binnentreden op 31 augustus 2020 contractant was op genoemd perceel. Met contractant wordt bedoeld dat met deze persoon een overeenkomst is afgesloten betreffende de aansluiting en transport van energie naar genoemd pand.
Diefstal
Bij controle van de netcomponenten van Enexis Netbeheer B.V. en de installaties in de meterkast van het genoemde pand heeft de fraude-inspecteur het volgende vastgesteld:
Uit onderzoek bleek dat er een illegale aansluiting op de hoofdbeveiliging was gemaakt, op de aansluitleiding in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om liep en de elektrische installatie in het betreffende pand voorzag van elektriciteit. Door buiten de hoofdbeveiliging om aan te sluiten is er meer vermogen beschikbaar dan contractueel is overeengekomen met de contractant.
Om deze aftakking te realiseren is het noodzakelijk geweest de verzegeling van de aansluitkast te verbreken en de kast te openen.
Berekening ruimtes
Ruimte 1: Slaapkamer voor
Totaal berekend verbruik voorgaande Ruimte 1 3.888 Kwh
Ruimte 2: Slaapkamer voor
Totaal berekend verbruik voorgaande Ruimte 2 3.888 Kwh
Ruimte 3: Garage
Totaal berekend verbruik voorgaande Ruimte 3 11.513 Kwh
Ruimte 4: Garage
Totaal berekend verbruik voorgaande Ruimte 4 9.151 Kwh
Ruimte 5: Garage
Totaal berekend verbruik voorgaande Ruimte 5 15.607 Kwh
2.
Het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 23 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 103-104):
Betreft : Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij [adres]
Gezien de aangetroffen situatie in de kwekerij is het aannemelijk dat hier tenminste twee oogsten zijn geweest.
In de aangetroffen hennepkwekerij waren op 31 augustus alle ruimtes geoogst en weer klaar gemaakt om nieuwe hennepplanten in te zetten.
31 augustus – 10 weken = 22 juni (tweede cyclus)
22 juni – 10 weken = 13 april (de rechtbank begrijpt: 13 april 2020) (eerste cyclus)
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 23 september 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 402-403 en 407):
A: Zij zeiden dat ze de huur en bijkomende kosten, zoals elektriciteit, gingen betalen en dat ik 100 Euro per week zou krijgen voor eten enzo.
V: Wie heeft het energiecontract afgesloten?
A: De overeenkomst staat op mijn naam.
A: Zij hebben dus mijn gegevens gekregen en zij zeiden dat ze de stroom zouden regelen.
V: Wanneer verbleef u daar (de rechtbank begrijpt: aan de [adres] ) dan?
A: Ik verbleef dat één tot twee dagen per week. Ik ben daar in maart tot juni de hele tijd verbleven.
A: Ik zag wel dat er veel elektra en een schakelbord was aangelegd.