ECLI:NL:RBOVE:2024:3689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
10811986 \ EJ VERZ 23-404
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding in arbeidsovereenkomst

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 11 juli 2024, heeft de kantonrechter de overige verzoeken van verzoeker afgewezen. De zaak betreft een geschil tussen verzoeker, die in persoon procedeerde, en [verweerder] B.V., vertegenwoordigd door mr. L.E. van Drooge. De kern van het geschil was of verzoeker recht had op een billijke vergoeding en een gefixeerde schadevergoeding na het beëindigen van zijn arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft in eerdere tussenbeschikkingen vastgesteld dat de cao E-commerce van toepassing is op de arbeidsovereenkomst tussen partijen. De vraag die nu voorlag was of de laatste arbeidsovereenkomst van verzoeker, die liep van 18 juli 2023 tot 28 december 2023, van kleur was verschoten, wat zou betekenen dat deze van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou zijn geworden. De kantonrechter concludeerde dat dit niet het geval was en dat de arbeidsrelatie op 28 december 2023 van rechtswege was geëindigd.

Daarnaast heeft verzoeker gesteld dat [verweerder] haar re-integratieverplichtingen heeft veronachtzaamd, maar de kantonrechter oordeelde dat [verweerder] adequaat had gehandeld en dat verzoeker voldoende was gecompenseerd voor eventuele schade. De kantonrechter heeft daarom besloten dat er geen grond was om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien beide partijen in het gelijk en ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 10811986 \ EJ VERZ 23-404
Beschikking van 11 juli 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker],
procederend in persoon,
tegen
de besloten vennootschap
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. L.E. van Drooge.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 6 maart 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van [verweerder], met producties, ontvangen op 28 maart 2024;
- de akte van [verzoeker], met producties, ontvangen op 17 april 2024;
- de akte uitlating producties van [verweerder], ontvangen op 13 juni 2024.
1.2.
Hierna is bepaald dat beschikking wordt gegeven.

2.De (verdere) beoordeling

2.1.
De kantonrechter verwijst naar en handhaaft hetgeen bij tussenbeschikking van 6 maart 2024 (hierna: de tussenbeschikking) is overwogen.
2.2.
In de tussenbeschikking is [verweerder] op verzoek van [verzoeker] veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging over het achterstallig loon, vermeerderd met de wettelijke rente. Ter beantwoording ligt nog voor of [verzoeker] recht heeft op de door hem verzochte billijke vergoeding en de gefixeerde schadevergoeding. Bij de beantwoording van die vraag is bepalend of de laatste arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussen partijen, mede gelet op de ketenregeling in de cao E-commerce, van kleur is verschoten en dus van rechtswege een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is geworden.
2.3. In de tussenbeschikking is reeds vastgesteld dat de cao E-commerce (hierna: de cao) van toepassing is op de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [verweerder]. In zijn akte betwist [verzoeker] de toepasselijkheid van de cao, maar de kantonrechter gaat aan deze betwisting voorbij. Immers, in de opdrachtbevestigingen en arbeidsovereenkomsten (zie artikel 1.2.) van 13 maart 2023 en 15 juni 2023 is de cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard.
2.4.
In de cao is een ketenregeling opgenomen die afwijkt van de wettelijke ketenregeling als bedoeld in artikel 7:668a BW. Artikel 2.3. van de cao bepaalt het volgende:
Meerdere arbeidsovereenkomsten (keten)
De ketenregeling is de wettelijke regeling die bepaalt hoeveel tijdelijke arbeidscontracten er maximaal achter elkaar gesloten mogen worden, voordat er een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat.
Fluctuerende vraag en lastige voorspelbaarheid in bedrijfsvoering bij de Werkgever leiden tot de volgende afspraken omtrent de ketenregeling:
  • Na uiterlijk 4 tijdelijke arbeidsovereenkomsten in 2 jaar bij de Werkgever, ontstaat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
  • Arbeidsovereenkomsten met uitzenders en payrollers tellen niet mee voor het hiervoor genoemde maximum van 4 arbeidsovereenkomsten. De duur van arbeidsovereenkomsten met uitzenders en payrollers, met aftrek van de eerste 12 maanden, telt wel mee voor de hiervoor genoemde maximale duur van 2 jaar. Dit alles geldt natuurlijk alleen voor zover het gaat om een opdracht bij de Werkgever.
2.5.
De kantonrechter stelt op basis van de door partijen ingediende stukken het volgende vast.
- [verzoeker] heeft met [bedrijf 1] een arbeidsovereenkomst gesloten met een looptijd van
29 december 2021 tot en met 28 juli 2022;
- [verzoeker] heeft met [bedrijf 1] een arbeidsovereenkomst gesloten met een looptijd van
28 juli 2022 tot en met 27 januari 2023. Per 1 augustus 2022 is deze arbeidsovereenkomst en alle daaruit voortvloeiende rechten en plichten van [bedrijf 1] overgenomen door [verweerder];
- [verzoeker] heeft met [verweerder] een arbeidsovereenkomst gesloten met een looptijd van 30 januari 2023 tot en met 17 juli 2023;
- [verzoeker] heeft met [verweerder] een arbeidsovereenkomst gesloten met een looptijd van 18 juli 2023 tot en met 28 december 2023.
2.6.
De werkzaamheden van [verzoeker] zijn ongewijzigd nadat [verweerder] het contract van [bedrijf 1] overnam. Dit betekent dat de eerste arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [bedrijf 1] (looptijd van 29 december 2021 tot en met 28 juli 2022) ook meetelt in de keten van arbeidsovereenkomsten. De laatste arbeidsovereenkomst is daarmee de vierde arbeidsovereenkomst in de keten. Maar op grond van de uitzonderingsbepaling (2e bullit, eerste zin) van artikel 2.3. van de cao E-commerce maakt de eerste arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en [bedrijf 1] geen onderdeel uit van het genoemde maximum van vier arbeidsovereenkomsten.
2.7.
De impliciete stelling van [verzoeker] dat hij, voorafgaand aan de laatste arbeidsovereenkomst met [verweerder], nog een aantal weken voor [bedrijf 1] heeft gewerkt en dus nog één arbeidsovereenkomst met [bedrijf 1] heeft gesloten, is door [verweerder] betwist en blijkt nergens uit. [verzoeker] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling naar een e-mail van 12 juni 2023 van (een medewerker van) [bedrijf 2], de partij die [bedrijf 1] heeft overgenomen. In deze
e-mail wordt echter alleen meegedeeld dat het contract, naar de kantonrechter begrijpt het (toen nog lopende) contract met de looptijd van 30 januari 2023 tot en met 17 juli 2023, is verlengd en dat [verzoeker] spoedig van [verweerder] zal horen. Uit dit enkele e-mailbericht kan in ieder geval niet worden afgeleid dat [bedrijf 2]/[bedrijf 1] een arbeidsovereenkomst aan [verzoeker] heeft aangeboden en dat [verzoeker] dat aanbod heeft geaccepteerd.
2.8.
De kantonrechter concludeert dat de laatste arbeidsovereenkomst (looptijd 18 juli 2023 tot en met 28 december 2023) niet van kleur is verschoten en dus een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is (gebleven). De arbeidsrelatie tussen [verweerder] en [verzoeker] is van rechtswege geëindigd op 28 december 2023. [verzoeker] heeft daarom geen recht op de door hem verzochte gefixeerde schadevergoeding. Van een vroegtijdige opzegging door [verweerder] is geen sprake.
2.9.
[verzoeker] maakt daarnaast aanspraak op een billijke vergoeding. In dit verband heeft [verzoeker] gesteld dat [verweerder] de op haar rustende re-integratieverplichtingen heeft veronachtzaamd. In reactie hierop heeft [verweerder] onweersproken toegelicht en met stukken onderbouwd dat zij [verzoeker] gedurende zijn dienstverband en periode van arbeidsongeschiktheid adequaat heeft begeleid. Uit de stukken blijkt in ieder geval niet dat [verweerder] heeft gehandeld in strijd met het advies van de bedrijsarts, zoals [verzoeker] stelt. Voor zover [verzoeker] heeft betoogd dat [verweerder] de op haar rustende re-integratieverplichtingen heeft geschonden in de periode tussen 27 september 2023 en 28 december 2023, geldt het volgende. Op 27 september 2023 heeft [verzoeker] ontslag op staande voet genomen. Volgens [verzoeker] heeft hij echter onder invloed van een hevige gemoedstoestand ontslag genomen en heeft [verweerder] verzuimd te onderzoeken of [verzoeker] daadwerkelijk ontslag beoogde. [verweerder] heeft dit onderkend, waarna zij lopende deze procedure het loon over genoemde periode (ruim drie maanden) heeft nabetaald. [verzoeker] heeft daarvoor niet hoeven werken. [verweerder] is daarnaast in de tussenbeschikking veroordeeld tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de nabetaling. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker], mocht hij door het handelen van [verweerder] schade hebben geleden, voldoende is gecompenseerd. Hierbij speelt ook een rol dat [verzoeker] tussen zijn ontslagname en het einde van zijn arbeidsovereenkomst geen pogingen heeft ondernomen om zijn ontslagname bij [verweerder] ter discussie te stellen. Tegen deze achtergrond bestaat er geen grond om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding.
2.10.
De conclusie is dat de overige verzoeken van [verzoeker], waarop bij tussenbeschikking nog niet is beslist, worden afgewezen.
Proceskosten
2.11.
Partijen zijn over en weer in het gelijk en ongelijk gesteld. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1. wijst de overige verzoeken van [verzoeker], waarop bij tussenbeschikking nog niet is beslist, af;
3.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Koene, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024. (DG)