ECLI:NL:RBOVE:2024:3683

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
11035590 \ EJ VERZ 24-119
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft Stichting Humanitas verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster] vanwege (ernstig) verwijtbaar handelen. De kantonrechter heeft het verzoek toegewezen en de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 12 juli 2024, zonder toekenning van een transitievergoeding. De procedure begon met een verzoek van Humanitas, waarin zij stelde dat [verweerster] herhaaldelijk onterecht tijd en reiskosten had gedeclareerd. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 juni 2024 heeft Humanitas haar standpunt toegelicht, waarbij zij concrete voorbeelden gaf van de onregelmatigheden in de tijdsregistraties van [verweerster]. De kantonrechter oordeelde dat [verweerster] onvoldoende had gereageerd op de beschuldigingen en dat haar handelen als ernstig verwijtbaar werd gekwalificeerd. De kantonrechter concludeerde dat Humanitas niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten, gezien de ernst van de situatie. De proceskosten werden toegewezen aan [verweerster] vanwege haar verwijtbare handelen.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer / rekestnummer: 11035590 \ EJ VERZ 24-119
Beschikking van 11 juli 2024
de stichting
STICHTING HUMANITAS DMH VOOR DIENSTVERLENING AAN MENSEN MET EEN HULPVRAAG,
gevestigd te Nieuwegein,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Humanitas,
gemachtigde: mr. J.M. Frons,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
hierna te noemen: [verweerster] ,
gemachtigde: mr. L.R.C. Bos.

1.De procedure

1.1.
Humanitas heeft een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerster] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 13 juni 2024 plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Hierna is beschikking bepaald op vandaag.

2.2. Samenvatting

2.1.
Humanitas verzoekt ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst vanwege (ernstig) verwijtbaar handelen door [verweerster] . De kantonrechter wijst het ontbindingsverzoek toe. De arbeidsovereenkomst wordt op de kortst mogelijke termijn ontbonden en [verweerster] heeft geen recht op enige ontslagvergoeding. Dit oordeel zal hierna worden uitgelegd.

3.De feiten

3.1.
Humanitas is een landelijk verspreide en lokaal verankerde zorgorganisatie. Humanitas biedt ondersteuning aan ruim 3.200 mensen met een verstandelijke beperking en/of psychiatrische problemen. Dat gebeurt op verschillende woonlocaties, dagbestedingslocaties en via ambulante begeleiding.
3.2.
[verweerster] , geboren op [geboortedatum] , is op 15 juli 2011 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Humanitas, in de functie van begeleider.
3.3.
Op 18 januari 2024 hebben partijen gesproken over de door [verweerster] geregistreerde werktijd en reiskosten. Na dit gesprek heeft [verweerster] zich ziekgemeld.
3.4.
Bij brief van 16 februari 2024 heeft (de gemachtigde van) Humanitas aan (de gemachtigde van) [verweerster] het volgende bericht:
“(…)”lk stel voorop dat uw cliënte sedert 15 juli 2011 in dienst is bij (de rechtsvoorganger van) cliënte en laatstelijk werkzaam is in de functie van Begeleider. In dat kader is uw cliënte verantwoordelijk voor het begeleiden en ondersteunen van verschillende cliënten van cliënte, alsmede het – ook ten behoeve van de opdrachtgevers van cliënte - maken van de nodige verslagen en tijdregistraties. Dit laatste dient gelet op het feit dat de tijdsregistratie de basis vormt voor de declaraties van cliënte, zoals uw cliënte weet, zeer zorgvuldig te gebeuren.
In de afgelopen periode is bij cliënte het vermoeden gerezen dat uw cliënte herhaaldelijk tijd heeft geschreven en werkzaamheden heeft geregistreerd, terwijl zij op dat moment niet of niet in die omvang werkzaamheden heeft verricht. Naar aanleiding van voornoemde bevindingen heeft cliënte uw cliënte uitgenodigd voor een gesprek.
Op 18 januari 2024 heeft cliënte uw cliënte geconfronteerd met verschillende twijfelachtige tijds- en reiskostenregistraties en het gebrek aan verantwoording van deze registraties. In tegenstelling tot hetgeen door uw cliënte wordt gesteld, had zij hier op dat moment geen verklaring voor. Cliënte heeft aan het eind van het gesprek aangegeven uw cliënte de mogelijkheid te willen bieden de geconstateerde tekortkomingen, in alle rust en waar mogelijk met bewijsstukken, te verklaren. Cliënte heeft uw cliënte die gelegenheid willen bieden, maar tot haar verrassing heeft uw cliënte zich direct na het gesprek ziekgemeld. Dat heeft de onvrede over de situatie en de vermoedens die cliënte heeft helaas enkel bevestigd.
(…)
Ook de inhoud van het schrijven van 22 januari jl. heeft cliënte verwonderd. Zo wordt aangegeven dat uw cliënte niet vooraf geïnformeerd zou zijn over de inhoud van het gesprek en voorts zou zij reeds vier van de vijf tijdsregistraties hebben kunnen uitleggen. Het tegendeel is echter het geval, hetgeen ook volgt uit de e-mail van cliënte van 25 januari jl.
Bij e-mail van 25 januari jl. heeft cliënte uw cliënte opnieuw de mogelijkheid geboden de voorgelegde tijdsregistraties te duiden. Voorts heeft cliënte de tijdsregistraties aangevuld met verdere relevante registraties waarop haar vermoedens zijn gebaseerd. Hoewel ook in november en oktober 2023 soortgelijke registraties zijn aangetroffen, heeft cliënte ervoor gekozen enkel de tijdsregistraties van de maanden december 2023 en januari 2024 aan uw cliënte voor te leggen (zij zou dus nog veel verder terug kunnen gaan, hetgeen zij indien nodig ook zal doen). Dit aangezien deze werkzaamheden recent door uw cliënte zouden moeten zijn verricht en zij uw cliënte in staat acht hierover te kunnen verklaren. Cliënte merkt in dit kader op dat zij uiteraard begrijpt dat uw cliënte niet tot op de minuut kan herinneren wat zij op welke datum heeft gedaan. Dit wordt echter ook niet van uw cliënte gevraagd.
Cliënte heeft uw cliënte een redelijke termijn geboden om op de tijdsregistraties te reageren en de verklaringen toe te sturen. Op 30 januari 2024 heeft cliënte een brief ontvangen waarin werd aangegeven dat uw cliënte in verband met 'een voorhoofdsholteontsteking' niet binnen de gestelde termijn op het verzoek zal reageren. Op 13 februari jl. heeft cliënte uiteindelijk uw e-mail ontvangen met daarbij een reactie op de toegestuurde tijdsregistraties.
Op basis van het onderzoek en de reactie van uw cliënte, heeft cliënte vastgesteld dat zij in overgrote meerderheid geen steekhoudende verklaringen voor het overzicht van niet verantwoorde tijdsregistraties heeft. Zo heeft uw cliënte op 16 januari 2024 bijvoorbeeld
180 minuten geregistreerd, terwijl er slechts een (kart) telefoongesprek heeft plaatsgevonden. De overgebleven tijd, te weten 120 minuten (!), zou uw cliënte hebben gebruikt om 'de website en de nieuwsbrieven van de Alzheimerstichting te lezen'. Ook wordt herhaaldelijk aangegeven dat uw cliënte zou hebben overlegd met collega's, maar wordt niet aangegeven om welke collega's en wat voor overleg dit zou gaan. Voorts erkent uw cliënte dat zij herhaaldelijk tijd (en reiskosten) heeft geregistreerd terwijl zij geen werkzaamheden heeft verricht. Dit met name in gevallen waarin de afspraak door de betreffende cliënt is afgezegd, hetgeen uiteraard geenszins rechtvaardigt dat zij vervolgens alsnog de volledige cliëntgebonden tijd en reiskosten factureert. De vermoedens van cliënte zijn hiermee dan ook bevestigd.
Cliënte acht voornoemde handelwijze van uw cliënte, ook gelet op de aard en omvang daarvan, volstrekt onacceptabel. Te meer nu de noodzaak van het op zorgvuldig en correcte wijze verantwoorden van de door haar gewerkte uren – meer dan – duidelijk voor haar moet zijn geweest. Zo vindt er structureel (4 tot) 6 wekelijks overleg plaats met de trajectcoördinatoren waarin (onder meer) over de wijze van verantwoording van de feitelijk geleverde zorg wordt gesproken. Ook wordt er jaarlijks een training methodisch werken gegeven en besteden de zorg coördinatoren structureel aandacht aan het correct registreren van uren. Cliënte verwijst in dit kader naar de volgende passage uit de PowerPoint van een van de trainingen waar u cliënte bij aanwezig is geweest:
"Binnen de zorg is het noodzakelijk. mede vanuit verantwoordingsperspectief. om de feitelijke levering van zorg vast te stellen. (...) Dat wil zeggen dat er in de urenregistratie geen fouten of onjuistheden zitten, dat het aantal gewerkte uren (en gedeclareerde uren bij ambulant geleverde zorg) kloppend zijn voor de betreffende periode.”
Voorts hecht cliënte eraan te benadrukken dat uw cliënte loyaal dient te zijn aan de belangen van cliënte. Uw cliënte heeft daarentegen, zonder dat zij aantoonbaar arbeid heeft verricht, ten koste van cliënte structureel tijd en reiskosten gefactureerd en dit als arbeidstijd betaald gekregen. Uw cliënte heeft door haar handelen welbewust het risico genomen de goede naam en reputatie van de werkgever te beschadigen. Voor cliënte is dit niet acceptabel.
Tot slot acht cliënte het kwalijk dat uw cliënte in de gesprekken die met haar zijn gevoerd, niet open en eerlijk is (geweest). Ook van enige zelfreflectie in dit kader is tot op heden geen sprake. Indien uw cliënte zich vanaf de aanvang anders had opgesteld, had het mogelijk niet zover hoeven komen.
Cliënte heeft gelet op het bovenstaande alle vertrouwen in de voortzetting van de arbeidsrelatie met uw cliënte verloren. Cliënte is gelet op de ernst van het handelen van uw cliënte voornemens de arbeidsovereenkomst te beëindigen.3.5. Humanitas heeft haar brief afgesloten met een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst. [verweerster] heeft dit aanbod afgewezen.

4.Het verzoek en het verweer

4.1.
Humanitas verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerster] te ontbinden, op de kortst mogelijke termijn en zonder toekenning van een transitievergoeding, primair op grond van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten als bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, Burgerlijk Wetboek (BW). Subsidiair verzoekt Humanitas ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) en – meer subsidiair – wegens een combinatie van omstandigheden die zodanig zijn dat van Humanitas redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (de i-grond), zonder toekenning van enige vergoedingen en met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
4.2.
[verweerster] verweert zich tegen het ontbindingsverzoek en concludeert primair tot afwijzing van daarvan. [verweerster] verzoekt subsidiair, indien en voor zover de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden, rekening te houden met de opzegtermijn van drie maanden en veroordeling van Humanitas tot betaling van een transitievergoeding van € 17.498,45 en een billijke vergoeding van (symbolisch) € 1,00.
4.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover relevant, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Ontbinding arbeidsovereenkomst
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het BW is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
5.2.
Humanitas heeft haar ontbindingsverzoek primair gegrond op ernstig verwijtbaar handelen of nalaten (de e-grond). Humanitas verwijt [verweerster] , samengevat, dat zij ten koste van Humanitas over een lange periode frequent en structureel gewerkte tijd en reiskosten heeft geschreven en gedeclareerd, terwijl zij die werkzaamheden of reizen aantoonbaar niet of niet in die mate kan hebben verricht en zij daar ook geen redelijke verantwoording voor kan geven. Humanitas verwijt [verweerster] ook dat zij daarover niet open en eerlijk is (geweest) en dat van enige zelfreflectie geen sprake is.
5.3.
[verweerster] heeft zich aanvankelijk in haar verweerschrift op het standpunt gesteld dat Humanitas onvoldoende instructies heeft gegeven om op een correcte manier werk- en reistijd te registreren, zodat, aldus [verweerster] , Humanitas klaarblijkelijk niet al te zwaar tilt aan het correct registreren van werk- en reistijd. Nadat Humanitas gemotiveerd heeft toegelicht dat een correcte tijdsregistratie de basis vormt voor de verantwoording van declaraties, heeft [verweerster] het belang van correct tijdschrijven onderkend. Verder is de betwiste stelling van [verweerster] dat zij niet door Humanitas is geïnstrueerd hoe zij op correcte wijze werk- en reistijd dient te registeren en dat er af en toe een foutje in de registraties kan voorkomen, onjuist en overigens niet relevant. Humanitas heeft aan de hand van producties voldoende aannemelijk gemaakt dat [verweerster] instructies heeft ontvangen hoe zij tijd en kosten moet registreren en verrichte werkzaamheden moet rapporteren alsmede het belang ervan. Het gaat Humanitas niet om een enkele slordigheid of onachtzaamheid, maar om serieuze vermoedens van fraude van structurele aard en dat [verweerster] die vermoedens niet heeft weten te weerleggen.
5.4.
Humanitas heeft op een overtuigende wijze met vele concrete voorbeelden en data gedetailleerd uitgelegd waarom door [verweerster] geschreven werk- en reistijden niet kunnen kloppen. Het lag vervolgens op de weg van [verweerster] om de door Humanitas ontdekte discrepanties te verklaren. Dat heeft zij niet gedaan. [verweerster] heeft slechts haar blote betwisting gehandhaafd dat zij wel degelijk correct werk- en reistijd heeft geschreven. Dit is onvoldoende. [verweerster] heeft aangevoerd dat zij zich niet meer kan herinneren welke werkzaamheden zij vorig jaar op een specifieke dag heeft verricht. Dat kan zo zijn, maar [verweerster] had op zijn minst in het gesprek op 18 januari 2024 opheldering kunnen verschaffen toen Humanitas haar vragen stelde over de gerezen twijfels bij de tijdsregistraties van de maanden december 2023 en januari 2024. Een overtuigende verklaring van [verweerster] bleef ook toen achterwege. Humanitas heeft [verweerster] , ook na voornoemd gesprek, voldoende in de gelegenheid gesteld om de bij Humanitas gerezen twijfels weg te nemen en het gebrek aan verantwoording te verklaren. Niet gebleken is dat [verweerster] daartoe een serieuze poging heeft ondernomen.
5.5.
Het verweer van [verweerster] wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Dit betekent dat de door Humanitas aangevoerde feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan. De kantonrechter houdt het er daarom voor dat [verweerster] ten koste van Humanitas over een langere periode frequent en structureel werktijd en reiskosten heeft geschreven en gedeclareerd, terwijl zij de werkzaamheden en reizen die hieraan ten grondslag zouden liggen niet of niet in de mate die uit de registraties voortvloeit, heeft verricht respectievelijk gemaakt.
Conclusie5.6. De kantonrechter kwalificeert het handelen van [verweerster] als ernstig verwijtbaar en zal de arbeidsovereenkomst op de e-grond ontbinden. Humanitas moet kunnen vertrouwen op het correct en volledig registreren van werk en kosten. [verweerster] verrichtte haar werkzaamheden zonder direct toezicht van een derde. En de inkomsten van Humanitas kunnen wegvallen indien na onderzoek blijkt dat er niet correct en volledig is geregistreerd. Van een opzegverbod is geen sprake en herplaatsing ligt niet in de rede. Van Humanitas kan niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerster] nog te laten voortduren. Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met ingang van 12 juli 2024 ontbinden, zonder inachtneming van een opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding en billijke vergoeding.
Proceskosten
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerster] , omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] . Tot aan deze uitspraak worden de proceskosten aan de zijde van Humanitas als volgt vastgesteld:
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
814,00
- nakosten
135,00
Totaal
1.079,00

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 12 juli 2024,
6.2.
bepaalt dat aan [verweerster] geen transitievergoeding toekomt,
6.3.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Humanitas vaststelt op € 1.079,00, te betalen binnen veertien dagen na deze beschikking, te vermeerderen met de kosten van betekening, indien [verweerster] niet binnen genoemde termijn betaalt en vervolgens betekening van de beschikking plaatsvindt en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 1.079,00 vanaf de vijftiende dag na deze beschikking en over het bedrag van de kosten van betekening vanaf de vijftiende dag na de betekening;
6.4.
wijst de overige verzoeken af,
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. de Haan en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024. (DG)