ECLI:NL:RBOVE:2024:3682

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
08/963616-20
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en proceskostenvergoeding op grond van artikelen 530 en 533 Sv na beëindiging strafzaak zonder straf of maatregel

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, gegeven op 28 juni 2024, is de verzoekster, geboren in 1997 in de Verenigde Staten, verzocht om schadevergoeding en proceskostenvergoeding na een strafzaak die op 11 oktober 2023 is geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft het verzoekschrift, dat op 5 december 2023 is ingediend, behandeld op een openbare zitting op 14 juni 2024. De verzoekster heeft vergoedingen gevraagd voor schade, kosten van een psycholoog en een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek tijdig en ontvankelijk is ingediend, en dat de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

De rechtbank heeft de standpunten van de verzoekster en de officier van justitie gehoord. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de verzochte schadevergoeding voor studievertraging en de kosten van een psycholoog, maar heeft wel ingestemd met de toekenning van een proceskostenvergoeding van € 680,- en een schadevergoeding van € 1.220,- voor de schade die verzoekster heeft geleden door onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de verzoekster een schadevergoeding van € 1.220,- toegekend, gebaseerd op de normbedragen vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), en heeft de overige verzochte vergoedingen afgewezen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering toegepast, waarbij is vastgesteld dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van de schadevergoeding. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verzoekster recht heeft op de verzochte proceskostenvergoeding en een schadevergoeding voor de onterecht ondergane inverzekeringstelling, maar niet voor de studievertraging en de kosten van de psycholoog, omdat deze niet voldoende onderbouwd zijn.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963616-20
Verzoekschriftnummers : RK 23/030229 en RK 23/030230
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het verzoekschrift op grond van artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] (Verenigde Staten),
wonende aan de [woonplaats],
verder te noemen: verzoekster,
domicilie kiezende aan het kantooradres van haar raadsman mr. M. Houweling, kantoorhoudende aan de [kantoorplaats].

1.Het verloop van de procedure

Het verzoekschrift dateert van 5 december 2023 en is op diezelfde datum op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het verzoekschrift is ondertekend en ingediend namens verzoekster, bijgestaan en medeondertekend door haar raadsman.
Het verzoekschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 14 juni 2024. Bij de behandeling zijn verzoekster, de raadsman en de officier van justitie gehoord.
De raadkamer heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek tot schadevergoeding op grond van artikelen 530 en 533 Sv, met bijlagen;
  • de door de officier van justitie overgelegde relevante stukken van het dossier van de strafzaak tegen verzoekster;
  • de conclusie van de officier van justitie van 22 april 2024;
  • de door verzoekster, de raadsman en de officier van justitie gegeven toelichting in raadkamer.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt er toe aan verzoekster op grond van artikel 533 Sv een vergoeding toe te kennen van € 22.243,31, bestaande uit de volgende kostenposten:
  • € 1.220,-- voor de schade die verzoekster ten gevolge van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft geleden;
  • € 18.827,-- voor de schade wegens studievertraging;
  • € 1.616,31 vanwege de kosten van een psycholoog.
Daarnaast strekt het verzoek tot het op grond van artikel 530 Sv toekennen van een proceskostenvergoeding voor de onderhavige procedure van € 680,--.

3.De ontvankelijkheid

Het verzoek is tijdig ingediend. De raadkamer stelt vast dat het verzoekschrift ook ontvankelijk is. De strafzaak van verzoekster is immers geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, ook zonder dat toepassing is gegeven aan het rechterlijk pardon zoals omschreven in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, namelijk op 11 oktober 2023 met een sepot wegens onvoldoende bewijs.

4.De standpunten

Standpunt verzoekster
De raadsman heeft op de zitting namens verzoekster de inhoud van het schriftelijke verzoek gehandhaafd.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft op de zitting – conform de schriftelijke conclusie – geconcludeerd tot:
  • afwijzing van de verzochte vergoeding van € 18.827,-- voor de schade wegens studievertraging;
  • afwijzing van de verzochte vergoeding van € 1.616,31 vanwege de kosten van een psycholoog;
  • toekenning van de verzochte vergoeding van € 1.220,-- voor de schade die verzoekster ten gevolge van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft geleden;
  • toekenning van de verzochte vergoeding van € 680,-- als proceskostenvergoeding voor de onderhavige procedure.

5.De beoordeling

Gronden van billijkheid
De artikelen 530 en 533 Sv voorzien - kort samengevat - in vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en van de schade als gevolg van uitgezeten voorarrest indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, zoals in het geval van een vrijspraak of wanneer een strafzaak is geseponeerd. Toekenning van een vergoeding heeft ingevolge artikel 534 Sv steeds plaats indien en voor zover daartoe, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Dat betekent enerzijds dat in geval van schade of gemaakte kosten als uitgangspunt vergoeding plaatsvindt, maar anderzijds dat het de rechter vrij staat op gronden van billijkheid vergoeding achterwege te laten of slechts gedeeltelijk toe te kennen. De raadkamer is in dit geval van oordeel dat er gronden van billijkheid voor een vergoeding aanwezig zijn. De raadkamer overweegt verder het volgende.
Het verzoek op grond van artikel 533 Sv
Onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis
De raadkamer stelt vast dat verzoekster op 3 november 2020 in verzekering is gesteld.
Op 6 november 2020 is de bewaring bevolen, waarna verzoekster op 13 november 2020 door de officier van justitie onmiddellijk in vrijheid gesteld. Omdat de strafzaak tegen verzoekster is geseponeerd, is de raadkamer van oordeel dat de verzochte immateriële schade voor het onterecht ondergane voorarrest voor toewijzing in aanmerking komt. De raadkamer zal daar een vergoeding voor toekennen naar de normbedragen, zoals die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die forfaitaire bedragen vormen een vergoeding voor schade ten gevolge van het ondergane voorarrest en worden geacht de immateriële schade te betreffen. De hoogte van de vergoeding wordt als volgt berekend.
Voor elke dag dat verzoekster op het politiebureau heeft doorgebracht, krijgt zij een vergoeding van € 130,--. Verzoekster heeft vier dagen in een politiecel doorgebracht. Dit maakt dat raadkamer voor deze schadepost een vergoeding zal toewijzen van € 520,--.
Voor elke dag dat verzoekster zonder beperkingen in een huis van bewaring heeft doorgebracht, krijgt zij een vergoeding van € 100,--. Verzoekster heeft zeven dagen zonder beperkingen in een huis van bewaring doorgebracht. De raadkamer zal daarom voor deze schadepost een vergoeding toewijzen van € 700,--. De raadkamer zal in totaal dus een bedrag van € 1.220,-- toekennen voor de schade die verzoekster ten gevolge van ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft geleden.
Studievertraging
Indien gesteld en deugdelijk onderbouwd kan op grond van artikel 533 Sv ook materiële schade, zoals de schade wegens studievertraging en de kosten van een ingeschakelde psycholoog, worden vergoed. De raadkamer is echter van oordeel dat er geen gronden van billijkheid aanwezig zijn die de verzochte vergoeding van € 18.827,-- voor de schade wegens studievertraging rechtvaardigen en zal deze verzochte vergoeding afwijzen. De raadkamer onderkent dat verzoekster haar stageplaats bij [bedrijf 1] in het kader van haar opleiding Manager Havenlogistiek bij [bedrijf 2] wegens de verdenking van betrokkenheid bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne die tot het voorarrest heeft geleid, is kwijtgeraakt. Echter, niet is komen vast te staan dat de door verzoekster gestelde schade wegens studievertraging, een extra betaald bedrag aan collegegeld van € 1.202,-- en een bedrag van € 17.625,-- dat verzoekster als gevolg van latere toetreding tot de arbeidsmarkt zou zijn misgelopen, uitsluitend en rechtstreeks voortvloeit uit de door verzoekster ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Bovendien is in raadkamer gebleken dat verzoekster in juli 2021 een alternatieve stageplek heeft gevonden, wat maakt dat zij haar studie ondanks het eerdere voorarrest op enig moment heeft kunnen hervatten. Verzoekster heeft aldus onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij geen mogelijkheden heeft gehad om de schade wegens studievertraging te beperken.
De kosten van een ingeschakelde psycholoog
De raadkamer acht evenmin gronden van billijkheid aanwezig die de op grond van artikel 533 Sv verzochte vergoeding van € 1.616,31 voor de kosten van een psycholoog rechtvaardigen. Ook ten aanzien van deze kostenpost is naar het oordeel van de raadkamer niet komen vast te staan dat deze uitsluitend en rechtstreeks voortvloeit uit de door de door verzoekster ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis, temeer nu uit het rapport van de psycholoog volgt dat bij verzoekster reeds sprake was van onderliggende (psychische) problematiek. De raadkamer zal de verzochte vergoeding vanwege de kosten van een psycholoog dus afwijzen.
Conclusie
De raadkamer acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, in totaal een bedrag van
€ 1.220,-- een billijke schadevergoeding om aan verzoekster op grond van artikel 533 Sv toe te kennen. De raadkamer zal het meer of anders verzochte afwijzen.
Het verzoek op grond van artikel 530 Sv
Standaardvergoeding voor onderhavig verzoekschrift
De raadkamer zal op grond van artikel 530 Sv aan verzoekster een vergoeding toekennen voor het opmaken en indienen van het verzoekschrift en het bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift, volgens de normbedragen zoals die voor dit soort verzoeken door het LOVS zijn vastgesteld, zijnde een bedrag van € 680,--.

6.De beslissing

De raadkamer:
  • kent op grond van artikel 530 Sv een vergoeding toe van
  • kent op grond van artikel 533 Sv een vergoeding toe van
  • beveelt na het onherroepelijk worden van deze beschikking betaling door de griffier van de genoemde bedragen door overboeking op de bankrekening met het IBAN-nummer [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden Advocaten B.V. o.v.v. [nummer]/[verzoekster];
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 28 juni 2024 gegeven door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier.