ECLI:NL:RBOVE:2024:3679

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juni 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
84.261899-22
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift ongegrond verklaard in strafzaak tegen verdachte met betrekking tot belastingfraude

Op 28 juni 2024 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een bezwaarschriftprocedure tegen een beschikking van de rechter-commissaris. Het bezwaarschrift, ingediend op 9 mei 2024, betreft verzoeken van de verdediging om bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten in het kader van een strafzaak tegen de verdachte, die wordt verdacht van belastingfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvankelijk is. Tijdens de niet-openbare zitting op 14 juni 2024 zijn de gemachtigde raadsman en de officier van justitie gehoord. De verdediging heeft verzocht om het horen van getuigen en het verstrekken van documenten van de Belastingdienst, maar de rechter-commissaris heeft deze verzoeken afgewezen op 25 april 2024.

De rechtbank heeft de beslissing van de rechter-commissaris getoetst en geconcludeerd dat de afwijzing van de verzoeken op goede gronden is gedaan. De verdediging heeft niet voldoende aangetoond dat de gevraagde onderzoekshandelingen van belang zijn voor de strafzaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat er onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden in het onderzoek van de Belastingdienst die van invloed zijn op de zaak. De rechtbank heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van de rechter-commissaris in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84.261899-22
Bezwaarschriftnummer: RK 24/012021
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het bezwaarschrift op grond van artikel 182, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats],
verder te noemen: verdachte,
domicilie kiezende aan het kantooradres van zijn raadsman mr. M.J. Jansma,
kantoorhoudende aan het [kantoorplaats].

1.Het verloop van de procedure

Het bezwaarschrift op grond van artikel 182, zesde lid, Sv dateert van 9 mei 2024 en is op 10 mei 2024 op de griffie van de rechtbank ontvangen.
Het bezwaarschrift is behandeld op de niet-openbare zitting van de raadkamer van 14 juni 2024. Bij deze behandeling zijn de gemachtigde raadsman en de officier van justitie gehoord.
De raadkamer heeft kennisgenomen van:
  • het voormelde bezwaarschrift;
  • de officier van justitie overgelegde relevante stukken van het dossier van de strafzaak tegen verdachte;
  • de beschikking van de rechter-commissaris van 25 april 2024 op het verzoek op grond van artikel 182 Sv;
  • de conclusie van de officier van justitie van 11 juni 2024;
  • de door raadsman en de officier van justitie gegeven toelichting in raadkamer.

2.De beschikking van de rechter-commissaris

De rechter-commissaris is door de verdediging verzocht onderzoekshandelingen te verrichten, bestaande uit:
het horen van [getuige 1] en [getuige 2] (medewerkers van de Belastingdienst) als getuige;
het verstrekken van het controledossier [verdachte]/‘[bedrijf]’ van de Belastingdienst;
het verzoek om een reclasseringsrapportage te laten opmaken;
het laten opmaken van een ambtsedig proces-verbaal omtrent het proces-verbaal van bevindingen betreffende de rectificatie van de data van de Stuur en Weegploeg.
De rechter-commissaris heeft deze onderzoekshandelingen op 25 april 2024 afgewezen. Het bezwaar van de verdediging richt zich tegen de onder 1, 2 en 4 afgewezen onderzoekshandelingen.

3.De standpunten

Standpunt verdachte
De raadsman heeft op de zitting namens verdachte de hiervoor onder 1, 2 en 4 verzochte onderzoekshandelingen gehandhaafd. Het bezwaarschrift dient volgens hem gegrond te worden verklaard en genoemde onderzoekshandelingen moeten worden toegewezen. De verdediging wenst aan de hand daarvan te onderzoeken of er bewust bestuursrechtelijke controlebevoegdheden zijn ingezet voor strafrechtelijke opsporingsdoeleinden, omdat in haar visie sprake is geweest van schendingen van de beginselen van een behoorlijke procesorde.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft op de zitting – conform de schriftelijke conclusie - geconcludeerd dat het bezwaarschrift ongegrond moet worden verklaard, omdat de stelling van de verdediging (feitelijke) grondslag mist.

4.De bevoegdheid

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het bezwaarschrift kennis te nemen.

5.De ontvankelijkheid

Het bezwaarschrift is tijdig binnen veertien dagen nadat de rechter-commissaris de beschikking heeft afgegeven, ingediend. De raadkamer stelt vast dat het bezwaarschrift ook ontvankelijk is.

6.De beoordeling

De raadkamer overweegt op grond van de stukken en wat in raadkamer naar voren is gebracht het navolgende.
Uitgangspunt
De verdediging kan de rechter-commissaris verzoeken bepaalde onderzoekshandelingen te verrichten op de voet van artikel 182 Sv. De rechter-commissaris kan zo’n verzoek afwijzen, indien de gevraagde onderzoekshandelingen naar zijn oordeel niet kunnen bijdragen aan enige uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Sv in de zaak te nemen beslissing. De raadkamer moet toetsen of de beschikking van de rechter-commissaris in het licht daarvan stand kan houden. De beslissing van de rechter-commissaris wordt door de raadkamer, omdat het om een bezwaarschriftprocedure gaat, in beginsel ex tunc getoetst, dat wil zeggen: wordt beoordeeld naar de feiten en omstandigheden zoals die bekend waren bij de rechter-commissaris ten tijde van het nemen van die beslissing. Tegelijkertijd stelt de raadkamer vast dat de beslissing gezien moet worden in het licht van de taak van de rechter-commissaris in het vooronderzoek.
Het oordeel van de raadkamer
Verdachte wordt onder meer verdacht van het opzettelijk indienen van onjuiste/onvolledige aangiften omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2018 tot en met het eerste kwartaal van 2022. Het gaat om in totaal zeventien onjuiste/onvolledige aangiften. Daarnaast wordt hem verweten dat hij acht geschriften valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en deze acht geschriften vervolgens aan de Belastingdienst ter beschikking heeft gesteld.
De raadkamer stelt op de eerste plaats vast dat in raadkamer is gebleken dat in het dossier van de strafzaak tegen verdachte onjuiste data zijn opgenomen. Dit is het gevolg geweest van een menselijke fout. In een op ambtseed/belofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 4 januari 2024 (AMB-011) zijn de data waarop de Stuur en Weegploeg beslissingen heeft genomen, en die onjuist in het dossier vermeld staan, gerectificeerd. In dit proces-verbaal is beschreven dat de Stuur en Weegploeg het besluit tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek ten aanzien van de bovenstaande verdenking tegen verdachte over de periode 1 januari 2018 tot en met 31 januari 2022 niet op 21 maart 2022 maar op 20 april 2022 heeft genomen. Ook staat in het proces-verbaal van bevindingen beschreven dat de Stuur en Weegploeg niet op 25 augustus 2022 maar op 28 april 2022 heeft beslist het strafrechtelijk onderzoek uit te breiden met de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022. De vragenbrief van de Belastingdienst van 4 april 2022 met daarin een verzoek aan verdachte om aanvullende informatie te verstrekken ligt dus vóór de beslissing van de Stuur en Weegploeg van 20 april 2022 tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte. Bovendien ziet deze vragenbrief op een controle van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2022, die verdachte op 31 maart 2022 heeft ingediend. Op 19 april 2022 heeft de Belastingdienst naar aanleiding van de genoemde vragenbrief verschillende facturen van verdachte ontvangen, waarna de Stuur en Weegploeg op 28 april 2022 heeft beslist om het strafrechtelijk onderzoek uit te breiden met de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2022 (de periode van 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022).
Het voorgaande brengt de raadkamer tot het oordeel dat de rechter-commissaris de onder 1,2 en 4 genoemde onderzoekshandelingen op goede gronden heeft afgewezen. Hetgeen de verdediging in deze procedure heeft aangevoerd, is voor de raadkamer ook geen aanleiding om nu anders te oordelen. Naar het oordeel van de raadkamer is onvoldoende vast komen te staan welk belang de verdediging heeft bij toewijzing van de verzochte onderzoekshandelingen. Niet is gebleken dat de gevraagde onderzoekshandelingen voor de te beantwoorden vragen van de artikelen 348 en 350 Sv van belang kunnen zijn. De data die onjuist in het dossier van de strafzaak vermeld staan, zijn in een op ambtseed/belofte opgemaakt proces-verbaal van bevindingen gerectificeerd. De raadkamer heeft geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de inhoud van dit op ambtseed/belofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen. Dit maakt dat zonder nadere onderbouwing niet gebleken is van een begin van aannemelijkheid dat in het onderzoek van de Belastingdienst onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden die van bepalende invloed zijn (geweest) op het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte. Het staat de verdediging vrij om wat zij (overigens) heeft aangevoerd ten aanzien van schendingen van de beginselen van een goede procesorde bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen verdachte naar voren te brengen. Gelet op voorgaande kan de beslissing van de rechter-commissaris ten aanzien van de onder 1,2 en 4 genoemde onderzoekswensen in stand blijven en wordt het ingediende bezwaar ongegrond verklaard.

7.Beslissing

De raadkamer verklaart het bezwaarschrift
ongegrond.
Deze beschikking is op 28 juni 2024 gegeven door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier.