ECLI:NL:RBOVE:2024:3673

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
84-184999-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift, flessentrekkerij en gewoontewitwassen

Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift, flessentrekkerij en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uren. De verdachte is schuldig bevonden aan het medeplegen van valsheid in geschrift door valse documenten op te maken en te gebruiken, waaronder een valse overeenkomst betreffende de overname van een bedrijf. Daarnaast heeft hij een gewoonte gemaakt van het kopen van brandstof zonder deze te betalen, en heeft hij geldbedragen gewitwassen die afkomstig waren uit misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende meerdere jaren betrokken is geweest bij deze frauduleuze activiteiten, waarbij hij gebruik maakte van tankpassen en valse salarisspecificaties. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure, wat heeft geleid tot een lichtere strafmaat. De verdachte heeft geen verweer gevoerd tegen de gewijzigde tenlastelegging en heeft zijn schuld erkend. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen computer verbeurd verklaard, aangezien deze is gebruikt in de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84-184999-22 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2024
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 mei 2024 en 27 juni 2024.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. V. Poelmeijer, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen:
feit 1:meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd door het opmaken van een valse overeenkomst betreffende de overname van [bedrijf 1] B.V. en/of door gebruik te maken van die valse overeenkomst door die overeenkomst te verstrekken aan de Kamer van Koophandel;
feit 2:een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van brandstof terwijl hij die brandstof telkens niet betaalde;
feit 3:meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd door het opmaken van valse salarisspecificaties, een vals bankafschrift, een valse arbeidsovereenkomst en een valse werkgeversverklaring op naam van [naam 1], [naam 2] en/of [naam 3] en/of valse balansen/jaarrekeningen van [bedrijf 2] B.V.;
feit 4:een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen.
Voluit luidt de tenlastelegging – na wijziging van de tenlastelegging van 28 mei 2024 – aan verdachte, dat:
1
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 23 december 2014 te Arnhem en/of te Geesteren (gemeente Tubbergen), althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een overeenkomst tussen [naam 4] en [naam 5]
betreffende de leiding van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V.
(DOC-085, pagina 3780 e.v.),
-zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk
heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders, valselijk, immers
opzettelijk in strijd met de waarheid die overeenkomst voorzien van de datum
1 juli 2014;
en/of
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met
23 december 2014 te Arnhem en/of te Geesteren (gemeente Tubbergen), althans in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen maken van een overeenkomst tussen [naam 4] en [naam 5] betreffende de leiding van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. (DOC-085, pagina 3780 e.v.),
-zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als
ware het echt en onvervalst,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die overeenkomst opzettelijk in strijd met de waarheid was voorzien van de datum 1 juli 2014, en bestaande dat gebruik maken uit het overleggen of toezenden, althans het doen toekomen van die overeenkomst aan de Kamer van Koophandel te Arnhem;
2
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 7 oktober 2014 tot en met 20
november 2014 te Almelo en/of te Enschede en/of te Nijverdal (gemeente
Hellendoorn) en/of te Vriezenveen (gemeente Twenterand) en/of te Geesteren
(gemeente Tubbergen), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen, te weten
brandstoffen, met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking
over die goederen te verzekeren, hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
met gebruikmaking van tankpassen die door Kuwait Petroleum Nederland B.V.
en/of BP Nederland B.V. aan [bedrijf 1] B.V. ter beschikking waren gesteld grote
hoeveelheden brandstoffen getankt, vervolgens deze brandstoffen doorverkocht
zonder deze brandstoffen aan Kuwait Petroleum Nederland B.V. en/of BP
Nederland B.V. te betalen of te doen betalen;
3
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 31 december 2015 te Amsterdam en/of te Winterswijk en/of te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland) en/of te Bocholt (Bondsrepubliek Duitsland) en/of (elders) in Nederland en/of (elders) in de Bondsrepubliek Duitsland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
a. a) twaalf, althans een of meer, salarisspecificatie(s) van de werkgever [bedrijf 2] B.V. betreffende de werknemer [naam 1], betrekking hebbende op de maanden januari tot en met december van het jaar 2015 (DOC-143-06, pagina's 4119 tot en met 4130); en/of
b) een (kopie van een) bankafschrift betrekking hebbende op de bankrekening aangehouden ten name van [naam 1] onder het nummer [rekeningnummer] betreffende de mutaties op die bankrekening in de periode 25 augustus 2015 tot en met 10 september 2015 (DOC-153-04, pagina 4213); en/of
c) een in de Duitse taal gestelde werkgeversverklaring van [bedrijf 2] B.V., voorzien van de datum 11 december 2015, betreffende het dienstverband van mevrouw [naam 1] (DOC-157-08, pagina 4248); en/of
d) dertien, althans een of meer, balans(en)/jaarrekening(en) van de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., betreffende de jaren 2002 tot en met 2014 (DOC-242-15, pagina's 5114 tot en met 5139); en/of
e) twee, althans een of meer, salarisspecificatie(s) van de werkgever [bedrijf 2] B.V. betreffende de werknemer [naam 2], betrekking hebbende op de maand(en) mei en/of juni van het jaar 2015 (DOC-169-03, pagina 4444 en DOC-169-04, pagina 4445); en/of
f) twee, althans een of meer, salarisspecificatie(s) van de werkgever [bedrijf 3] B.V. betreffende de werknemer [naam 3], betrekking hebbende op de maanden november en december van het jaar 2015 (DOC-171-03, pagina 4480 en DOC-171-04, pagina 4481); en/of
g) een model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met als werkgever [bedrijf 3] B.V., met als werknemer [naam 3], voorzien van de datum 1 april 2010 (DOC-140-09, pagina's 4095 en 4096),
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers hebben/heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders, (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid:
a. a) in die salarisspecificatie(s) vermeld of doen vermelden dat [naam 1] sinds 3 augustus 2009 in dienst is van [bedrijf 2] B.V. en/of (daarvoor) het telkens in die specificatie(s) vermelde loon had genoten; en/of
b) in die (kopie van een) bankafschrift vermeld of doen vermelden dat op 8 september 2015 op de bankrekening [rekeningnummer] een geldbedrag, groot EUR 4.103,67 was bijgeboekt afkomstig van [bedrijf 2] met de omschrijving salaris september 2015; en/of
c) in die werkgeversverklaring bevestigd dat mevrouw [naam 1] sinds 3 augustus 2009 bij [bedrijf 2] B.V. als accountmanager in dienst is en een loon ontvangt van EUR 4.103,67; en/of
d) op die balans(en)/jaarrekening(en) vermeld of doen vermelden dat deze (telkens) waren vastgesteld door de vergadering van aandeelhouders van [bedrijf 2] B.V. in het jaar waarop het document betrekking heeft; en/of
e) in die salarisspecificatie(s) vermeld of doen vermelden dat [naam 2] sinds 8 mei 2013 in dienst is van [bedrijf 2] B.V. en/of (daarvoor) het in die specificatie(s) vermelde loon had genoten; en/of
f) in die salarisspecificatie(s) vermeld of doen vermelden dat [naam 3] sinds 11 april 2017 in dienst is van [bedrijf 3] B.V. en/of (daarvoor) het in die specificatie(s) vermelde loon had genoten; en/of
g) in die model arbeidsovereenkomst een overeenkomst beschreven die nimmer
tussen de genoemde partijen is aangegaan;
4
hij, verdachte, in de periode van 2 mei 2013 tot en met 1 oktober 2016 te Winterswijk en/of te Enschede en/of te Amsterdam en/of te Apeldoorn en/of te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland) en/of te Bocholt (Bondsrepubliek Duitsland) en/of (elders) in Nederland en/of (elders) in de Bondsrepubliek Duitsland,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte,:
- ( telkens) van een of meer geldbedrag(en) de werkelijke aard en herkomst, de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
die geldbedrag(en) waren/was en/of die geldbedrag(en) voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat die geldbedrag(en) -middellijk of onmiddellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf (AMB-131, pagina's 959 tot en met 1045);
en/of
- een of meer geldbedrag(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet en/of gebruikt, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat die geldbedrag(en) - middellijk of onmiddellijk afkomstig waren/was uit enig misdrijf (AMB-131, pagina's 959 tot en met 1045).

3.De procesafspraken

3.1
Inleidende opmerkingen
Op 23 mei 2024 heeft de officier van justitie de rechtbank geïnformeerd dat procesafspraken tot stand waren gekomen tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel met betrekking tot onderhavige strafzaak en de aanpalende ontnemingszaak. Het afdoeningsvoorstel is op 23 mei 2024 ondertekend door verdachte, zijn raadsman, en de officier van justitie.
Het afdoeningsvoorstel dat door de officier van justitie en de raadsman aan de rechtbank is voorgelegd, houdt – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – het volgende in:
het Openbaar Ministerie vordert wijziging van de tenlastelegging in die zin dat feit 2 primair en subsidiair komen te vervallen, dat feit 3 onder f komt te vervallen en dat in feit 4 het medeplegen en de precieze geldbedragen komen te vervallen;
de verdediging voert ten aanzien van de gewijzigde tenlastelegging geen bewijsverweer;
alle eventueel nog openstaande onderzoekswensen van de verdediging komen te vervallen;
het Openbaar Ministerie vordert ter terechtzitting een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van een jaar, en verbeurdverklaring van het beslag (computer). Bij de strafeis is uitgegaan van een fraudebedrag van 273.408,84 euro zoals berekend in de ontnemingsrapportage en is de forse overschrijding van de redelijke termijn in ogenschouw genomen, evenals de jaren die zijn verstreken sinds de pleegperiodes en het feit dat verdachte daarna niet meer in aanraking is gekomen met justitie;
de verdediging voert geen strafmaatverweer;
het Openbaar Ministerie past ter terechtzitting de ontnemingsvordering aan en vordert dat het genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op een bedrag van 113.000 euro en dat aan verdachte de verplichting wordt opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat;
de verdediging voert ten aanzien van het gewijzigde geschatte voordeel en de betalingsverplichting geen verweer. Verdachte geeft aan betalingsbereid te zijn, in staat te zijn te betalen (op basis van een nog met het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te maken betalingsregeling) en geen draagkrachtverweer te zullen voeren voor wat betreft zijn financiële verplichtingen voortvloeiende uit de ontnemingszaak. Verdachte stemt er mee in dat een afschrift van de procesafsprakenovereenkomst aan het CJIB wordt verstrekt;
de verdachte zal aanwezig zijn ter terechtzitting zodat de rechtbank de totstandkoming van het afdoeningsvoorstel kan toetsen;
het Openbaar Ministerie en de verdediging zien af van het instellen van hoger beroep, als en nadat de rechtbank overeenkomstig de inhoud van het afdoeningsvoorstel vonnis wijst;
het afdoeningsvoorstel vervalt indien en voor zover dat niet wordt gevolgd door de rechtbank.
3.2
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de terechtzitting van 28 mei 2024 zijn de hiervoor weergegeven procesafspraken indringend en in aanwezigheid van zijn raadsman met verdachte besproken. Verdachte heeft te kennen gegeven goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft aangegeven volledig achter die afspraken te staan, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en op geen enkele wijze onder druk te zijn gezet. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het hele proces om tot afspraken te komen, steeds voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) stelt.
De procesafspraken komen daarmee voor een beoordeling van de rechtbank in aanmerking. De rechtbank benadrukt dat zij geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) leidend is geweest, meer in het bijzonder wat betreft het bewijs en de straf.
4. De bewijsmotivering [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feit 1 (valsheid in geschrifte overeenkomst [bedrijf 1] B.V.)
[bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1]) is in december 2012 opgericht, was gevestigd op het terrein van [naam 6] en had als (in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel geregistreerde) bedrijfsactiviteiten het uitoefenen van een varkensbedrijf en de handel in onroerend goed. Feitelijk vonden er geen bedrijfsactiviteiten plaats binnen [bedrijf 1]. [bedrijf 1] beschikte niet over een Uniek Bedrijfsnummer (UBN) voor het houden van dieren en bij de RDW stonden geen voertuigen geregistreerd op naam van [bedrijf 1].
[naam 5] stond bij de Kamer van Koophandel geregistreerd als bestuurder van [bedrijf 1] van 27 januari 2014 tot 1 juli 2014. Op 22 december 2014 is [naam 4] met terugwerkende kracht geregistreerd als bestuurder, als opvolger van [naam 5] per 1 juli 2014. Verdachte heeft samen met anderen hiervoor een valse overeenkomst opgemaakt met betrekking tot de overname van het bestuur van [bedrijf 1] door [naam 4] met terugwerkende kracht per 1 juli 2014. In maart 2015 is [bedrijf 1] failliet verklaard.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit – voor zover dit ziet op het valselijk (doen) opmaken van een overeenkomst tussen [naam 4] en [naam 5] voorzien van de datum 1 juli 2014 – op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • een geschrift, te weten een overeenkomst tussen [naam 4] en [naam 5] betreffende de overname van [bedrijf 1] B.V. gedateerd op 1 juli 2014, pagina’s 37803782 (DOC-085);
  • een geschrift, te weten een inschrijvingsformulier van de Kamer van Koophandel van 22 december 2014, pagina’s 3604, 3605 en 3609 (DOC059);
  • een procesverbaal van verhoor van verdachte [naam 5] van 3 oktober 2016, pagina 1895 (V00207).
De rechtbank zal verdachte (partieel) vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde feit voor zover dit ziet op het valselijk gebruik (doen) maken van deze overeenkomst, nu zich in het dossier onvoldoende bewijs bevindt waaruit blijkt dat deze overeenkomst bij de Kamer van Koophandel te Arnhem is overgelegd dan wel is toegezonden of anderszins is doen toekomen.
4.3.2
Feit 2 (flessentrekkerij brandstof)
Op 19 en 24 september 2014 zijn tankpassen aangevraagd op naam van [bedrijf 1] bij respectievelijk BP en Q8/Kuwait (hierna: Q8). Op 11 september 2014, kort voor de aanvragen van de tankpassen, is met een wijzigingsformulier aan de Kamer van Koophandel doorgegeven dat er 16 fulltime werknemers en acht parttime werknemers in dienst waren bij [bedrijf 1], terwijl [bedrijf 1] in werkelijkheid geen werknemers – en überhaupt geen bedrijfsactiviteiten – had. In de aanvraag voor de tankpassen bij BP is vermeld dat [bedrijf 1] beschikte over tien voertuigen. In de aanvraag voor de tankpassen bij Q8 is vermeld dat [bedrijf 1] beschikte over acht voertuigen. Er waren geen voertuigen geregistreerd op naam van [bedrijf 1].
Met de tankpassen van Q8 is in de periode van 7 oktober 2014 tot en met 16 november 2014 in totaal 24.722 liter brandstof getankt, waarna facturen tot een totaalbedrag van € 31.024,38 onbetaald zijn gebleven. Met de tankpassen van BP is in de periode van 4 november 2014 tot en met 20 november 2014 in totaal 113.127 liter brandstof getankt, waarna facturen tot een totaalbedrag van € 149.764,77 onbetaald zijn gebleven. Dit heeft geleid tot aangiftes van BP en Q8 en – mede op aanvraag van laatstgenoemde – het faillissement van [bedrijf 1] in maart 2015. Verdachte heeft samen met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) brandstof getankt en overgetankt.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • een geschrift, te weten een door [naam 7] opgemaakt aangifteformulier namens BP Nederland B.V. van 27 januari 2015, pagina’s 32023218 (DOC012);
  • een procesverbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 4 juli 2016, pagina’s 23092311 (G00501);
  • een procesverbaal van fotoconfrontatie [getuige 1] van 3 april 2017, pagina 2319 (G00504);
  • een procesverbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 4 juli 2016, pagina’s 23222324 (G00601);
  • een procesverbaal van voorbereiding en samenstellen van een fotobewijsconfrontatie van 23 mei 2017 (AMB103);
  • een procesverbaal van aangifte van Kuwait Petroleum Nederland BV van 25 juni 2015, pagina’s 35043508 (DOC047);
  • procesverbaal van bevindingen van 30 oktober 2014, pagina 3314 (DOC-013);
  • een geschrift, te weten een huurcontract van 24 november 2014 op naam van [bedrijf 1] B.V. voor de huur van een brandstoftank en vloeistofpomp, ondertekend door [verdachte], pagina’s 38053807 (DOC100-01);
  • een procesverbaal van verhoor van verdachte [naam 5] van 27 september 2015, pagina 1853 (V00204);
  • een procesverbaal van verhoor van verdachte [naam 5] van 28 september 2016, pagina’s 18701871 en 1875 (V00205);
  • een procesverbaal van bevindingen DigitaleFactuur van 6 november 2017, pagina 1060 (AMB135);
  • een geschrift, te weten een overzicht van bankgegevens van [bedrijf 1] B.V., pagina 3091 (DOC-007-01);
  • geschriften, te weten bankafschriften van [bedrijf 1] B.V., pagina’s 3083 en 3088 (DOC00701);
  • een geschrift, te weten een overzicht van bankgegevens van [bedrijf 1] B.V., pagina 3091 (DOC-007-01, p. 30).
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen, te weten [medeverdachte] en [naam 6], een gewoonte heeft gemaakt van het kopen van brandstoffen zonder die brandstoffen volledig te betalen, door grote hoeveelheden brandstoffen te tanken met gebruikmaking van tankpassen van Q8/Kuwait en BP, en die brandstoffen vervolgens door te verkopen, waarbij het van meet af aan de bedoeling is geweest van verdachte en zijn mededaders om BP en Q8 niet te betalen.
4.3.3
Feit 3 (valsheid in geschrifte bankkredieten)
In de periode april 2015 tot en met december 2015 zijn kredieten aangevraagd bij Duitse banken op naam van [naam 1], [naam 2] en [naam 3], waarbij gebruik is gemaakt van salarisspecificaties met als werkgever [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] B.V.) respectievelijk [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3]), een bankafschrift, een arbeidsovereenkomst en een werkgeversverklaring. De rentebetalings- en aflossingsverplichtingen uit hoofde van deze kredietovereenkomsten zijn niet (tijdig) nagekomen. Voornoemde documenten zijn vals opgemaakt door verdachte, samen met een of meer anderen.
Daarnaast heeft verdachte valse balansen/jaarrekeningen van [bedrijf 2] B.V. opgemaakt.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • geschriften, te weten salarisspecificaties op naam van [naam 1] van de periode januari 2015 tot en met december 2015, pagina’s 41194130 (DOC-143-06);
  • een geschrift, te weten een bankafschrift op naam van [naam 1] van de periode 25 augustus 2015 tot en met 10 september 2015, pagina 4213 (DOC15304);
  • een geschrift, te weten een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] B.V. betreffende de werknemer [naam 1] van 11 december 2015, pagina 4248 (DOC15708);
  • een procesverbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 2 november 2016, pagina’s 20842086 en 20882089 (V00901);
  • geschriften, te weten balansen/jaarrekeningen op naam van [bedrijf 2] B.V. van de jaren 2012 tot en met 2014, pagina’s 51145139 (DOC24215);
  • een geschrift, te weten een bezwaarschrift ontbinding rechtspersoon van 13 oktober 2015, ondertekend door [verdachte], pagina 5197 (DOC24229);
  • een geschrift, te weten een uittreksel van de Kamer van Koophandel betreffende [bedrijf 2] B.V. (DOC06710);
  • een procesverbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 13 juli 2017, pagina’s 24992450 (G03002);
  • geschriften, te weten salarisspecificaties op naam van [naam 2] van de maanden mei 2015 en juni 2015, pagina’s 44444445 (DOC16903 en DOC16904);
  • een procesverbaal van onderzoek inbeslaggenomen computer van 26 september 2017, pagina’s 943, 946 en 949 (AMB126);
  • geschriften, te weten salarisspecificaties op naam van [naam 3] van de maanden november 2015 en december 2015, pagina’s 44804481 (DOC17103 en DOC17104);
  • een geschrift, te weten een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op naam van [naam 3], pagina’s 40954096 (DOC14009);
  • een procesverbaal van verhoor [naam 3] van 25 januari 2017, pagina 2144 (V01201).
4.3.4
Feit 4 (gewoontewitwassen)
In de periode van 2 mei 2013 tot en met 1 oktober 2016 heeft verdachte geldbedragen ontvangen op zijn bankrekeningen door middel van contante stortingen en overboekingen. Verdachte heeft de werkelijke aard en herkomst van deze bedragen verhuld en deze bedragen voorhanden gehad en gebruikt, terwijl hij wist dat de bedragen uit misdrijven afkomstig waren.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • het procesverbaal van de terechtzitting van 28 mei 2024, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het procesverbaal van bevindingen witwassen [verdachte] van 5 maart 2018 (AMB131).
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van 1 juli 2014 tot en met 23 december 2014
te Arnhem en/of te Geesteren (gemeente Tubbergen), althansin Nederland,
meermalen, althans eenmaal,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
een overeenkomst tussen [naam 4] en [naam 5]
betreffende de leiding van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V.
(DOC-085, pagina 3780 e.v.),
-zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken
en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks met het oogmerk om
die/dat geschrift
(en)als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers hebben
/heefthij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
), valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid die overeenkomst voorzien van de datum 1 juli 2014;
en/of
hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met
23 december 2014 te Arnhem en/of te Geesteren (gemeente Tubbergen), althans in
Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt en/of heeft doen maken van een overeenkomst tussen [naam 4] en [naam 5] betreffende de leiding van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V. (DOC-085, pagina 3780 e.v.),
-zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen als
ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die overeenkomst opzettelijk in strijd met de waarheid was voorzien van de datum 1 juli 2014, en bestaande dat gebruik maken uit het overleggen of toezenden, althans het doen toekomen van die overeenkomst aan de Kamer van Koophandel te Arnhem;
2
hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van 7 oktober 2014 tot en met 20 november 2014
te Almelo en/of te Enschede en/of te Nijverdal (gemeente Hellendoorn) en/of te Vriezenveen (gemeente Twenterand) en/of te Geesteren (gemeente Tubbergen), althansin Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het kopen van goederen, te weten brandstoffen, met het oogmerk om zonder volledige betaling zich de beschikking over die goederen te verzekeren, hebbende hij, verdachte, en
/ofzijn mededader
(s
)met gebruikmaking van tankpassen die door Kuwait Petroleum Nederland B.V. en
/ofBP Nederland B.V. aan [bedrijf 1] B.V. ter beschikking waren gesteld grote hoeveelheden brandstoffen getankt, vervolgens deze brandstoffen doorverkocht zonder deze brandstoffen aan Kuwait Petroleum Nederland B.V. en
/ofBP Nederland B.V. te betalen of te doen betalen;
3
hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van 1 april 2015 tot en met 31 december 2015
te Amsterdam en/of te Winterswijk en/of te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland) en/of te Bocholt (Bondsrepubliek Duitsland) en/of (elders)in Nederland en
/of (elders)in de Bondsrepubliek Duitsland,
meermalen, althans eenmaal,
d) dertien
, althans een of meer,balans
(en
)/jaarrekening
(en
)van de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., betreffende de jaren 2002 tot en met 2014
(DOC-242-15, pagina's 5114 tot en met 5139);en
/of
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken
en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks
(telkens)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers
hebben/heeft hij, verdachte
, en/of zijn mededaders, (telkens)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid:
d) op die balans
(en
)/jaarrekening
(en
)vermeld of doen vermelden dat deze (telkens) waren vastgesteld door de vergadering van aandeelhouders van [bedrijf 2] B.V. in het jaar waarop het document betrekking heeft;
en
/of
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleen,
a. a) twaalf
, althans een of meer,salarisspecificatie
(s
)van de werkgever [bedrijf 2] B.V. betreffende de werknemer [naam 1], betrekking hebbende op de maanden januari tot en met december van het jaar 2015
(DOC-143-06, pagina's 4119 tot en met 4130); en
/of
b) een (kopie van een) bankafschrift betrekking hebbende op de bankrekening aangehouden ten name van [naam 1] onder het nummer [rekeningnummer] betreffende de mutaties op die bankrekening in de periode 25 augustus 2015 tot en met 10 september 2015
(DOC-153-04, pagina 4213); en
/of
c) een in de Duitse taal gestelde werkgeversverklaring van [bedrijf 2] B.V., voorzien van de datum 11 december 2015, betreffende het dienstverband van mevrouw [naam 1]
(DOC-157-08, pagina 4248); en
/of
e) twee
, althans een of meer,salarisspecificatie
(s
)van de werkgever [bedrijf 2] B.V. betreffende de werknemer [naam 2], betrekking hebbende op de maand
(en
)mei en
/ofjuni van het jaar 2015
(DOC-169-03, pagina 4444 en DOC-169-04, pagina 4445); en
/of
f) twee
, althans een of meer,salarisspecificatie
(s
)van de werkgever [bedrijf 3] B.V. betreffende de werknemer [naam 3], betrekking hebbende op de maanden november en december van het jaar 2015
(DOC-171-03, pagina 4480 en DOC-171-04, pagina 4481); en
/of
g) een model arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, met als werkgever [bedrijf 3] B.V., met als werknemer [naam 3], voorzien van de datum 1 april 2010
(DOC-140-09, pagina's 4095 en 4096),
-
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk heeft doen opmaken
en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks
(telkens
)met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers hebben
/heefthij, verdachte, en
/ofzijn mededaders,
(telkens
)valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid:
a. a) in die salarisspecificatie
(s
)vermeld of doen vermelden dat [naam 1] sinds 3 augustus 2009 in dienst is van [bedrijf 2] B.V. en
/of(daarvoor) het telkens in die specificatie
(s
)vermelde loon had genoten; en
/of
b) in die (kopie van een) bankafschrift vermeld of doen vermelden dat op 8 september 2015 op de bankrekening [rekeningnummer] een geldbedrag, groot EUR 4.103,67 was bijgeboekt afkomstig van [bedrijf 2] met de omschrijving salaris september 2015; en
/of
c) in die werkgeversverklaring bevestigd dat mevrouw [naam 1] sinds 3 augustus 2009 bij [bedrijf 2] B.V. als accountmanager in dienst is en een loon ontvangt van EUR 4.103,67; en
/of
e) in die salarisspecificatie
(s
)vermeld of doen vermelden dat [naam 2] sinds 8 mei 2013 in dienst is van [bedrijf 2] B.V. en
/of(daarvoor) het in die specificatie
(s
)vermelde loon had genoten; en
/of
f) in die salarisspecificatie
(s
)vermeld of doen vermelden dat [naam 3] sinds 11 april 2017 in dienst is van [bedrijf 3] B.V. en
/of(daarvoor) het in die specificatie
(s
)vermelde loon had genoten; en
/of
g) in die model arbeidsovereenkomst een overeenkomst beschreven die nimmer tussen de genoemde partijen is aangegaan.
4
hij, verdachte, in de periode van 2 mei 2013 tot en met 1 oktober 2016
te Winterswijk en/of te Enschede en/of te Amsterdam en/of te Apeldoorn en/of te Gronau (Bondsrepubliek Duitsland) en/of te Bocholt (Bondsrepubliek Duitsland) en/of (elders)in Nederland en
/of (elders)in de Bondsrepubliek Duitsland,
van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte:
-
(telkens
)van een of meer geldbedrag
(en
)de werkelijke aard en herkomst, de verplaatsing verborgen en/of verhuld
, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op
die geldbedrag(en) waren/was en/of die geldbedrag(en) voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte
(telkens
)wist dat die geldbedrag
(en
)-middellijk of onmiddellijk- afkomstig waren
/wasuit enig misdrijf
(AMB-131, pagina's 959 tot en met 1045); en
/of
- een of meer geldbedrag
(en
)verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of
omgezet en/of gebruikt, terwijl hij, verdachte
(telkens
)wist dat die geldbedrag
(en
)
- middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren
/wasuit enig misdrijf
(AMB-131, pagina's 959 tot en met 1045).
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 225, 326a, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
feit 3
het misdrijf:
valsheid in geschrift;
en
het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf:
gewoontewitwassen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van één jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om aan verdachte een straf op te leggen conform de vordering van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren meermalen schuldig gemaakt aan allerhande fraude. Verdachte heeft samen met anderen flessentrekkerij gepleegd door grote hoeveelheden brandstof te tanken en te verkopen zonder de brandstofleveranciers te betalen. Verdachte maakte gebruik van tankpassen op naam van een rechtspersoon om zijn betrokkenheid te verbergen, waarbij tevens een overeenkomst betreffende de leiding van deze rechtspersoon valselijk is opgemaakt. Vervolgens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan (het medeplegen van) valsheid in geschrift, waarna de vals opgemaakte documenten door voornamelijk katvangers zijn gebruikt bij kredietaanvragen. De katvangers hebben een deel van de kredieten afgedragen aan verdachte, terwijl de kredieten niet werden terugbetaald en de schade voor rekening van de bank en deze katvangers kwam. Ook heeft verdachte geldbedragen witgewassen. Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen zoals dat gebruikelijk is in het economisch verkeer en hij liet zich enkel leiden door zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 30 november 2023. Hieruit blijkt dat verdachte sinds het plegen van de feiten niet opnieuw in aanraking is gekomen met politie en justitie voor soortgelijke feiten.
Redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM fors is overschreden. Op 1 februari 2017 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. Verdachte kon daaraan vanaf dat moment in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 1 februari 2017 de redelijke termijn is aangevangen waarbinnen verdachte dient te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De datum van dit vonnis is 11 juli 2024; dat betekent dat de redelijke termijn met ruim vijf jaar is overschreden. Deze termijnoverschrijding komt voor rekening van het Openbaar Ministerie, nu niet is gesteld of gebleken dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die overschrijding van de redelijke termijn kunnen rechtvaardigen.
Strafmodaliteit en strafmaat
Hoewel de ernst van het bewezen verklaarde op zichzelf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, ziet de rechtbank na het afwegen van alle belangen, mede gelet op de overschrijding van de redelijke termijn en op de (buitengerechtelijke) afdoening van de strafzaken tegen medeverdachten, aanleiding om conform het afdoeningsvoorstel een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegende, acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf van 240 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van een jaar, passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de inbeslaggenomen computer verbeurd moet worden verklaard.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen over de inbeslaggenomen computer.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen computer moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met betrekking tot welke de feiten zijn begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 57 en 63 Sr.

9. De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift;
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van een gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren;
feit 3, het misdrijf:
valsheid in geschrift;
en
het misdrijf:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 4, het misdrijf:
gewoontewitwassen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste zestig dagen doorgebracht in verzekering of voorlopige hechtenis, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het beslag genomen voorwerp, te weten de computer (MacBook Air) met nummer F.01.03.001.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Berlo, voorzitter, mr. J.H.W.R. OrriënsSchipper en mr. M.S. de Waard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2024.
Buiten staat
Mr. De Waard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) van 12 april 2018 met nummer 56756. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.