ECLI:NL:RBOVE:2024:362

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10511113 CV EXPL 23-1816
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens vermeende tekortkoming in de uitvoering van een overeenkomst tot het plaatsen van kozijnen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 januari 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde. Eiser vorderde een schadevergoeding van gedaagde wegens vermeende tekortkomingen in de uitvoering van een overeenkomst voor het leveren en monteren van een kozijn met openslaande deuren. De overeenkomst was op 26 november 2021 gesloten en de werkzaamheden werden op 1 en 2 april 2022 uitgevoerd. Eiser betaalde het afgesproken bedrag van € 2.800,- contant aan gedaagde na de plaatsing van het kozijn.

Eiser stelde dat de deuren verkeerd waren geplaatst, omdat deze naar binnen openden in plaats van naar buiten, zoals overeengekomen. Gedaagde betwistte deze claim en stelde dat de deuren correct waren geplaatst volgens de afspraken. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de communicatie tussen partijen en de aanwezigheid van eiser tijdens de plaatsing.

De rechtbank oordeelde dat eiser niet tijdig had geklaagd over de wijze van plaatsing en dat zij het volledige bedrag had betaald zonder enige voorbehoud. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat gedaagde had geleverd wat was overeengekomen. De vordering van eiser werd afgewezen, en de kosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke schriftelijke afspraken in overeenkomsten en de gevolgen van het niet tijdig maken van klachten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Enschede
Zaaknummer : 10511113 CV EXPL 23-1816
Vonnis van 16 januari 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1]
eisende partij, hierna te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. T.R. Kloezen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] (Duitsland)
gedaagde partij, hierna te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. R. Kaya

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 september 2023
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling na antwoord d.d. 11 december 2023
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser] en [gedaagde] hebben op 26 november 2021 een overeenkomst gesloten inhoudende het leveren en monteren van een kozijn met zijlichten en openslaande deuren inclusief ruiten in de woning van [eiser]. De overeenkomst is bij WhatsApp door [eiser] als volgt bevestigd:
“(…)
Glas HR++
Beslag zilver/metallic
Binnen/buiten afsluitbaar
Kleur 9001
Details staan in de tekening. Zie deze app.
Afgesproken prijs 2800, = zonder bon maar met garantie
Geen aanbetaling maar contant af te rekenen bij de plaatsing.
Plaatsing zal plaatsvinden in de maand feb 2022, exacte dagen zal nog worden afgestemd.”
2.2
Op 1 april 2022 levert [gedaagde] het kozijn inclusief deuren af bij [eiser]. Op 2 april 2022 monteert [gedaagde] het kozijn en plaatst hij de deuren. Op 2 april 2022 betaalt [eiser] het afgesproken bedrag van € 2.800,- aan [gedaagde].
2.3
Op 4 mei 2022 stuurt [eiser] aan [gedaagde] het navolgende bericht waarin zij onder meer stelt:
‘[gedaagde], openslaande deuren die naar binnen gaan, klopt dat wel?’
‘Kun je de deuren omdraaien dat ze naar buiten opengaan?’
[gedaagde] reageert op dezelfde dag met het volgende bericht:
‘Hallo junge Dame ne zu spät jammer’.
2.4.
Op 10 juni 2022 schrijft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] onder meer het navolgende:
[… .]
Juridisch kader
U bent zoals gezegd een overeenkomst aangegaan voor het plaatsen van tuindeuren die naar de tuin openslaan. Dit is zowel mondeling als in de bouwtekening bevestigd in oktober 2021. Er kon derhalve geen twijfel bestaan over de aard van de opdracht en over de uit te voeren werkzaamheden. Tot op heden bent u deze overeenkomst niet nagekomen, zulks zou wel moeten. Namens client stel ik u daarom formeel in gebreke en geeft ik u nog eenmalig de gelegenheid om de tuindeuren conform de overeenkomst te plaatsen.
Sommatie
Ik verzoek, en zo nodig sommeer ik u om mij binnen 5 dagen na heden schriftelijk te bevestigen dat u de overeenkomst met cliënte correct zal nakomen, inhoudende dat u binnen 14 dagen na heden de tuindeuren kosteloos zal plaatsen conform hetgeen u met cliënte bent overeengekomen bij gebreke waarvan u in elk geval in verzuim komt te verkeren [… .]
2.5.
Op 29 juli 2022 schrijft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] onder meer het navolgende:
[… .]
Cliënte heeft u meer dan voldoende kans geboden om tot herstel over te gaan. Nu u daaraan geen gehoor heeft gegeven, deel ik u hierbij mede dat cliënte geen nakoming meer verlangt, maar vervangende schadevergoeding zal vorderen zoals bedoeld in artikel 6:87 BW, vermeerderd met eventuele vervolgschade. [… .]
2.6.
Op 22 september 2022 schrijft de gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] onder meer het navolgende:
[… .]
Inmiddels is de hoogte van de vervangende schadevergoeding bekend. Cliënte heeft een drietal offertes opgevraagd om het kozijn te vervangen en deuren op correcte wijze te plaatsen:
[… .]
Lima Kunststofkozijnen € 5.826,15 inclusief btw
Het volledig vervangen van het kozijn met nieuwe deuren is noodzakelijk [… .]
Ik verzoek, en zo nodig sommeer ik u om binnen 14 dagen na heden de geleden schade aan cliënte te vergoeden en derhalve zorg te dragen voor de betaling ad € 5.826,15 [… .]
Indien het bedrag niet binnen de hiervoor gestelde termijn door cliënte is ontvangen, dan wordt de vordering verhoogd met een bedrag ad € 666,31 aan buitengerechtelijke kosten
[… .]
2.7.
Op 2 december 2022 reageert de gemachtigde van [gedaagde] als volgt (productie 11):
“(…) Client ontkent stellig dat de geplaatste tuindeuren niet op de juiste wijze zijn geplaatst, althans dat deze niet zoals is overeengekomen zouden zijn geplaats. Uit niets van de onderliggende stukken, die u heeft gezonden, blijkt dat uw cliënte de deuren naar buiten, richting de tuin, heeft willen laten plaatsen. Sterker nog, uit de (Nederlands-Duitse) mailcorrespondentie blijkt dat uw cliënte juist de deuren naar binnen heeft willen laten open gaan. (…) Nergens in de berichtgeving maakt uw cliënte melding dat de deuren niet op de afgesproken wijze zouden zijn geplaatst. (…)

3.Geschil

Vordering
3.1.
[eiser] vordert -samengevat- dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt om aan haar te betalen een totaalbedrag van € 6.492,46, te weten een bedrag van € 5.826,15 aan vervangende schadevergoeding en een bedrag van € 666,31 aan buitengerechtelijke kosten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde]
in de kosten van de procedure. [eiser] legt aan haar vordering de hiervoor opgenomen feiten ten grondslag.
Verweer
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering van [eiser] en concludeert tot afwijzing daarvan. Hij voert daartoe aan dat het kozijn met binnendraaiende deuren op de tussen partijen overeengekomen wijze is geplaatst. Van enige (toerekenbare) tekortkoming van zijn zijde is dan ook geen sprake. [gedaagde] stelt dat [eiser] aan het einde van de werkzaamheden op 2 april 2022 de afgesproken prijs contant aan hem heeft voldaan. [gedaagde] stelt voorts dat [eiser] ten tijde van de plaatsing van het kozijn met deuren in de woning aanwezig was en dat zij met geen woord heeft gerept over het feit dat de naar binnendraaiende tuindeuren verkeerd geplaatst waren.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Aan de orde is of [gedaagde] de opdracht tot het plaatsen van tuindeuren juist heeft uitgevoerd en dus of het afgeleverde beantwoordt aan de overeenkomst of dat hij de kosten voor het opnieuw plaatsen van tuindeuren, nu met bon en door een gerenommeerd bedrijf, aan [eiser] is verschuldigd. [eiser] vordert immers betaling daarvan op grond van vervangende schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de vervangende schadevergoeding niet aan [eiser] is verschuldigd. Hieronder zal worden uitgelegd waarom niet.
4.3.
Volgens [eiser] zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] een kozijn met openslaande deuren zou leveren en plaatsen. [eiser] verwijst hiervoor naar het overleg op
17 september 2021 waar [eiser] meerdere foto’s van openslaande deuren aan [gedaagde] zou hebben laten zien. Volgens [eiser] zou zij daarbij ook nadrukkelijk mondeling hebben toegelicht dat zij de deuren op deze wijze geplaatst wilde hebben. Op 31 augustus 2022 heeft [eiser] ook een foto met een kozijn met naar buiten slaande deuren bericht. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] vervolgens een schets gemaakt en de maten opgenomen. Volgens [gedaagde] volgt juist uit de schets dat de deuren naar binnen moesten draaien en is dat ook wat partijen zijn overeengekomen. Niet valt uit de sluiten dat ook een taalbarrière hier parten speelt.
4.4.
Dat partijen uitdrukkelijk naar buiten slaande deuren zijn overeengekomen hebben partijen niet vooraf schriftelijk vastgelegd. Het moest een opdracht worden zonder bon met contante betaling waarbij het duidelijk vastleggen van de inhoud van de overeenkomst vaak achterwege blijft. Dat zijn keuzes die worden gemaakt, waar men in een procedure dan mee geconfronteerd wordt. Nu partijen over de deuren niets hebben vastgelegd moet de kantonrechter het doen met de overige feiten en omstandigheden om te komen tot de inhoud van de overeenkomst.
4.5.
Van belang is dan dat [eiser] aanwezig was op het moment van het plaatsen van de deuren. Van belang is ook dat zij toen niet de opmerking heeft gemaakt dat dit niet is wat is afgesproken. Zij heeft zonder voorbehoud na het plaatsen van de deuren ook het gehele overeengekomen bedrag contant aan [gedaagde] betaald. Dat is raar als helemaal niet is geplaatst wat is afgesproken. De manier van openen van de deuren is immers meteen duidelijk. Dat [eiser] wel direct geklaagd zou hebben, is de kantonrechter niet gebleken en wordt gelet op de app-correspondentie na het plaatsen van de deuren niet aannemelijk geacht. Na het plaatsen van de deuren appt zij [gedaagde] op 8 april 2022 de tekening door met daarbij het overeengekomen bedrag en vraagt dan, Klopt he? Voor de hand zou dan hebben gelegen dat zij daarbij ook [gedaagde] zou hebben gewezen op het feit dat dit niet is wat is afgesproken. Dat laat zij echter achterwege. Dat het werk nog zou moeten worden afgemaakt volgt ook uit de app-correspondentie niet. Ook in het app-bericht van 29 april 2022 laat zij dat alles achterwege. Pas op 4 mei 2022 appt zij [gedaagde] voor het eerst over de deuren:
Openslaande deuren die naar binnen opengaan. Klopt dat wel? Kun je de deuren omdraaien dat ze naar buiten opengaan?
4.6.
Als [eiser] eerder al hierover geklaagd zou hebben, waarom stelt zij dit dan vragend? [eiser] heeft hier ter zitting geen duidelijkheid over kunnen geven.
De kantonrechter is van oordeel dat uit deze feiten samen: het aanwezig zijn tijdens het plaatsen; het meteen zien hoe de deuren opengaan; het niet klagen over de deuren, maar het accepteren door het vervolgens zonder voorbehoud contant betalen van het gehele overeengekomen bedrag; het daarna in de appcorrespondentie tussen partijen niet vermelden dat het niet is wat is overeengekomen; het voor het eerst op 4 mei 2022 vragen of het klopt dat openslaande deuren naar binnen toe opengaan en of het kan worden omgedraaid, volgt dat [gedaagde] heeft geplaatst wat ook [eiser] ervan verwachtte en dat dit dus is wat is overeengekomen. Van wanprestatie is dan geen sprake. Een grond voor het betalen van vervangende schadevergoeding door [gedaagde] aan [eiser] is dan niet aanwezig.
De vordering wordt dan ook afgewezen.
4.7.
Nu ook [gedaagde] een overeenkomst zonder deugdelijke schriftelijke opdrachtbeschrijving en zonder bon heeft toegestaan, ziet de kantonrechter aanleiding de kosten te compenseren in zoverre dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Marsman, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2024.